Afschrift
Kroniek van het Sint-Elisabethsconvent
te Huissen (1667-1752 en 1782-1801) 

Ten geleide

Door de transcribenten van de Historische Kring Huessen is een volledig afschrift van de kroniek van het Sint-Elisabethsconvent te Huissen gemaakt. Daarmee is een karwei, waarmee al bijna anderhalve eeuw is geworsteld, nu tot een goed einde gebracht. Meermalen is getracht de kroniek in delen uit te geven, maar verder dan de eerste jaren kwamen zulke projecten niet. Nu is gekozen voor digitale publicatie. Wie alsnog een gedrukt exemplaar in zijn boekenkast wenst, kan daar zelf voor zorgen.
De afschrijvers hebben de tekst volledig in stand gehouden. Wel is de interpuctie en de indeling enigszins aangepast. Dat was met name in het laatste stuk nodig, omdat de schrijfster daar zelf niet aangeeft, waar een zin eindigt of begint. De kroniek heeft geen hoofdstukken, maar is ingedeeld op jaar. Waar zo'n jaartal ontbrak, is het tussen vierkante haken toegevoegd. Verder zijn door plaatsing van hoofdletters, punten en komma's zinnen en alinea's gemaakt. Met name in de tweede helft van de tekst was dit nodig, omdat de schrijfster zonder onderbreking gewoon doorging met haar verhaal en de lezer heel snel het spoor bijster zou zijn.
Zoals de eerste schrijfster opmerkt, is men met de kroniek begonnen in 1713. De ruim veertig jaar voordien werd uit het geheugen van oude zusters en uit bewaard gebleven documenten gereconstrueerd. Daardoor begint de kroniek al in 1670. In de jaren 1747 t/m 1781 is de kroniek niet bijgehouden, maar in 1782 heeft men getracht de jaren in te vullen. Dat leverde van 1748 t/m 1752 nog een bevredigend resultaat, maar de rest van de gereserveerde bladzijden bleef leeg. Van 1782 t/m 1801 is de kroniek weer goed bijgehouden. Het jaartal 1802 is geplaatst, maar daarna volgt geen tekst meer. In 1812 werd het klooster op last van Napoleon gesloten.
Wat te lezen is, is een mengsel van verhalen uit het convent zelf, een aantal godsdienstige zaken en een blik in het achttiende eeuwse Huissen. Als zodanig is het een belangrijke verhalende bron over Pruisisch Huissen.

Huissen, december 2014
De transcriptiegroep:
Rein van Berkel
Gradie van den Brink
Gonny van Dijk
Cia en Simon Groenen
Ine Hulzink
Ruud Schmidt
dr. Emile Smit


Afschrift

Kroniek van het Sint-Elisabethsconvent
te Huissen (1667-1752 en 1782-1801)
(Gelders Archief 0566-33)
H.K.H.-Documentatiecentrum VIIa6

2014

Eindredactie: dr. E. Smit

folio 1
Voor-Reden
Het is een oudt gebruijk en ook algemeyn, dat men in de Heijlige Orders, in kloosters en geestelijke vergaderinge aentekeninge houd van alle besondere geschiedenisse en saeken, die daer zijn voorgevallen, op dat de nasaeten daer kennisse van zoude hebben, wat er in de voorige tijden al voorgevallen is; hoedanigh God nu en dan eenige geestelijke vergaderinge al besoght heeft, als mede op dat het zoude dienen tot onderreghtinge van onse nasaeten. En of onse mede susters van ons Convent van Sint Elisabeth binnen Huyssen dusdanige aenteykeninge in de oude tijden gedaen hebben en ofse door langheijd van tijde zijn vergaen, dat is ons onbekent, omdat wij geene ordentelijke aentekeninge daer van vinden. Nochtans op dat onse mede susters, die na ons zullen volgen, te minste eenige kennisse zoude hebben van het geene in onse tijd en omtrent onsen tijd is voorgevallen, so hebben wij door aenradinge van onse Eerw. Pater Petrus van Beest, daer van een begin gemaekt int jaer 1713, wanneer nog verscheijde oude Susters int leven waeren, en zullen alle jaer voortaen aentykenen watter besonder voorgevallen is, en wij bidden onse mede susters, die na ons zullen leven, van te gelieven het selve alle jaer te vervolgen.
folio 2
Anno 1667 als doen was de Eerw. Pater Joannes Swennius, mater Sr Anna Maria Hontschets, ondermater Sr Mechtelt Huyberts, procuraterse Sr Anna Elisabet Bos. De Heer Joannes Swennius is tot pater van ons Convent geworden in ‘t (jaar) 1637. Sijn Eerw. hadde eenige tijd, eer dat hier pater wiert, als pastoor bedient de Oude Tonge, int eijland Over Flackeè, op de uyterste grensen van Holland bij Zeeland. En in die benaude tijd is Sijn Eerw. aldaer om Sijne bedieninge gevangen geweest en van daer na de kerker in den Haege gevoert, en door sententie uytgebannen.
Den Eerw. Heer Swennius alhier zijnde Pater geweest, heeft het Convent in ’t geestelijk en tijdelijk zeer gevordert. Bij sijn tijd is de School opgerecht, alsoo die met sijne vrinden eerst is begonnen. De school was binnen, te weeten daar nu het Sieken-huys is, de slaapkamer dat nu den Appelkamer is.
Sr Anna Maria Hontschets wanneer die in’t klooster is gekomen, heeft met haar inkompste het selve veel gebeneficeert, wesende bestorven dochter, heeft haar capitaal als meubelen mede gebraght, en daer is ook bij geconditioneert, dat haar nicht Sr Elisabeth Bouwmeester daer op soude ingenomen worden. Sij is in ’t jaar 1636 tot Mater verkoren, dat geschiet is bij het leven van Mater Sophia van Doornick, die door haare hooge jaaren niet meer bequaam was om te regeeren, want was verkinst. Soo dat die mater meutie bleef en stierf Ao 1649. En Sr Anna Maria Hontschets stierf Ao 1671. Sr Mechteld Huyberts stierf ook
folio 3
Ao 1671 en doen wiert Sr Aleyda Maria Rombius tot Onder-Mater geset.
Sr Anna Elisabeth Bos, procuratersse, was weduwe en quam met haar dochter en meijt in’t klooster. De meijt niet tot laste van Sr Anna Elisabeth Bos, want die bracht een capitaal van 1500 guldens; de moeder en dochter haar goederen die sij hadde. De dochter wiert beslooten, en d’anderen twee onbeslooten. Sij had een halven suster die Peetie Digna genaampt was. Die was kloptie en quam ook in’t klooster wonen, die dat gemack, dat nu het nayhuys als ook de provisie kamer heeft laten maken, maar is daar na in de stadt gaan wonen en daer gestorven.
Sr Anna Elisabet Bos wesende procuratersse en onbeslooten met nogh een ongewielde trocken tweemael s’jaers naar Hollant, soo om de provisie van ’t klooster te kopen als om de school te recommandeere, want brachten ordinaris eenige schooljuffertjes mede, vermits daer doen een Franse School begonnen is, doen Sibilla Stichters, te weten daer na genaampt Sr Maria Magdalena Stichters hier uyt de school van Cuylenburgh quam wonen. Die eer sij het klooster habijt kreegh, hier voor Franse meestersse in de school was 4 jaaren en om dat sij haer soght te vervorderen in de Franse taal als andere oeffeninge, die dienstigh tot de school waare, is doen op de school aengenomen, die sij trouwelijk 40 jaaren heeft bedient.
Omtrent het jaer 1660 hebben de oversten, te weten pater Swennius en Sr Anna Maria Hontschets een huys aengekoght daar N. Bennier in heeft gewoont, en hebben daer de school doen van gemaekt, en de eetsael met de
folio 4
slaapkamer daarboven doen nieuw aengetimmert.
Door overleeveringe van d’oude susters heeft eens een heele swaare pest-tijd geweest, soo dat seer veel susters daar aen gestorven waren, soo dat d’Eerw. Oversten in dien tijt belooft hebben den dagh van Sint Antonius Abt te vieren met singen der getijden, en de Vigilie van te voren vasten. Sij seggen, dat sij in waarheijt gesien soude hebben een rondedans van 13 susters wel, die op den dormpter soude gedanst hebben, en dat die susters altemaal, die aen den dans vast waren, ook van de pest zijn gestorven. Een ongewielde suster die in’t bouwhuys was, en des nachts gebacken en gearbeijt hebbende, heeft een boteram willen hebben, seggende,”hebben d’oversten het belooft, die hebben soo niet moeten arbeijden als ik. Ik heb het niet belooft”. Sij dan een boteram hebbende en daer in bijtende, is soo na het bouwhuys gegaan, en soo kreegh sij een pest-blaar op de hand. Dit haar een inkeer gevende, liet de boteram daar en gingh na d’ Eerw. Pater, waar sij bieghte en haar schult bekende. En is voort mirakleuselijck daer van geneesen. Deese Suster heeft nogh geleeft in’t jaer 1681.
In’t jaer 1669 is Sr Anna Elisabeth van Herten tot hulp van d’andere procuratersse aengestelt.
In dat selfde jaer wiert d’ Eerw. pater Swennius wat siekelijck, soo dat een assistent van noode had, waertoe Joannes Vosch hier quam. Ondertussen
folio 5
kreegh Pater Swennius het vuur aen het been, daar hij meede na Oorschot trock om te meesteren. Edoch stierf int jaer 1670, nadat hij het klooster 33 jaaren loffelijck, soo na het geestelijck, als tijdelijck wel geregeert had. En heeft aen ’t Convent tot een testament 200 gulde nagelaten, gelijk in het Memorie-Boeck aengeteykent staat.
Patershuys wiert als doen nogh van gewielde Susters bedient en daer was een deur in de Rol naast het kleijne tralisie, daar men door na patershuys gingh. Soo dat sommige susters somwijlen met consent van de mater daar gingen, soo om te bieghten als de Pater in sijn sieckte aan te spreeken en behulpsaam te zijn. Ook wiert het lijck na sijn doot in de Rol gesedt, en daar bewaackt van de Susters. En is begraaven in onse kerk voor den Hoogen autaar.
1670
Int jaer 1670 is in patershuys een van de solders tot de bisschopskamer gemaakt. En daar na zijn de andere bovenkamers, als bibliotheeq en andere in ordre gemaakt.
Dit jaer 1670 na de doot van pater Swennius is Heer Joannes Vosch door goet vinden van Sijn Hooghen Heer Joannes Neercassel, Bisschop van Castorien, tot pater gestelt. Die doen door tijdelijke insighten en tot profijt van ’t klooster Sr. Hadewigh Helena van Vanevelt, die het jaer 1669 tot Novitie aengenomen was, en de vrinden met het convent in alles wel geaccordeert
folio 6
waren, weder heeft uytgesonden, omdat dese novitie een suster had die, tot Antwerpen annuntiaat zijnde, in haar novitiaat gestorven was. De pater, denckende daar door noch voor ’t klooster te profiteeren, dit perykel hasardeerende, dat God lof noch ten besten is uytgevallen. De Novitie wiert door de procuratersse tot Amersfoort gebracht bij de vrinden van Pater Vosch, daar sij alleen 14 dagen bleef. Ondertussen soo quam haar suster Juffr. van Vanevelt en haar meuy Juffr. van de Pol van Antwerpen, die door vreemde hoorde dat haar suster de novitie daar te Amersfoort was. Die seer lamenteerde, dat haarlieden geen kennis van ’t een of ander was gegeeven. Die vrinden wilde de novitie met haar na huys neemen, dogh de novitie – door God versterkt zijnde, want niemant van ’t klooster was bij haer – weijgerende het selve en bleef nogh daar. Na eenige
dagen quamen de voorschreeven juffers weder en volgens raat van goede vrinden hebben sij de novitie na Utrecht genomen, daer Pater Vosch was. De vrinden hebben sijn Hooghw.de Heer Neercassel daer over gesprooken, die ook seer verwondert was over dit beleijt van de pater. Eijndelijk zijn de vrinden geaccordeert dat sij noch boven het eerste accoort soude geven 15 hondert guldens, en dat Sr. Vanevelt s’jaers 50 gulde tot een speelpenningh soude hebben, die sij 6 jaare, tot dat haar suster is komen te sterven, heeft getrocken. Nu dit alles weder in der minne met de vrinden afgedaan zijnde, soo is de professie op den selfde dagh, als het jaer uyt was van haer Novitiaat, voort
folio 7
gegaan, niet tegenstaande sij wel een maant om die voorschreeven saak buyten het klooster was. De vrinden des middaghs op de bruyloft zijnde, soo eijste de pater d’ onkosten van dat de novitie uyt het klooster was geweest te weeten 6 ducatons. Door deese onredelijkheijt de vrinden seer moeilijk zijnde, stonden van tafel op en zijn soo wegh gegaan, dat een groote vervreemptheijt veroorsaekte in de gemoederen van de vrinden. De pater was van opinie d’andere novitie, Sr. Teresia Ouderkerk ook soo eens uyt te senden, maer die weijgerde het selve, soo dat die in ’t klooster bleef.
1671
In ’t jaer 1671 heeft d’Eerw. pater Vosch met de procuratersse Sr. Anna Elisabeth van Herten, het conventsland ten halve laten bouwen en verkoften wagens, karren, ploegen, paarden etc. tot groote schaade van ’t convent. Sagen daar na naa wel haar misslagh, dat sij sonder de bouwerije niet kosten bestaan, want hebben alles weder ten duursten moeten koopen.
Den 21 december 1671 is overleede d’ Eerw. mater Sr. Anna Maria Hontschets, die het convent loffelijk geregeert heeft 35 jaaren en des anderen daaghs is tot Eerw. mater aengestelt Sr. Jeronima Catharina van Herten door Pater Vosch, die alleen wesende in de tralie de stemmen van de susters heeft afgevraaght en doen voort op de plaats van de mater gestelt.
Int jaer 1670 en 1671 heeft het convent aengenomen den bomgaert van vrouw van Hees, en een mergen lant van vrouw Barens. En den hof van den ritmeester Holten naast onse school.
folio 8
1672
In’t Hooghtijt van Pinxteren waeren die van ’t convent in groote benauwtheijt in ’t afkomen van de Franse. Wanneer de pater aen de susters afvraaghde, of daer imandt wilde naar sijn vrinden gaan tot bewaarnisse van haer persoon als tot ontlastingh van ’t convent, want daer een samoureus door Sijn Excell. den Drost van Lotthum wiert gepresenteert. Maer de Susters dit eenpaarlijk bedanckte en hadde liever in armoede met malkanderen en in liefde soet en suur in haar klooster met een te leven, als gescheijden te sijn, hoewel sij al veel swarigheijt, kommer en armoede, en groote vrees hebben uytgestaan. De spraak was, dat de Franse quamen en de selve noch niet vernemende ordonneerde de procuratersse Sr. A.E. van Herten dat den bouwmeester met nogh een kneght de beesten na den karbrugh soude brengen. Onderweegen quamen de Franse, die alle de beesten namen en de kleederen van onse kneghts en kreegen veel slagen toe, quamen met d’onderkleederen weer int bouwhuys.
Ao 1672 Op H. Drivuldigheijts dagh waren die van ’t convent in groote benauwtheijt; des morgens te 4 uuren dee d’Eerw. pater een schoone vermaningh, dat de Susters haar moeste bereijden om te sterven of wat swarigheijt haar mocht overkomen. Als doen wiert haar de H. Communie gebraght, en bleeven dien dag altemaal op het choor tot s’avonds, wanneer sij na den reventer gingen om wat te eeten. D’Eerw. pater Vosch na dat hij de misse gedaan had, vertrock voort na Uytrecht, dat noch de
folio 9
vrees en benauwtheijt van de Susters deede vermeerderen, om dat doen in dien tijt niemant en hadde daar raat meede kosten neemen. Gelijck men wel dencken kan wat droefheijt en benauwtheijt dit was, te meer om dat de vrees was dat het steetje in brandt soude gestooken worden, om dat de Staaten hier in en om waren, en wierden doen gecommandeert om de Franse aen het Berghs-hooft te keeren. Die haar overrompelde, en de Staate de vlught neemende wilde weder in de stadt. Die van binnen hielen de poorten geslooten, soodat tot geluk van de stad, en van ons klooster de Franse haar soo dicht achtervolghde, dat sij geen tijd hadde de stad, volgens haar voorneemen, in brand te steeken.
In ’t jaer 1672 is een suster gestorven, die naar wijnigh dagen haar verscheen bij een andere suster, die iets tot nadeel bij haer selve geoordeelt had, als ook aen andere verhaalt, dat de overleede, soo sij oordeelde, iets in haar gebruyk gehad soude hebben sonder consent. Soo is dan d’ overleede gekomen en haar gevraaght, waarom sij sulkx geseijt had, alsoo sij sonder consent van de pater niet gehad heeft. De suster antwoorde, “Gaat na de pater, want ik heb met u niet te doen”. D’overleede seijde: “Daar heb ik al geweest”. Pater dan dien selven dagh bij de suster komende, soo vraaghde sij: “Pater heeft Suster N. van de nacht bij U geweest?” Waar op Sijn Eerw. Antwoorde: “waarom vraaght gij dat?” Sij seijde: “Sij heeft bij mijn geweest en ik seijde dat sij bij U Eerw. soude gaan en antwoorde mijn, daar heb ik al bij geweest”. De Pater seijde: “Ja, sij heeft bij mij geweest en heeft soo doende geweest, al of sij d’onderlage uyt het bedt wilde halen, maar gij hebt quaalijk gedaan dat gij aen anderen haar beschuldight hebt, daar sij consent van mijn had.” Nu na wijnigh dagen heeft sij haer weder verscheenen
folio 10
en seijde doen, dat sij een kindt des eeuwige levens was, en is doen soo verdweenen. De suster aan wien dit geschiet is, seijde het in waarheijt soo geschiet te zijn.
In vorige tijden het klooster van Eymeren, dat geleegen is tussen Elst en Valburg, en gedestrueert wiert omtrent ’t jaer 1588, soo zijn volgens d’oude brieven hier in ons convent gekomen 13 susters, die van ons Convent in alles zijn onderhouden. Ja, ook nogh d’oude susters die noch anno 1602 in possessye van haar goet waaren gebleeven. En doen niet meer hebbende zijn ook van ons klooster alle nogh onderhouden tot dato 1628, waarvoor ons convent noijt its heeft voor genoten, soodat onse Eerw. pater Vosch pretentie maakte op het goet. Dierhalve heeft een wagen met eenige susters, soo gewielde als ongewielde, daer na toe gesonden, om possessie te neemen van dat goet, en hebbe de landerije ook verpaght, wel over de twee hondert mergen, soo wijland als bouwlandt. Ons convent heeft ongeveer de goederen van Eymeren 2 á 3 jaar onder sigh gehad, en doen is door den Amptman van Overbetuwe alles afgeeijst, en daar en boven in groote boeten geslaagen. Die het Convent ook soude hebbe moeten voldoen, ten waare door groot tussen spreeken van Hooghwde Heer Bisschop van Castorien, die seijde dat de pater alles op sijn authoriteijt gedaan had sonder weten en kennis of goetvinden van de susters. Waar door sij van die boeten door den Amptman van Overbetuwe ontslaagen zijn in’t jaar 1679. De boeten was omtrent duysent rijxdaalders.
folio 11
In ’t jaer 1672 hebben de Eerw. pater, en d’ Eerw. mater geoordeelt dienstigh te zijn dat de suster geen witte keel nogh witte jacken meer soude dragen, maer met haar grauw habijt altoos te koor komen. Ook dat de selve, als daar een teeken gegeeven wort om te choor of na den reventer te gaan, de sustere in den trans soude vergaderen en na het choor gaande Veni Creator Sancte Spiritus soude leesen, en gaande na den reventer de Miserere als ook afkomende lesende de Miserere en de Profundis. Meede dat de Susters niet twee en twee, maer in ’t gemeen soude haar goet wasschen en smeeren.
In dit selfde jaar 1672 zijn ook al d’ijgendomme en spaarpottjes afgekomen, die een ider tot die tijd met consent van d’overste had, hoewel de mater die voor ider in’t bewaar had. Als ook dat sij van de portie niet meer soude spaaren en geen boter, kaas, oly, zeep en ziroop etc. meer voor sigh souden halen, gelijk sij pleghten alle weeken tot haar behoef te gebruyken, maer dat alles in ’t
gemeen soude zijn daerom wiert doen geordonneert dat daar alle dagen een schottel met boter gestooken wiert, daar ider sticktje van kost krijgen.
In dit selfde jaar stierf Sr. Maria Aleyda Rombius, en suster Johanna Clara ter Heerenhaef wiert doen weder tot ondermater gestelt.
folio 12
1673
Int jaer 1673 is Sr. A.E. van Herten, procuratersse, met Sr. Maria Magdalena Stichters, omdat die Frans kost spreeken, na Nimwegen gereden, om dat Nimwegen doen aen den koninck van Vranckrijck hoorde. Hebben daar versocht om bevrijdt te zijn van alle contributie en ongelden, soo voor de beesten, fouragie etc. Dat sij ook van den Intendant verkreegen hebben.
Dit selfde jaer 1673 is de procuratersse Sr. A.E. Bos en Sr. Maria Magdalena Stichters na Uytrecht geweest om haar noot van ’t klooster te kennen te geven aen Sijn Hooghwde Heer. Deese Susters hebben op ordre van Pater Vosch haar swarte wiel in een witte voor die tijd verandert. Maar in plaats van hulp en troost kreegen scherpen berispinge en vermaninge, want Sijn Hooghwde seijde: “Soo langh gij noch kerkegoet en silver hebt, soo verkoopt dat en blijft in U klooster” etc.
folio 13
1674
In dit jaar 1674 is Sr. Anna Elisabeth Bos met Sr. A.E. van Herten te samen naar Holland geweest, soo om de school te recommandeeren als nieuwe pensionaire weederom te vergaderen, want de school in de franse tijt geheel geruineert was. Had doen maer drie kinderen in de school, want het klooster doen geheel desolaet was, door de Franse al haar beesten, koren etc afgenomen, de landerije bedorven. Soo dat genootsaeckt waren om naer Holland te gaen, soo dat de school in ’t kort doen merkelijk weder toe nam. De schaaden die het klooster in de Franse tijd hebbe gehad, is wel berekent op de vijfduysent guldens.
In dit jaar heeft het convent aengenomen het lant van Steven van Eymeren groot 2,5 merghen, gelegen op den Hoogewoert. Dese Steven van Eymeren was het convent schuldigh van een capitaal, als verscheene rente en alle onkosten daar op geloopen, te samen omtrent 400 gulden.
In dit jaar heeft het convent aengenomen 2 merge lants op Berge gelegen met Wynanda van Issem (nu Sr. Rosalia) die tot religieuse is aengenomen, alsmede den hof aghter de school, aen Jan van Panders schuur gelegen. In dit land had het Convent staan 300 guldens en het wiert gewaerdeert op een duysent 300 guldens.
In dit jaar 1674 is onse klock in het torentje van onse kerk geborsten, en in dat selfde jaar hier in onse stad vergoten en is door den Eerw. Pater Vosch gedoopt. Mevrouwe Glauwe, wonende tot Swol, en de principaalste van de Stad Huyssen, waren peters en meters. De naam
folio 14
van de klock was na Sint Fransiscus, St. Elisabeth, St. Jan, etc. en is in ons torentje gehangen den 7 juni 1674. De voorgaende klock was geborsten door het hart en onvoorsightigh luyden der susteren. Het gieten van de klock was 60 gulden.
In dit jaar 1674 was Juffr. Catharina Verheyden, dochter van den Amptman van Millingen, hier novitie wesende, ook met het wel veraccordeert zijnde en in het laatst van haar novitiaat voleynt was, heeft sij haar beloften en professie gedaan in de tralie voor de Eerw. Pater. Doen wiert sij door de schoolmeijdt t’huys gebracht, ook om haar erfdeel neffens haar andere susters en broeder te halen. Dese novitie dan, alles aan haar susters en broeder voorgehouden hebbende en soo het scheijnt selfs meer geneege was om in een strenger order te gaan, heeft den selfden dagh de meijt wederom na het klooster terugh gesonden. Na eenige weeken is pater Vosch met sijn karretje, dat hij voor deese van den amptman vereert had gekregen, na Kevelaar gereeden, en daar vandaan komende, wiert hij met kar en paart gearresteert tot een affront. Naar hooge woorden is de pater weer losgelaten en het paart naar eenige tijd weder aan ’t klooster gesonden, maar het karretje weder aen haar gehouden. Naar verloop van wijnigh tijt is dese Suster Catharina Verheyden Capucynersse tot Bon in ’t klooster geworden.
folio 15
1675
Den 25 Januarus 1675 is suster Hieronima Catharina van Herten eenpaarlijck van al de susters tot mater verkoren, na dat sij drie jaaren het office bedient had. Deese verkiesingh geschiede in de presentie van Sijn Hooghwde heer Bisschop van Castorien en sijn cappelaen Heer Van den Bosch, als ook van de Heer Pastoor Jacobus Hellingh.
In dit selfde jaar is door Sijn Hooghwde Heer ook goet gevonden en geordonneert dat het Musieck soude verandert worden in ’t Gregoriaans.
In dit selfde jaar 1675 is Sijn Hooghwde Heer Johannes Neercassel Bisschop van Castorien en Vicarius Apostolicus in patershuys komen wonen, met sijn cappelaen Heer Petrus van den Bosch. Op dien tijt quam ook Heer Petrus Codde, en de neef van Sijn Hooghw. Heer Joannes Neercassel. Korts daaraen quam Heer Nicolaus van den Poort, Heer Stalpert. Sijn Hooghwde verteerde drie hondert guldens en d’andere Heeren ider twee hondert guldens en de kneght van Sijn Hooghwde 150 guldens. Maar Sijn Hooghwde Heer en d’andere hadde haar eijgen wijn. Door dien Sijn Hooghwde hier woonde , begost ons klooster en de school seer te floreeren door de recommandatie van Sijn Hooghw. Heer.
Den 29 september 1675 heeft Sijn Hooghwde Heer op het versoek van d’Eerw. mater Jeronima van Herten en de raatsusters, die voor de Gemeynte spraaken, het klooster
folio 16
beslooten, soodat daar geen menschen, die van buyten quamen, het meer soude besien of te binnen komen, gelijk sij voor dese anders gedaan hadde. Wiert toegestaen, dat d’arbeijders en aen andere, die nootsakelijck daer moste weesen, door een suster daar soude gebracht werden gelijk vorder in de brief met het signet van Sijn Hooghwde te zien is.
Dit selfde jaar zijn die bovenkamers tot dienst van die heeren, die hier haar kost koghte, in ordre gebracht. En doen heeft heer Van den Bosch sijn kamertje laten boven met nieuwe plancken bekleeden en onder een nieuwe vloer laten leggen en selfs betaalt.
Den 4 November 1675 heeft het convent in erffpacht aengenomen de binnenwal met de muur voor 50 achtereenvolgende jaaren voor de somme van 50 guldens Hollants, om te betaelen aen den tijdelijke burgermeester. Deese 50 jaaren erffpacht is gestelt, doen de buytenwal gekoft is, op de Schaapsdrift, en het wijde van de Breedstraet, waar voor vergunt is dat die van ’t Convent haar Schaape mogen drijven op al haar landerije. Waervoor gegeeven wort nu deese 50 gulden aen den predikant. Die van ’t convent moeten wel in acht neemen, als wanneer deese jaaren verscheenen sullen weesen anno 1725, indien sij de Schaapsdrift willen behouden, in tijts met de heeren magistraat weder een nieuw accoort sullen moeten maken.
folio 17
[1676]
Int jaar 1676 is de lange kamer in patershuys met nieuwe plancken geleijt. En doen is het spreekhuys van boven tot beneede getimmert, dat omtrent duysent guldens gekost heeft. Het was van te voren maar een galderij, aen d’eene kant overdeckt, die van de deur van de straat tot aen de deur van het slot quam.
In dit selfde jaar is de muur gemetselt aen den boomgaert, daar de roode poort in staat, om na het bouwhuys te gaan.
Den 17 Augustus 1676 is vertrocken d’Eerw. pater Joannes Vosch om voor sijn selfs godvruchtig te leeven, eerst na Uytrecht gaende en naar eenige tijd treckende naar Italien te Genua. Is daar Carthuyser geworden, en daar volstandigh in gebleeven tot sijn doot. Naar het vertreck van d’Eerw pater Vosch heeft Sijn Hooghwde Heer Bisschop van Castorien, wenschende het convent goet te doen en haar lasten te verminderen, geordonneert dat de godsdienst en H. sacramenten aen de religieuse soude bedient worden door de Eerwaerdige heeren huysgenooten sijne priesters sonder eenige tijdelijke profijt. Als doen heeft heer Petrus Codde de biecht van de susters gehoort tot sijn vertrek toe. Dat geweest is int jaer 1679, wanneer heer Theodorus Stalpert dat waargenomen heeft en somwijlen heer van Heussen.
Den 20 Augustus 1676 heeft het convent aengenomen den hof van vrouw Van Hees zaliger achter het school
folio 18
voor 275 gulden.
In dit jaar 1676 heeft Sijn Hooghwde Heer Neercassel geordonneert, als dat de susters in haar professiebrief ook de belofte van gehoorsaemheijt aen Sijn Hooghwaerde heer den Bisschop soude doen, want voor deese wiert d’Eerw. pater en d’Eerw. mater maar benoempt, en dit continueert zedert dien tijt.
1678
Int jaer 1678 is Sijn Doorluchtigheijt den Heer Aloysius Bevilacqua, Patriarch van Alexandrien, extraordinaris nuncius van Sijn Heijligheijt, zijnde onder de Pausen Clemens den 9 en Clemens den 10 Gouverneur van Romen geweest en van den Paus Innocentius den elfde gesonden tot Nimwegen als mediateur tot de handelinge van de vreede in die stad. Den selfde nuncius quam alhier om Sijn Hooghw. Heer Bis-
folio 19
schop van Castorien, die hier woonachtigh was, besoeken op het feest van H. Sacramentsdagh. En wiert na den middagh door Sijn Hooghw. Heer met een groote statie en eerbiedigheijt voor den hooge autaar gebracht, alswaar was gespreijt een schoone tapijt met een paars fruweele kussen, daer den Doorluchtighste Patriarch op knielde en, naar wijnigh tijts gebeeden hebbende, is door Sijn Hooghw. Heer de remonstrantie aen Sijn Doorluchtigheijt gegeeven, die met de selve op de pauselijke maniere makende drie kruysen de benedictie aen onse religieusen heeft gegeeven. Was vergeselschapt met twee van sijne geestelijke broeders, die graave waren, en veel treijn van pagies etc. Des smorgens hadde de susters voor die twee graaven de flambleauwe verciert, die sij in de processie droegen. Voor het vertrek van die heere van Nimweegen zijn de twee graaven noch eens weder hier gekomen om d’Eerw. mater te bedancken voor alle de beleeftheeden die sij hier genoten hadden. Het convent heeft die heeren graaven hier bij Sijn Hooghw. Heer gespijst en tot danckbaarheijt belooft ons aen Sijn Heijligheijt te recommandeeren.
In dit selfde jaer heeft Sijn Hoogw. Heer Neercassel goet gevonden, dat tussen de choorsusters en d’onbesloote susters onderscheijt soude weesen. Waerom vier van d’ onbesloote doen gewielt wierden, en 4 dito bleeven ongewielt. Maer moste als doen de jonghste plaats hebben, soo op het choor als reventer, dogh behielden haar stem in de verkiesinge der oversten als anders, ook haer gewonelijk habijt. Maer wanneer imant weder tot werksuster aengenomen soude worden, die soude dan een andere coleur van habijt hebben, en geen stem in saake rakende het convent. En dat die op d’ordonnantie van d’overste altijt tot dienst
folio 20
van t’convent uytgesonden mochten worden, tot welken eijnde Sijn Hooghw. Heer een besondere regel voor de werksusters heeft geordonneert. De eerste van die conversinne zijn aengenomen int jaar 1681.
1679
Int jaar 1679 is door eenige reeden door Sijn Hooghw. Heer goet gevonden, dat Sr. Ter Heerenhaaff van ’t officie van ondermater afgestelt wiert, en suster Hendrica Teresia Ouderkerk wiert als doen met verkiesingh van stemme in de presentie van Sijn Hooghw. Heer en sijn capellaen, daer de susters ider in ’t besonder bij quamen in ’t sieckhuys om haar stem te geeven.
In dit jaar 1679 is heer Codde, die doen soo langh de sustere bieght gehoort hadde, van hier vertrocken, om tot Uytrecht in den Hoeck als capellaan bij heer Brienen te zijn en doen wiert heer Stalpert weder tot ons bieghtvader gestelt.
In dit selfde jaaar 1679 stelde Sijn Hooghw. Heer Joannes Neercassel den heer Henricus Pauw tot pater van ons convent. Maar omdat het een ongehoorde saak was, die Sijn Hooghw. Heer beliefde daar bij te voegen, dat dito heer soude zijn als een lidtmaat van ’t convent, en
folio 21
recht soude hebben als eijgenaar te leeven van ’t convents goed. Dat door Sijn Hooghw. Heer een sendingh of brief was opgestelt, die door d’Eerw. mater en geheele gemeente most ondertykent worden. En bij aldien men wijgerigh was, wiert gedrijght, dat men geexcommuniceert soude zijn. D’Eerw. mater volgens haar oordeel en conscientie heeft het de gemeente voorgedraagen dat sulckx in conscientie niet kosten doen, soodat een ider besonder in de tralie most komen om dat dan te hooren en te ondertykenen, te weten bij heer Stalpert en heer Pauw. Want nadat Sijn Hoogh. Heer deese saak op ’t choor voorgedraagen, wiert sieck en die sieckte vertrok hier vandaan met heer van Heussen, latende heer Stalpert om dit vorder uyt te voeren. De sustere wilde niet in de tralie komen als in de tegenwoordigheijt van d’Eerw. mater. De heeren, ziende dat met de susters niet na haar genoegen koste voort komen, begeerde dat d’Eerw. mater uyt de tralie soude gaan, dat haer Eerw. nogh de susters niet begeerde. Waar op haar concept en voorneemen achter bleef en de susteren haar recht behielen. Deese heeren soo van ons convent vertreckende tot verargernisse van de geheele stad en lieten ons sonder priester. Seijde tegen de pastoor en andere, dat wij rebelle tegens den bisschop waren en daar over geexcommuniceert. Soodat die van ons convent omtrent drie maanden waren sonder bieghten, dogh de misse wiert gedaan, soo van d’Eerw. paters Capucijnen als Minderbroeders. Die door drijgementen van Sijn Hooghw. of sijn dienaars verboden wierden ons niet meer te mogen helpen. Soodat wij op den dagh van Sint Maerten
folio 22
geen godsdienst mochten hebben en de pensionaire van de school gingen in de groote kerk bieghte en misse hooren. Men seijde daar na, dat die verargernisse, deswelke die heeren gegeeven hadde, alles buyten weten en last van Sijn Hooghw. Heer was, alsoo Sijn Hooghw. daar na selfs schreef dat hij geern met sijne traane het vuur van die onlusten had wille blussen.
In dit selfde jaar 1679 alsoo de heer Jacobus Hellingh toen ziek zijnde en meende te sterven, resigneerde de pastorije op de Eerw. heer Everwijn. De selve heer pastoor zijnde weder gesont geworden, siende toen sigh berooft van de pastorije, presenteerde toen sijn dienst om ons te helpen en dat alles daar door weder beter gemiddelt soude zijn. So heeft d’Eerw. mater en de susters aan Sijn Hooghw. heer versoght toe te staan dat heer pastoor Jacobus Hellingh tot pater van ons convent soude worde gestelt, dat door Sijn Hooghw. Heer geconsenteert is, en wij op kersmis weder mochte bieghten en communiceeren. Maar bleef soo langh in sijn pastorije tot den 2 februari 1680, wanneer Sijn Eerw. hier als pater des convents ontfangen wiert.
1680
In dit jaar 1680 is door goet vinden van d’Eerw. overstens onse kerk verwulft en gepleijst door een man van Kalker, die daar op aengenomen wiert, en heeft gekost 150 gulden 16 Stuyvers.
folio 23
1681
In dit jaar 1681 op Sint Jacobus avont isser een suster, die het opsight en sorgh van de duyven had, na de duyventoore geklommen, en wesende op de tweede verdieping en het leertje omslaande is daar bij na doot gevallen. Haar eijgen suster niet wetende, waar dat deese suster soo langh bleef, is na haar gaan sien en daar komende vondt haar soo leggen. Gaf nogh wat geluyt, waer op d’Eerw. pater en d’Eerw. mater voort zijn gekomen en haar nogh levendigh vindende alle vlijdt gedaan om haar af te krijgen, uyt vrees dat het gericht daar anders bij soude moeten komen. Wiert op een bedt geleijt en soo met touwen van den tooren gelaten en in het sieken-huys gedraagen, alwaar sij den H. Oly kreeg. En door den barbier een ader gelaten tot getuygenisse, dat sij toen nogh levendigh was. Sedert die tijt hebben d’overste geordonneert om dit droevigh ongeluck, dat de susters 30 dagen langh de korte vigilie soude leesen, en alle jaaren op het jaargetijde ook de korte vigilie, dat sedert continueert voor ider afgestorven suster, en het jaargetije te houden 15 jaare langh lesende de korte vigilie.
In dit jaar 1681 heeft het convent aengenomen ses merghen bouwland geleegen in den Gelderschen Hoeck. 4,5 merghen van mijnheer Lent, secretaris, 1,5 Merghen van Geertruy Vloeten voor de somma van 1500 guldens den 4 october.
folio 24
1682
In dit jaar 1682 heeft de Cheur Prins, de jonghste soon van den Cheurvorst van Brandenburg, wiens oudste broeder int jaar 1701 Coninck van Pruyssen is gekroont, met Sijn Excell. den Graaf van den Bergh, onse Genadighsten Heer den Drost, en meer andere groote heeren in ’t bijweesen van d’Eerw. oversten zijn geleijt door ons geheele convent, en op den reventer de susteren alle in ordre met neerhangende wielen. Waar op versochte, dat de sustere haar wielen soude opslaen, dat door d’ Eerw. Oversten geboden wiert te doen. Hebben toen alle die heeren het klooster besien, behalven den dormpter, dat door versoek van d’ Waarde mater en voorspraak van Sijn Genaden Heer den Drost door besondere consideratie en respecte wiert gelaten, omdat de celle van de susteren noyt in sulcke occasie zijn gesien.
Dit jaar in de maent mey heeft de stad laten maeken de straaten buyten alle de poorten. Toen ter tijd een gereformeerde borgemeester, genaemt Hr. Bernardus Veerren, heeft die van ’t convent doen boodschappen door een stadsdinaer twee karren om tot dienst van de stad de weegen te helpen maaken. En is van het convent geweijgert en ’t eenemaal afgeslagen om alsoo haer recht volgens privilegie te mainteneeren. En naar meer als extraordinarisse werkinge, die de borgers als toen hebben gedaen, als ook andere huysluyden van Bergeren, die daer toe niet gehouden waaren, so heeft ’t convent ook op den 23 mey een dagh met twee stortkarren de borgers
folio 25
uyt liefde geassisteert. Soo noghtans, dat den voorschreven borgemeester belooft heeft als een man van eere sulkx niet soude strecken van eenige verminderingh van onse privilegie, die als doen omtrent 200 jaaren waren gemainteneert en ongeschent onderhouden. En is ook naderhant niet meer geschiet, hoewel de borgers nogh lange tijt aen dese straate werkten.
In dit jaar 1682 heeft het convent gekoght en betaalt Berghs tiende, over het water gelegen, van Cunera Bergh en de kinderen van de Secretaris Lent voor de Somme van 200 gulden.
In dit jaar 1682 is den hooge autaar geheel verandert en die van te vooren in de kerk gestaan heeft, is op de kamer gesedt. Den hooge autaar is door een jongelinghe, die hier in de stad woonde, gesneeden. Het snijden van den autaar heeft 78 gulden gekost. Den schrijnwerker meester Frans van Helmont heeft die gemaakt en is vergult door een fraterheer van Emmerick, heer Petri. En terwijlen den autaar gesedt en vergult wiert, soo is den H. dienst der misse op de kamer geweest en van de ordinarisse dienaar bedient. Als doen zijn de reliquien, die te voore in kasse op ’t choor waren, in den hooge autaar en boven de deuren gesedt. Daer zijn verscheijde waaraghtige reliquie bij, die door den heer visiteerder Wachtelaar hier van Uytrecht zijn gebroght ’t jaar 1655, gelijk onse brieven, die wij hebben, daer van getuijgen. Den heer Van Gripskerken heeft toen ook de silvere lamp vereert om te branden voor de reliquie van den H. Fredericus, die daar bij waren. De kleijne autaaren zijn toen neffens den hooge autaar gesedt, want stonden van te vooren veel voor uyt. De eerste schilderije van de geboorte is door twee novitien
folio 26
aen de kerk vereert en koste tweehondert gulden. De tweede schilderye is ook van de sustere vereert en koste hondert vyf en seventigh gulden. Eenige iaare daar na is de darde schilderye van het avontmaal door een geuse Juffr, komende van Oost-Indie, die hier een aengetrouwde suster in 't klooster had, vereert. Als doen is ook vereert van die schilder, die de drie andere schilderye geschildert hadde, een schilderye in de syde autaar, te weeten onse patronersse Sint Elisabeth, daar te voren onse L. Vrouwe in gestaan had, die nu in de school hanght. Het L. Vrouwebeelt dat nu in de kerk staat, is door een Monsr. De Reeder van Uytrecht ons vereert en heeft doen het landt nogh Catholyk was, tot Rhenen in de kerk gehangen.
In dit iaar 1682 heeft de Eerw. pater en Eerw. mater geordonneert, dat men de groote Roomse getyde soude leesen, waer toe de susters haar ook geern toe gevoeght hebben en die vrywilligh aengenomen. Dat ook met approbatie van syn Hooghwde is geschiet, die als doen geordonneert heeft dat men de getyde van onse L. Vrouw op de spinkamer soude leesen, in de plaats van die andere getyden, als van den H. Geest, wysheyt en de passie, die men voor deese op de kamer op syn handtwerk pleegh te leesen. Ook dat men s'avonts in 't avondt gebed de litanie van onse L. Vrouw soude leesen in de plaats van de litanie van al de Heyligen.
folio 27
1683
In dit iaar 1683 is het Backhuys vernieuwt, en veel grooter gemaakt, als ook den back-ooven vergroot en vernieuwt, soo dat de onkosten tesamen wel berekent zyn op omtrent 600 guldens.
In dit selfde iaar is de muur om den grooten hof gemaakt en staat aen onkosten omtrent 700 guldens.
1684
In dit iaar 1684 is het tabernakel op den hooge autaar gemaakt door Bartholomeus Backer, een man tot Arnhem, en heeft gekost 115 guldens
en voor het silverwerk 239 - 0 - 0
en voor 't fatsoen 60 - 0 - 0
noch de 6 pyn appels daar op 27 - 7 - 0
443 - 7 - 0
folio 28
1686 en 1688
In 't iaar 1686 is syn Hooghw. Heer Bisschop van Castorien, met syne byhebbende heeren met veel minsaamheyt eenige dagen weder aen ons klooster geweest en ook met veel beleeftheyt soo van de oversten als susters ontfangen. En heeft een besonder werk gemaakt van ider suster in 't siekenhuys alleen te spreeken, dat tot een besonder genoegen en voldoeningh van wedersyde is geweest, te meer om de voorgaande gepasseerde onlusten die daar geweest waren. So heeft syn Hooghwde Heer in de presentie van verscheyden eedele heeren, die hier by zyn Hooghwde aen tafel waren, met veel genegentheyt geseyt, dat hy verblydt was hier soo een geregelt en ordentelyk klooster vondt. En is met veel genoegen van ons vertrocken om syn resterende visitatie te doen. En omtrent ses weecken daar na in syn getrouwe arbeyt in den wyngaart des Heere tot Swol overleden op den 6 junii, en is in 't klooster op de Glaan begraaven.
In dit iaar 1688 heeft Sr Teresia Ouderkerk om haar siekelykheyt haar officie van ondermater niet meer kunnende bedienen en d'Eerw. Heer Petrus Codde als visiteerder verselt met de heer Lindeborn hier wesende soo is in haar plaets tot ondermater verkoren Sr Agatha Eva de Jager.
Den 5 iunii 1688 heeft het convent aengenomen en gekoft van de stad den binnenwegh langhs de stadtsmuur, als mede de muur en buytenwal en de grafte, soo te weeten de binnengraft en buytengraft en pootsteede. De wal is
folio 29
aengekoft voor 2256 gulden. En in 't selve iaar is de wal geslight, soodat alle onkosten soo van het slighten der wal, graft, als andersints heeft te samen belopen aen gelt wel 3160 gulden.
In dit iaar 1688 in september is heer Petrus Codde te Romen van syn Heiligheyt den Paus gestelt tot Vicarius Apostolicus over de Hollandse Missie en aenleggende Provincien, en is het volgende iaar den 6 februarius te Brussel tot Aarts-Bisschop van Sebaste ingeweyt.
In het iaar 1687 heeft 't convent Iannetie Bonfies aengenomen voor haar leeven, gelyk blyckt by het schriftelyk accoort.
In 't begin van mey 1688 is Hr Theodorus De Cock, pastoor te Leyden, van de cleresie na Rome gesonden en heeft uytgewerkt, dat den Paus den Hr Petrus Codde tot Vicarius Apostolicus heeft aengestelt.
1690
In dit iaar heeft 't convent voor het octroy van onse aengekofte goederen tot Cleef betaalt 630 guldens. In dit selve iaar isser een kelder in 't bouwhuys gemaekt en vorder reparatie aen 't bouwhuys 147 guldens.
Ook in dit iaar 1690 is de nieuwe trap aen 't choor gesedt en die kamerties daar gemaekt. Aen steenen omtrent daer toe belopende 41200, dat aen gelt was 339 guldens. Aen de kalck 140 gulden, aen pannen 25 gulden, te samen 504. De koperen geuten ront om de kerk wegende 535 pond, ’t pond koper tot 15 stuyvers, maakt 401 guld: 5 stuyvers. Als doen is ook op 't choor gemaakt de stoel en banck, als ook pulmter voor d' Eerw. Mater, dat gekost heeft 68 gulden.
folio 30
1691
In 't iaar 1691 isser een nieuwe orgel gesedt op 't choor, dat den orgelist Morlet eerst heeft wesen besien tot Haarlem en is toen hier gesedt door de WelEdelen Heer Van Montfoort. Was voor vyfhondert gulden gekoft, maer met vierhondert en eenige guldens betaelt. En voor het in een setten is gegeeven 60 guldens.
1693
Omtrent 't iaar 1693 heeft het Convent groote moeyelyckheyt gehad over de accys van de zeep, waer op het in proces getrocken is. En door veel groote presente, soo aen d'een als andere heeren tot Cleef is het blyven steeken, maer met schroom sedert die tyt voor 't convent de zeep van Arnhem laten kopen. Ook somwylen die in de stadt met ponden laten halen.
Omtrent 't iaar 1693 heeft den Eerw. Heer Van Neck aen onse kerk vereert 50 guldens tot steenen van de kerck daer de meeste groote steenen op 't choor voor den autaar zyn geleyt.
folio 31
1695
Den 21 October 1695 is onse Eerw. mater Ieronima Catharina van Herte overleede, nadat haar Eerw. het officie van overste 24 iaare loffelyk bedient heeft. En syn Hooghwde Petrus Codde was eenigen dagen voor haar Eerw. overlyden hier geweest en het klooster toen gevisiteert. In welke visitatie gesproken wiert, dat de susters weder haer handtwerk op de kamer in 't gemeen soude doen. Want omtrent voor 8 iaaren was goet gevonden, dat de susters ider op haar celle soude haar handtwerk doen, en alle maanden aen de Eerw. mater soude thoonen of rekeningh, wat in die maant gedaan hadde. Om die reede waren de cellen doen ter tyt wat grooter gemaakt of van de twee een. Dat toen in die visitatie wiert gesprooken van te veranderen. Als oock versoght de Eerw. mater, die eenige iaare zeer siekelyk had geweest en toen siek zynde, dat by haar overlyden syn Hooghwde Heer soude gelieve de goetheyt hebbe van present te zyn tot de kiesinge van een andere mater. Dat syn Hooghwde. haar toestondt, want drie weeken daar na is zyn Hooghwde Heer weder gekomen en toen wiert Sr. Hadewigh Helena van Vanevelt tot Eerw. mater verkoren op den 13 november 1695. En in 't iaar 1696 zyn de susters op de kamer weder in 't gemeen komen sitten om haar hantwerk te doen.
folio 32
1697
In Mey 1697 is in ons bouwhuys door onversightigheyt een groote brandt ontstaan, vermits daar wy in een hut een backoven hadde, daar toen broot in gebacken wiert. Weete niet by wat ongeluck 't stroye-dack in brandt is gekomen, dat 's avonts te 9 uuren voort in lichte brandt stont. Daar by een varkensschot stont, daar wel 7 of 8 verckens in verbrande. De burgers van de stadt betoonde groote trouwigheyt en de magistraat van des gelycke, want stelde ordre dat daar twee rye van de burgers stonde, d'een om d'emmers aen te langen en d'andere de leege emmers af te neemen. Ook waren verscheyde, die binnen het water aen haelden, soo uyt de school als van de geut. De susters waren in groote verlegentheyt, de burgemeester en heer Verburg, de pastoor van de stad, arbeyde mede en aenmoedighde en trooste de susters. Daar wiert eenige heyligdom en Agnus Dei in gesmeeten, daar de brandt door verminderde. En door Godts bermhertigheyt draayde de wint, want het scheen eerst of ons heele klooster soude in brandt raken. De brandtklock had geluit, waar over de boete moste geeven. Maer wiert genadelyck gehandelt door het kermen der susteren, soo dat sy de magistraat en aen de burgers voor haar trouwigheyt hebben vereert 25 guldens tot mol en wyn. Als toen wiert goet gevonden dat men 's avonts na het avontgebedt het Salve Regina leest. Sedert die tyt zyn wy noch verscheyde reysen van brandt bewaart, soo in 't brouwhuys als amerhuys dat al in peryckel was van branden.
In dit iaar 1697 heeft het convent gekoght 4 mergen lands. De 2 mergen het kerkenlandt, en de 2 mergen daar
folio 33
naast aengelegen, het Vergerdt genaamt, voor de somma van 1000 gulden.
1698 en 1699
In dit iaar 1698 is aen 't convent door den heer Hendricus van Dolre vereert hondert guldens, waar voor de trap van de solder en dormpter tot benede toe is geheel nieuw gemaakt. De misse tot danckbaerheyt is daarvoor gesongen en andere gebeden zyn daar ook voor gedaan.
In dit selfde iaar zyn ook de transen met nieuwe steenen geleydt, dat kosten 75 gulden.
In dit iaar 1698 is syn Hooghwde Heer Petrus Codde met syn capellaan heer Doncker en syn knecht eenigen tyt hier gewoont. En verscheyde keeren voor de religieusen gepreekt en besonder 5 avonden achter een. En toen wiert in die tyt ook weder de verkiesingh van d'Eerw. mater gedaan, die toen bleef continueeren. En voor syn Hooghwde vertreck kreeg ider suster een printie tot gedachtenisse en de sommige daar boven noch een boeck. En al de schooliuffers ider besonder geexamineert, wien haar biecht vader was, en kreegen toen ook een boeck na qualiteyt. Van syn Hooghwde wiert vereert 250 guldens.
In Iunius 1699 wort het toorentie staende op onse kerk geheel opnieuws getimmert door meester Iacob onse timmerman die als doen woonde in 't bouwhuys, en is veel lager gemaakt als 't van te vooren was.
Ook in 't iaar 1699 heeft syne Excell. den Heer van Wittenhorst, Drost van Sonsvelt, op ons versoght om te voltrecken een
folio 34
behanghsel van een ledikant, dat haer Excell. begonnen hadde, waaraen de Mater en eenige susters wel een iaar of drie onder handen hebben gehadt, eer het geheel voltrocken was. Doch was een schoon en kostelyk steeckwerck. En syn Excellentie boven de gunst en gratie, die hy tot danckbaarheyt aen ons Concent deede, was besonder, dat hy stelde alle iaaren 20 gulden minder te betalen aen de pacht van de Koeweyde, die anders van te voren 420 van pacht was. Ook vereerde syne Excell. een plancke vloer in de eetzaal in 't huys van d'Eerw. pater.
folio 42
1700
Anno 1700 zynde het hondertste iaer en vermaert Iubileè iaer, soo is de Hooghwde. Hr. AertsBisschop van Sebasten, Vicarius Apostolicus, van syn Heyligheyd den Paus genodight om te Romen te komen, het Iubileè iaer by te wonen en wegens de Hollandse Missie te Romen te spreeken. Daer op is syn Hooghwde in 't laatst van september op rys gegaen, verselt met eenige heeren uyt Holland. En is in 't begin van december te Romen gekomen en minnelyk ontfangen. Eenige dagen voor syn kompste tot Romen was den Paus Clemens den elfde tot de pauselyke waardigheyt eenpaarlyk van de H.H. cardinalen verkoren. Syne Hooghwde uyt Holland vertreckende hadde drie heeren provicarissen aengesteld, die in syn afwesentheyt de kerke en missie soude waarnemen en regeeren.
Den 18 mey 1700 wort den tweede kelder in 't bouwhuys gemetselt, en de opkamertiens met het geheele dack van 't voorste bouwhuys op nieuw getimmert. Heeft gekost tussen de 8 a 9 hondert guldens.
In 't selfde iaer wort den kernmeulen aen de syde van 't bouwhuys gesedt, die te voren stont op den dorsvloer. Hierom is de graft, die achter de koeyestal liep, gedempt en een nieuwe deucker door de weevershut getimmert en gemetselt. Op den selve tyt is op de wal de brugh gemetselt om daer over te vaaren met de karre.
In dit iaar 1700 heeft het Convent tot de brandtspuyt gegeven aen den teydelyke burgermeester 36 guld. Hollands, en de Eerw. pater Iacobus Hellingh heeft daer ook toe gegeven 2 ducatons.
folio 43
1701
Den 18 Ianuarii 1701 is den Cheurfforst van Pruyssen tot Koninck van Pruyssen gekroont, alwaer door geheel het Cleefsland op dien dagh veel vreughde vieren wiert ontstooken, en ook in de stad Huyssen, ook mede voor ons klooster. En in de school voor de glaase van de slaapkamer veel kaarssen laten branden. Dien dagh wort iaarlyks noch solemneel geviert.
Op den 13 Iunii 1701 is d'oude school van ons convent, die geheel vervallen was, afgebrooken, en op de selfde plaats eenige voeten in de lenghte en breeten uytgesedt een nieuwe school met de kamers en solder getimmert. Den timmerman was in 't Bouwhuys aengenomen, die daer woonde, soo dat die syn iaarlyks loon kreegh. Doch hadde een kneght of twee, die besonder betaalt wierde. De metselaer was meester Ian, die het geheel huys aennam te metselen voor loon 4 hondert gulde. Doch het heele gebouw was voltrocken in 't laast van dat selfde iaer, en heeft in alles gekost omtrent 6000 guldens.
folio 44
1702
In dit iaar 1702 ontrent Pinxteren is den Hooghwde Heer Petrus Codde, AertsBisschop van Sebaste en Vicarius Apostolicus der Vereenighde Nederlanden, te Romen van syne bedieninge by provisie gesuspendeert en is den Eerw. Heer Theodorus de Cock, die pastoor tot Leyden was, van syn Heyligheyt aangestelt om als Provicarius Apostolicus de geheele missie en kerk te regeeren. Soo heeft syn Heyligheyt den Paus de Bulle des Iubileè gezonden aen den Hooghwde Heer de Cock, opdat met het verkondigen van 't Iubileè te samen syn aenstellinge tot Provicarius Apostolicus soude bekent maeken, dat ook soo geschiet is. Want gemelde Hr de Cock heeft de Bulle des Iubileè en bekentmakingen van syne aenstellinge tot Provicarius Apostolicus aen alle priesters van de missie en des bischdoms gezonden. ziet No. 1
Maer aengesien verscheyde priesters, die besonder toe gedaen waren tot den Hoohgwde Hr. AartsBisschop van Sebaste, van de selve uyt Romen geen kennis hadde van syne suspensie of opschorsinge der bedieninge, soo gaven verscheyden van
folio 45
haar voor, dat het geen oprechte, maer valsche brieven waren, die de Heer de Cock thoonde, dat als Provicarius Apostolicus aengestelt was. En hebben in 't begin het Iubileè niet afgekondight.
Dat se evenwel daar na noch gedaen hebben op de naem van den Doorluchtighste Heer Ioannes Baptista Bussi, Internuncius Apostolicus van syn Heyligheyt te Brussel. ziet No. 2
Heer De Cock als Provicarius Apostolicus heeft in de bestieringe der missie gedurigh en van 't begin al veele moelyckheden gehadt. Sommige van die heeren hebben niet alleen geweygert hem te gehoorsamen, maer hebben soo veel te weegh gebraght, dat daer een placcaet in dat selve Iaar van de Heeren Staaten van Hollant in den Haege is gepubliceert, dat alle die den selve heer De Cock in qualiteyt als Provicaris erkennen of gehoorsame, zullen op peene daer over arbitralyk gestraft worden, en dat al wat hy op die naem zoude verricht of geordonneert, en specialyk het suspendeeren van eenige priesters voor nul en geener weerden sal gehouden worden. siet No. 3
Een diergelyke placaet is meede tegens den Hr De Cock Provocarius Apostolicus uytgekomen van de Heeren Staaten van Utrecht het volgende iaar 23 Mey 1703. siet No.4
In dit iaar 1702 door de geruchte van den oorlogh, dat de Fransche sigh naderde in 't Lant van Cleef, soo zyn verscheyde ouders van onse iuffers pensionaires bevreest geweest voor haare kinderen om die thuys te ontbieden. Doch terwyle noch niet seker was, dat de Fransche soo na waren, hebbe veele de sorgh aen die van ons convent gelaten om in tyts de Pensionaires thuys te laten komen. Soo is dan op Heylige
folio 46
Drievuldigheyt dagh een groote oploop hier in de stadt gekoomen van de buytenluyden, die haar goedt quamen vluchten, soo dat onse trans met kisten op elkanderen gepakt stonden. En het schieten van canon, dat tot Nimweegen gelost wiert, hier hoorden. Also daer al 3 of 4 Franse tot Nimweegen in de poort waren, die weder te rug gedreven wierden. Soo hebben die van 't convent die iuffers, daer sy last van hadden, om te besorgen voort 's maandags met een postwagen, die sy aennaamen, naar huys gesonden en d'andere vrinden lieten de resteerende halen. Soodat in drie dagen meer als 20 vertrocken en bleve maer 4 in 't getal. In die tyt quam veel kryghsvolck hier in en om de stad, om die te bewaren. De Prins van Hessen Cassel en noch 2 à 3 anderen graven quamen de school en 't klooster zien, te weten den reventer, werkkamer en 't choor, en deede veele beleefde presentatie van te sorgen dat ons geen overlast van d'inleggende soldaten soude geschieden, gelyk ook in de daat betoonde, want was goede ordre in en om de stad, dat sy niet een hoen derfde neemen.
Ondertussen door goede vrinden, die wy tot Cleef hadden, besonder mevrouw Blaaspyl, die veel goets aen de geestelyke en religieusen deede, heeft voor ons convent geobtineert een sauvegarde van de heer Bouffleers, generaal der Fransche, voor ons convent, onse beesten, koorn, klooster en school en alle onse pensionaires etc., dat bezegelt was met de Koninck van Vrankryk zegel, dat by aldien de Fransche hier te Huyssen quamen, alles dat aen 't convent behoorde, niet zoude molesteeren.
Tot een voorsorgh soo hebben die van 't convent eenige koffers met linnen, ook het silverwerk, dat besonder van
folio 47
de kerk, vluwele casuyvels en het linnen dat men best kost packen na Amsterdam by goede vrinden gezonden om daar te bewaren.
In dat selfde Iaar in augustus doen die troebel over was, hebben die van 't convent imandt na Amsterdam gezonden om eenige van de pensionaires weder te halen en te verseekeren dat alles in de stad als in 't geheel Cleefsland weder in vreede en rust was.
Den 8 december 1702 isser door een besondere sterke stormwindt veel schaade aen 't klooster geschiedt, soo aen 't dack als glaasen en in de nieuwe school, daer byna de meeste helft van de pannen wel van het huys zyn gewaayt. Heele vacke muurs, die aen de straat stonden, omgewaayt.
folio 48
1703
Den 24 februarius 1703 hebben de Heere Staaten van Holland resolutie genomen van te citeeren Frederick Bloemert, die getrouwt was met Maria Codde, de suster van Petrus Codde, AartsBisschop van Sebaste, om hem aen te zeggen, dat de Heere Staaten goet gevonden hebben, dat de voornoemde Petrus Codde, een onderdaen van haer Groot Moog, sigh binnen de tyt van drie maanden zal hebben te sisteeren binnen dese provincie onder het gebiet ende gehoorsaemheyt van syn hooge en wettige overigheyt. En dat hy Frederick Bloemert 't selve uyt de naam van Haer Ed. Groot Mog. ten spoedighste aen de voornoemde Petrus Codde by missive sal hebbe bekent te maeken.
Ook hebben de Groot Mog. Heeren 't selve aen den Hr. Theodorus De Cock bevoolen te schryven, die dan daar over na Romen geschreeven heeft, versoekende dat den Hr. Petrus Codde, AartsBisschop van Sebaste, mocht na syn vaderlant weder keeren. Dat ook van syn Heyligheyt den Paus is toegestaen. Nochtans heeft syn Heyligheyt dese volgende brief gedateert den 7 april geschreeven aen alle catholyken wel geliefde kinderen woonende in Hollant en aengrensende provincien en uyt het Latyn in de Nederduytse taal luydt als volght:
Clemens Paus den elfde
Wel geliefde kinderen: zaligheyt etc. Wy, al hoe wel onverdient bekleedende de plaats van hem op d'aarde, die uyt dese werelt zullende overgaen tot den Vader, de vreede die hy in syne geboorte aengekundight had, heeft aen syne kerk, als by uyterste wil nagelaten, zyn aldermeest in
Folio 49
sorge besig , dat alle catholyke, en besonderlyk die, dewelke in gewesten van dese Heylige Stoel afgelegen woonachtig zynde, sigh naarstiger van alle scheyn des quaats moeten wachten, met vlytigheyt betrachten 't geene des vreedes is en dat in eenigheyt des geloofs overeenkomende, ook door den bant van eendracht en liefde te samen gevoeght zyn.
Oversulks, begeerende de quade spruyten van oproer en twee draghte, die wy, niet zonder groote bitterheyt onses Vaderlyck hert, verstaan hebben, dat al overlangh opgereesen waren en noch dagelyks aengroeyden, afsnyden en ook onder de gunste des Heere 't eenemael uyt roeyen. Nadat wy den Eerw. Broeder Petrus, AartsBisschop van Sebaste, hadde om rechtvaardige en gewigtige redenen van 't ampt des Apostolyke Vicarisschap, 't geene hy besat, gesuspendeert en nadat wy ondertussen een Provicaris, tot dat van de Heylige Stoel anders zoude voorzien worden, hadden in syn plaats aengestelt, hebben wy verklaart, dat aen niemant anders onder voorwensel van Provicarisschap, Aertspriesterschap, bysitterschap (gelyk sy 't noemen) der soo genaemde Capittels, of eenigh ander ampt oft bedieninge, eenige maght toekompt van pastoors, missionarissen, deservitoors ofte andere wie sy ook zyn, tot de zorg der zielen ofte bedieningen der sacramenten te stellen ofte te schicken. En niet te min hebben wy tot meerder voorsorgh en voor soo veel het noodigh was als gants nietigh en kragteloos en van geender waerde geoordeelt alle en ygelyke aenstellingh gedaen misschien op de naem der bovengemelte ampten ofte bedieningen met alle 't geen daer uyt gevolght is.
Wy hebben derhalven aen alle priesters der voorgemelte zendingen uyt apostolyke maght scherpelyk verboden op peene van excommunicatie te behaelen met de daet, selfs zonder andere verklaringh, dat sy haer in eenige wyse niet en zoude verstouten, ofte aenmatigen sigh in te wickelen in de geestelyke regeeringh van die zendingen.
folio 50
Maer nu op dat aen alle ende ygelyck der catholyke van die quartiere volstreckter kenbaer worden, 't geen aen wynige aengekundight was, en op datter geen twyffelingh ontrent onse Pausselyke wil meer plaats zoude vinden, hebben wy UL alle wel geliefde kinderen van die saak door deese brief willen vermanen. Wy betrouwen ganschelyk op Uwe uytmuntende godvrughtigheyt ende stantvastige gehoorsaemheyt aan de Apostolische Stoel, dat voortaen geen geloof ofte geen toegangh zullen vinden die wynige rustverstoorders, beyde van de kerk en van de Republyck, dewelke door bedrigelyke konstenaryen en door valsche vertellinge getracht hebbe uwe oprechte gemoederen te bedriegen of ook, indien het mogelyk was, in dwalinge te
misleyden. Laat hun geworden, wel geliefde kinderen, want sy syn blind en, och, of haer de boosheyt niet en hadde verblint. Toont dat Gyl. zyt waarachtige schaapen Christi, dewelke luysteren na de vermaningen van den Opperste Harder op aerde, gestelt van denselven Heer, en niet hooren na de stem der vreemdelinge, die terwyle sy de kudden Gods pogen te verdeylen, bevonden worden, dat sy eer willen dooden en verderven als bewaren. Sy wenden wel voor een scheyn van oplettender zeede-tucht en sy flateeren haar selven met den roem strenger Godsgeleertheyt, edoch hoedanige gevoelen sy in haar gemoet aenqueeken en waar op sy met haare gedachten doelen, kan een yder rechtmatigh oordeelder van saaken lichtelyk afmeten by dien gewissen stokregel, die ons van onse Zalighmaker in handen gegeven is, om hun te kennen, die in schaapskleederen komen:
Gy sult haer kennen uyt haar vruchten.
Want wie sal aenzien, om de rest stilswygende voor by te gaan, so veel boektiens van hun lieden in deese saak
folio 51
uytgegeven, allesints opgepropt met twisten, quaatspreken, leugentael, lasteringh, en opentleyke oneerbiedigheyt en reukeloosheyt tegens de Apostolyke Stoel, die men bevint dat tot groote ergernis, ook der onkatholyke, gestreckt hebben. Dewelke ook aenstonts niet en erkennen, hoe verre derselver auteurs en verweerders vervrempt zyn van den Geest Gods, die een God is, niet van tweespalt, maer van vreede, hoe verre van d'oprechte liefde Christi, die sy met woorden soo hogelyk preeken, en met werken vernietigen, hoe verre mede van de wegh der ware ootmoedigheyt ende gehoorsaemheyt, dewelke zyn de grontsteenen van alle andere deughden. Dewyle sy sigh niet en schaamen, selfs tegens de stoel van den Zalige Petrus, Moeder en Meesteresse aller Christenen, het hooft op te steeken, haer bevelen tegen te gaen, ia dat meer is haare maght te heekelen en opentlyk te bestryden.
Maar gylieden, wel geliefde kinderen, niet alsoo, maar volhert in de onderwysinge der godvruchtigheyt, die gylieden van uwe voorouders ontfangen hebt en met een vaardige en der christenen betaamde gehoorsaamheyt thoont aen de opperhoofdigheyt der H. Roomsche Kerke, dewelke gylieden beleyt door godsdienstigheyt. Want wy gebieden UL niet als tot UL eygen voordeel ende wy soeken UL tydelyke goederen niet, maar wy besorgen UL geestelyke goederen.
Wat nu belanght den voorgemelde Aartsbisschop van Sebaste, als wy door mennighvuldighe goede dienste van veelen en ook door de krachtige smeekinge van onse Welgeliefde soon Theodorus de Cock, van ons, als boven gemelt is, aengestelde Provicarius, sterkelyk wierden versoght, dat wy aen hem soude toelaten weder te keeren na Holland, terwyle sy alle ons verseekerden, dat dit ook zeer krachtigh begeert wiert van de wereltlyke overigheden, die
folio 52
(soo sy seyden) besorght waren dat haare eygen burger wiert aen het vaderlant wedergegeeven. Soo hebben wy van selfs aen hem, ontrent al over twee maanden, gegeeven niet alleen oorlof, maer ook bevel om te vertrecken, gebruyckende veel eer een apostolyke toegeventheyt, als een strengh oordeel der kerkelyke wetten. Wy hebben ook aen hem, als hy sich tot syn aftreck bereyde en onlanx by ons quam en vaderlyk en opentlyk onse sin ende wil soo te kennen gegeeven, dat al schoon het gebeurde, dat wy het aenstellen van een nieuwe vicaris in die quartieren nog langer uytstelden, hy niet duystelyk verstond, dat noghtans hem geheelyk benomen was alle hoop, om voortaen te bekleeden dat ampt, het welk bevonden is aen hem toebetrouwt te wesen na 't welgevalle deser H. Stoel en van 't welk hy vervolgens, als gemelt is, gesuspendeert was. Want de saak genoegsaam en overvloedigh overwogen en ook gehoord hebbende de raad van veele onse Eerwaerdige Broederen Cardinalen van de H. Roomsche kerk, hebben wy in den Heer geoordeelt, dat aldus met geestelyk welweesen van die sendinge best over een quam. Wy hebben daer en boven hem belast, dat hy soude besorgen syne gunstelingen af te trecken van alle twist en nayver, dewelke meest om synen 't wil verwekt zyn geweest, en dat hy alle aenstooten, klachten en andere redenen der werelts wyse die den mensch door het vlytigh ingeven van eygen haatsucht noyt sullen ontbreeken, soude inteugelen met deese eenen uytspraak des Apostels:
Gehoorsaemt aen u overstens en weest hun onderdanigh, want sy gestadig waken als die rekenschap voor uwe zullen geeven.
Wy hebben nodigh geacht, wel geliefde kinderen, alle deese dingen ook tot UL kennisse quamen, opdat alle de geene, die by UL willen Catholyk geacht weesen,
folio 53
niet soude weesen als kinderen, die gelyk den vloet beweeght en ongeroert worden, maer op dat sy zoude weeten, wat harder, dat sy in moeten volgen in de wegh des Heere, en aen wiens bevelen gehoorsaemen. Bevlytight dan en betuygt dat gyl., die de gratie van wel te geloven hebt van den Heer ontfangen, ook aen den selven Heer weder geeft de vruchten van goede werken, en bysonderlyk van liefde, ootmoedigheyt en gehoorsaemheyt. Want het zoude tevergeefs zyn gelooft te hebben als catholyken, indien gylieden door bemiddeling van alle andere deughden, niet en erlangde het eynde uws geloof, de zaligheyt der zielen. En op dat gyl. dat te ligter zoude bekomen, zullen wy volgens de plicht onses ampts, en de Vaderlyke liefde, met dewelke wy UL. alle omhelsen niet ophouden te bidden den Opperste Vader der barmhartigheden. En ondertussen verleene wy uytter herten Ulieden den apostolische zegen.
Gegeven tot Romen den 7 April 1703. ziet No. 5
Op dat nu alle catholyken van dese brief syns Heyligheyts den Paus zoude kennis hebben, soo heeft den Doorluchtighste Heer Ioannes Bussi, Internuntius Apostolyk des Paus tot Brussel, autentyke copye van dese brief des Paus met de post in een brief gezonden aen de voornaemste catholyken in alle voorname steeden van Hollant en andere provincien en dat so wel aen de gunstelingen van den Heer AartsBisschop van Sebaste, als aen de catholyken aen Romen gehoorsaam. Hetwelke geschiet is in het begin van de maent maius en daardoor is dese pauselyke brief soo bekent geworden, dat se in verscheyde steeden van Hollant is gedrukt, in 't nederduyts vertaelt, iae, publycq verkoft wiert. En dit heeft sodanigh mishaeght aen de
folio 54
gunstelinge van den Heer AartsBisschop van Sebaste, dat eenige van haar hebben te weegh gebracht in den Haegh dat de Heere Staaten van Holland den 25 Maius 1703 een gedruckte Resolutie hebben laten uytgaan, waer in belast wort onder andere dit volgende.
"Dat de hooftofficieren in de steeden en de bailiuwen
"ten platten landen zullen werden aengeschreeven ende
"gelast al omme te doen ophalen de voorsyde Bulle met
"precise ordre en last de selve niet te verkopen of in
"eeniger handen, maniere te debiteeren op peene van
"arbitraellyk te zullen worden gecorrigeert. En sigh voort
"exactelyk te informeeren of ergens in eenige kerken de
"voorsyde Bulle zoude mogen wesen vertoont, gelesen, of
"gepubliceert, en besonderlyk te letten of de voornoemde Cock
"sigh eeniger maten aenmatight de exercitie van 't Provicariaat"
En dit is ook in 't werk gestelt, want se by de Priesters na de Pauselyke brief gevraeght hebben, en die se hadden, hebben die moeten overleveren. ziet No. 5a
In 't eynde van de maant Iunius is den Heer Petrus Codde, Aartsbisschop van Sebaste, van Romen thuys gekomen. Maer soo ras was den Heer Aartsbisschop van Sebaste onder het gebiedt van de Heere Staaten niet gekomen, of men heeft getracht den Heer Theodorus de Cock, Provicarius Apostolicus, gevangen te neemen, waer toe van de Heere Staaten van Holland ordre is gegeven aen den Hoofd Officier van Leyden, alwaer de Heer de Cock woonde. En om dit in 't werk te stellen, soo heeft gemelde Hoofd Officier s'nachts ontrent 12 uuren, als het feest van Sint Petrus
en Paulus Apostelen voorby was, dat is tussen den 29 en 30 Iunius, het huys van Heer de Cock van alle kanten besedt. En zynde ingelaten meynende den Heer de Cock te krygen, soo is het misluckt, want die over eenige dacken des huys klimmende en niemand wetende waer hy was, is by de 20 uuren op die plaats van 't dack
folio 55
gebleeven. Ondertussen wiert syn huys van binnen met stadsboode bewaert, alle syne schriften, die men kon vinden, wegh genomen, en alles toe gezegelt. Savonts den 30 Iunius ontrent 9 uuren is Heer de Cock door hulp van ymant in stilte geholpen van dat dack, in een ander huysie gekomen, van daer ontvlught in een huys recht over syn huys, zynde als een metzelaer gekleet. Den 1 Iulius, zynde sondagh is in dat huiys verborgen gebleven en is den 2 Iulius smorgens voor 4 uuren met een schuyt die bedekt was, uyt de stad gevaren. Twee uuren buyten Leyden heeft aldaer een chaise bekomen en is verselt van een boer, die de chaise toequam, uyt Holland gereden. Passeerende de stad Woerden, quam Heer de Cock met de chaise den Heer Aartsbisschop van Sebaste te gemoet, zittende in een karos en rydende daer mede na den Haagh, alwaer dien avont quam. Heer de Cock quam dien avont twee uuren boven Utrecht, omtrent de stad Wyck, daer blyvende verborgen een of twee dagen, retireerde sigh na Meegen. Daer blyvende ontrent twee weeken, is na Emmerik vertrocken, alwaer ontrent een week was in 't huys van de Eerw. Hr. Pastoor. En vandaer begaf hy sigh in stilte in 't Collegie van d' Eerw. Paters Iesuieten, alwaer eenige maenden geweest is, sonder dat ymant het wiste, als eenige getrouwe vrinden, en heeft aldaer blyven woonen, op een andere plaets te Emmerik tot het laeste van Ianuarius 1705 wanneer na Romen vertrocken is, en Huys Prelaet van syn Heyligheyt den Paus geworden is.
Na dat Heer de Cock Provicarius Apostolicus aldus uyt Holland geretireert was, soo isser den 8 Augusti 1703 een Placaat in Holland uytgekomen, en door de heele Provincie gepubliceert, behelsende:
"Alsoo tot onse kennisse gekomen
"is dat eenen Theodorus de Cock zynde geweest Roomsch Priester
"tot Leyden ondernomen heeft over en ter saeke van het ema-
"neeren van haer Ed. Groot Mogende placaet van den 17 Augusti
"1702 tegen het exerceeren van het vicarisschap, by den voor-
folio 56
"noemde Cock, mitsgaders het geene dies aengaande zoude
"mogen wesen voorgevallen aen eenige Cardinalen tot Romen
"in de latynse taal te schryven een Missive onder dato
"10 November des voorschreve iaars 1702, en onder anderen
"in de voorschreeve Missive te laten influeeren een zeer "schandaleuse en calumnieuse periode, hierna, soo in de
"gemelde Latynse, als in de Nederlantse taal overgezet
"zynde, van woort tot woort geinsereert.
"Wy hebben nauwelyx konnen geloven dat dese dingen
"werden aengeraden, veel min dat daar toe zoude konnen
"bewogen worden onse seer vermogende Heeren, andersints
"sachtsinnig, voorsightigh, oogluykende; maer de gierich-
"eyt, die Christum heeft doen verloren gaen, heeft ook den
"Steedenhouder van Christus en des selfs geringhste onder-
"steedehouder verraden; onder veele goeden wort lichtelyk
"een quade gevonden en onder veel mildadigen een gierigen.
"Onder de Raden, waar uyt den voornaemste Raat bestaat,
"sit voor den WelEdele en Mogende Heer van Duvenvoirden
"wiens gevoelen de anderen genoeghsaam opvolgen, en by
"na het haare daar na schicken. Dese hebben de tegenparty-
"ders des Heere met giften en gaven verblind. Hier zy van
"wat het wil, dit is heel seker, dat sy geschenken, en die
"zeer aensienlyk, hebben te kost geleght".
"So is 't, dat wy considererende, dat seekerlyk van den
"voorgeschrevenen brief veel copyen en afschriften gemaakt,
"en allerwegen gedissemineerd zyn, dat daar door merkelyk
"wert geledeert de eer, goede naam en faam, niet alleen van
"den voornoemde Heer van Duvenvoirde, maer ook gekrenkt
"de Hoogheyt en Digniteyt van het Collegie van haar Edele
"Mogende dat by ons tot het apprehendeeren van den voornoemde

"de Cock, om hem over het geene voorschreeven is, en spe-
"cialyk over de voors. periode te horen en te ondervragen den
folio 57
"nodige ordre gestelt zynde, den selven ontvlucht is. Dat
"echter de iustitie en het gemeene land daer aan ten hooghsten
"geleegen is, dat sodanige eer-berovend, diffamerende en enor-
"men delict anderen ten exempel werde gestraft, goet gevon-
"den en geresolveert hebben, soo als wy doen by deese aen die
"geene, die sal konnen te weegen brengen ende effectueeren,
"dat den voornoemde Theodorus de Cock in handen van de
"iustitie komt te geraeken, tot een premie te zullen geven,
"en doen betalen de somma van drie duysent Caroly guldens
"en dat noch daer en boven den naem van den aanbrenger
"sal werden gesecreteert. Gedaan in Den Haage onder het
"kleyn zegel van den landen deesen 8 Augusti 1703" ziet No. 6
Int iaar 1703 is in de presentie van d'Eerw. Pater Iacobus Helling alleen weder de verkiesingen van d'Eerw Mater geweest, en is suster Hadewigh Helena van Vanevelt weder gecontinueert tot Eerw. Mater.
In 't begin van de maant augustus 1703 is alhier overleden den Eerw. Heer Rutgerus Verburg, Pastoor van Huyssen. Syne doot is een dagh stil gehouden geweest, op datse beter te Cleef, als mede van syn Excellentie de Heer Sonsvelt, Drost van Huyssen, tot pastoor soude bekomen den Eerw. Heer Henricus Holle, rector van de Latynse school alhier, de welke Hr. Holle voor eenige iaaren hadde opgerecht met den overledene pastoor. Welke schoole doe tamelyk wel toeloop hadde, tot het iaar 1711 toe, wanneer de school opgehouden is by gebrek van studenten. Hr. Henricus Holle hebbende dan van de regeeringe de pastorye bekomen, maer geen zendinge, nogh approbatie om geestelyke functie als pastoor te doen van de geestelyke overigheyt halende en sigh bedienende van de macht, die den Heer Aertsbisschop van Sebaste voor syne suspensie hem gegeven hadde, om rector zynde te Huyssen
folio 58
biecht te horen ende te zyn tot dienst van de pastoor, hierom hebbe verscheyde catholyken en ingeseetenen geweygert hem voor wettigh Rooms Catholyk pastoor te erkennen. Waar door na verloop van tyden, vele twisten, oneenigheden en moeyelykheden tot Huyssen ontstaen zyn, die verscheyde iaaren geduurt hebben en niet eerder zyn bygeleyt en gestilt, als wanneer gemelde Hr. Holle sigh onderworpen en versoent heeft. Dat in 't iaar 1711 geschied is, gelyk hierna sal geschreven worden.
In dit selfde iaar 1703 is de schoolschuur af gebrooken en het houtwerk versien, nieuwe sparren en latten aen de westzyde geleyt en met pannen gedekt en de muur in het weste nieuws opgetimmert. De schuur was eerst met stroy gedekt geweest.
In dit selfde iaar 1703 is de wageschuur ook by onse kerk geset.
folio 59
1704
In april 1704 is een nieuwe vloer van blauwe en roode estricken op de reventer en in de keuken geleyt. Ook eenige raame en glasen vernieuwt en verandert. Beloopte te samen 154 guldens, die de Eerw. Mater betaalt heeft.
In dit selfde iaar is een groote vack muurs, dat door een harde wint was omgewayt, staande by de schuur van de school, is doe wederom opgemetselt.
Op die tyt is ook gemaakt de groote poort achter de keuken, en de steenen deucker om over te ryden. Ook is de deucker gemetselt op de wal by den toorn.
In dit iaar 1704 den 3 April is den Heer AartsBisschop van Sebaste door een decreet van syn Heyligheyt den Paus afgeset van het Apostolyke Vicariaetschap van Hollant en der Vereenighde Provincien.
Den 10 maius 1704 isser door de Heere Staaten van Hollant een resolutie gemaekt, en ook gedrukt, behelsende onder anderen, No 7
dat den Eerw. Heer Petrus van Beest, pastoor tot Voorburg, een uur van Den Haagh, die naderhant pater van dit convent is geworden, door den Baillieu van Rhynlandt zouden worden aengeseydt uyt naem en van wegen haer Eedele Groot Mogende uyt het district van Rhynlandt te vertrecken binne den tyt van tweemaal 24 uuren en buyten de landen van Holland en West Vriesland binnen aght dagen, sonder dat daer over geciteert is geweest of aen hem eenige redens gegeeven zyn. Soo dat dien heer den eerste is die in dien tyt het lant is ontseydt geworden. Maer de volgende iaaren zynder verscheyde wereltse priesters, en ook religieusen de Provincie van Hollant ontseydt, waer van ook eenigen in Den Haagh op de gevange poort hebben geseeten.
folio 60
Ook in dit iaar in 't begin van maius is den Heer Theodorus De Cock, Provicarius Apostolicus, sigh onthoudende te Emmerik in 't Collegie van de Eerw. Paters Iesuiten door eenige Soldaten gevangen, tot Cleef wegh gebroght op een kar, neffens een pater Pente, Iesuit, en zyn alle byde aldaer op de gevangen poort geset. Maer is ontrent 8 dagen daeraen ontslagen geweest, en weder na Emmerik gekeert.
In iunius 1704 is het achterste bouwhuys de kap geheel afgenomen, de steyle opgewonden, de muur achter de paarden nieuw opgemetselt, daar het volk slaapt, nieuw getimmert en die zyn met nieuwe pannen gedekt.
Int laast van dit iaar is het privaat van 't siekenhuys van gronts af opgetimmert.
1705
In dit iaar 1705 is het turfhock by het wermhuys met plancken getimmert.
Syn Heylicgheyt den Paus hebbende verleede iaar den Heer Aartsbisschop van Sebaste van het Apostolyke Vicarisschap afgeset en ziende van den anderen kant dat Hr Theodorus De Cock veele en groote vervolginge leede en dat verscheyde voorgaven hem als Provicarius Apostolicus niet te konnen erkennen, om dat de placaten van Hollant het verboden. Soo heeft dan den Doorluchtighste Heer Bussi, Internuncius Apostolicus van den Paus te Brussel, hebbende volle macht
folio 61
van syn Heyligheyt om een andere Vicarius Apostolicus te stellen, den 13 November 1705 den seer Eerw. Heer Gerardus Potkamp, doen te Brussel ontboden zynde tot Vicarius Apostolicus der Vereenighde Nederlanden aengestelt, zynde pastoor en aartspriester van Lingen. Maer den Hooghwde Heer Gerardus Potkam zynde zeer wekelyk en ziekelyk en komende in Holland, is den volgende maant den 16 december overleden te Leyden int huys van den seer Eerw. Heer Hugo van Huessen en is begraven te Warmont, een dorp geleegen een uur buyten Leyden in het graft, daer den seer Eerw. Heer Henricus van der Graft begraven leydt.
Aen d'Eerw. Paters Iesuiten van Hollant wordt door de Heere Staten opgeleyt by den paus te Romen te besorgen dat den Aartsbisschop van sebaste, als vicarius des paus herstelt werde. ziet No. 8
1706
Door het aenstellen van Hr Potkamp tot Vicarius Apostolicus, soo heeft syn Heyligheyt den Paus de Heer Theodorus De Cock tot Romen ontboden, hem makende syn huysprelaet, syn geheymen capelaen en canonick van de vermaarde kerk van Sint Laurentius in Damaso, welke canonicaat den paus selfs beseeten hadde. Daer op is den Hooghwde Heer Theodorus De Cock den 30 ianuarius 1706 smorgens heel vroegh van Emmerik vertrocken en na Romen gereyst, al waar ook gebruikt wort in de saeken de Hollantse kerk aengaende. Na de doot
folio 62
van Heer Gerardus Potkam en het vertrek van Heer de Cock na Romen soo heeft den Doorluchtighste Heer Iulius Piazza, AartsBisschop van Rhodes en Nuncius Apostolicus van den paus te Ceulen, de Hollantse Missie geregeert door ordre van Syn Heyligheyt. Maer terwyle de selve tot hooger waerdigheyt in dit iaar is beroepen geweest, soo is in dit iaar den Doorluchtighste Heer Ioannes Bussi, die eenige iaaren te Brussel als Internuncius Apostolicus hadde geresideert, van den Paus beroepen om tot Ceulen Nuncius Apostolicus te zyn, zynde geweydt Aartsbisschop van Tarsen en hebbende ordre van den paus om de Hollantse Missie te regeeren.
In dit iaar 1706 is het vulles stallettie aen de wagen schuur getimmert. Ook is het plancketsel aen Paters hof geset, waer toe de Eerw. Pater Iacobus Helling de plancken heeft betaelt.
1707
Den 20 februarii 1707 is de schaapsschuur aen de Karbrug van die twee mergen, die 't convent van Geurt Verburgh gekoft heeft, op dat, dat het Kerkslant heet, geset, op gemetselde porre en een muurtie onder om gemetselt en rontst om afgeplanckt en met een stoppel decken gedeckt.
Den 8 Maart 1707 heeft meester Michiel Boshof, die s'iaers in convents dienst tot timmerman aengenomen was, de spinkamer en het portaal, ook de stoof met een
folio 63
nieuwe plancke vloer geleyt. En heeft gekost 115 guldens, die de Eerw. Mater betaalt heeft.
Ook int begin van dit iaar heeft den Doorluchtighste Heer Ioannes Bussi, Aartsbisschop van Tarsis en Nuncius Apostolicus van den Paus, hebbende volle macht van syn Heyligheyt om een Vicarius Apostolicus over de missie en bischdom te zetten, heeft daertoe aengestelt den Hoogwaerdighste Heer Adamus Daemen, Domheer van de hooftkerk te Ceulen ende geboren te Amsterdam. Die daarop na Hollant gereyst is en den 21 ianuarius te Emmerik gearriveert is, zynde twee dagen gelogeert in't klooster van Sint Agnes by de susters, en van daar vertrocken na Amsterdam. De gunstelingen van den Hr Aartsbisschop van Sebaste zyn tegens hem geweest. Daar na is syn Hooghwde Heer Daemen na Den Haegh gereyst om van de Heere Staaten geadmitteert te worden en gerustelyk syne bedieninge van Vicarius Apostolicus te doen, maar heeft de admissie in Den Haegh niet konnen bekomen. Is dan in de maant van iulius van Amsterdam na Ceulen vertrocken. En passeerende Emmerik weder logeerende in 't klooster van Sint Agnes, welkers susters canonikerse regulieren van Sint Augustinus zyn, heeft dat klooster gevisiteert, alle de susters aengesproken en eenige ordinantie tot haer welweesen gegeven. Te Ceulen zynde heeft syn Hooghwde. van daar de missie geregeert. En is op den eerste kersdagh, den 25
Dit selfde iaar in de vasten ontrent Paeschen zyn de geestelyken van 't land van Cleef, soo wel eenige van alle Capittels, als mede van de kloosters de oversten, door den seer Eerw. Heer Deken van Santen tot Calcar beroepen s morgens
folio 64
ontrent 10 uuren, om te komen in 't klooster van d'Eerw. Paters predikheeren aldaer. Onse Eerw. Pater Iacobus Hellingh isser niet verscheenen, maer den Eerw. Heer Petrus van Beest, zynde toen bestierder des cloosters van Sint Agnes te Emmerik, heeft dat naderhant aen onse susters verhaelt, zynde daer toen mede present. Dat daer verhandelt is geweest hoedanigh de saken der geestelyke stingen, op de klachten of beswaarnisse die aen de souvereyne der landen gedaen waren, en vermits dat het sonder onkosten niet kon uytgevoert worden, dat een ygelyk by provisie wat gelt zoude schieten.
Syn Heylicgheyt Paus Clemens XI heeft den 4 october 1707 een strengh decreet uytgegeeven tegens verscheyde boeken, boekxkens, tractaten, gedruckt in 't Latyn, Fransch en Nederduyts, die uytgekomen zyn om te verdeedigen eenige schriften van den Hr Aartsbisschop van Sebaste, die verdoempt waren als ook oneerbiedigh schryvende tegens de Stoel van Romen. De welke allegaar seer scherp van den paus verdoempt en verworpen worden en principaalyck 31 dusdanige gedrukte boeken, welkers tytel in het pauselyke decreet uytgedrukt staan, verbiedende die te leesen op peene van excommunicatie. Van dewelke niemant gesont zynde, kan geabsolveert worden als van den paus selver of daer toe macht hebbende. En dat die boeken moeten overgeleevert worden om aenstonts verbrant te worden gelyk blykt uyt het Pauselyke Decreet.
Siet No....
In dit iaar heer Ian de Iager, die tot Huyssen rector was der Latynse school en die door den Hooghwde Hr. Potkam brieven ontfangen hadde om hem te doen weyden, doch schroomende te Keulen of ergens, daer die nauwe examinatie geschiede, te verscheynen, is met een Hr de Beer, en een Hr de Bock en noch een na Roermonde gegaan om sigh daer toe te laten weyen, doch daer na hoorde men
folio 65
dat die bisschop haar lieden niet bequaam vond door haer opinie, die sy soo vast stelden, dat sy met onverrighter saken weer syn gekeert en bleeven soo een ruyme tyt noch in dat gevoelen.
Den 26 april 1707 is tot Enckhuysen in Noort Hollant overleden iuffr. Ioanna Rogeau, geestelyke dochter, hebbende alhier een eenige suster in ons convent, te weeten suster Anna Maria Rogeau. Het capitaal van den overledene bestingh in twee actien op de OostIndische Compagnie. Een actie op de Kamer van Amsterdam ter somme van 4667 guldens. De andere actie op de Kamer van Zeelant ter somme van twee duysent guldens, daer het convent alle iaar van de afgifte een deel afkreegh als wegens de metgave van Sr Rogeau. En terwylen voor de overledene eenige legaten en schulden moesten betaelt worden, het convent, om te behouden hetgeen se s'iaars van de afgiften moest ontfangen, soo langh als Sr Rogeau leefde, heeft het capitaal van die actie aengeslagen om een ygelyk daer van te betaelen dat hem toequam. Maer vermits degeene die de bestieringe en ontfangh van die actie hadde en syne erffgenamen geen goede vrinden van 't convent waren, soo hebben die als mede de crediteuren verscheyde arresten gedaan op de actie, dewelke stingh op de Kamer van Amsterdam, waar door het convent s'íaars haar afgifte niet konnen krygen, soo dat het convent swaere processen daar over te Amsterdam heeft gehad, principalyk tegen de bewindhebbers der OostIndische Compagnie, die de afgiften aen 't convent niet wilde laten volgen, om dat Sr Rogeau in een klooster religieuse was. Dat lange iaaren geduurt heeft, waer door tot ongeloofelyke groote onkosten het convent
folio 66
is gebraght geweest, gelyk daer na zal op syn tyt beschreeven worden.
1708
In 't begin van dit iaar is den Heer Ioannes de Iager, rector van de Latynse school, van hier na Ceulen geryst, om sigh aen syn Hooghwde Heer Aartsbisschop van Adrianopolen te onderwerpen, en heeft aldaer alle syne weydsels ontfangen. En is, priester zynde, te Huyssen wedergekeert. Maer dit mishaegende aen verscheyde ouders syner studenten, soo is het getal derselven merkelyk vermindert, soo dat in 't laast des iaars by na sonder studenten was.
In dit iaar 1708 den 2 en 3 april is overleede suster Maria Magdalena Stichter wesende des smaandagh
folio 67
s'morgens in de Goede Week en suster Margrita Onderwater des dinghsdagh s'morgens te 4 uuren en wierden s'woendagh smorgens voor het schorten van de klocken alle beyde begraven. Eerst wiert de kist van Sr Stichter zaliger, die de ouwtste was, volgens onse manier omgedragen, en doen op het graft geset. En doen is d'Eerw. pater met de susters wedergegaan om de tweede kist te halen, die weder volgens gewoonte omgedraagen wiert en ook weer op het graft geset. En doen de ceremonie gedaan van Sr Magadalena zalr, en daarna van Sr Margrita zalr. Terwylen sy boven aarde stonden, soo stonden de twee lycken achter een in de trans.
Geheel Europa zynde in een bloedige oorlogh soo heeft syn Heyligheyt Paus Clemens XI een iubileè uytgeschreeven om God te bidden voor een goede vreede onder de christene prinsen. Dit iubileè heeft den Doorlucht Heer Ioannes Baptista Bussy, Aartsbisschop van Tarsis en Nuntius Apost van den paus tot Ceulen, gezonden alleen aen alle gehoorsaeme priesters in Hollant en omleggende provincien en geensints aen d'ongehoorsame en wederspannigen priesters tegen den paus. Onder andere conditie om dit iubileè te verdienen was dat het in de kerken van d'ongehoorsamen priesters niet kon verdient worden noch mede van die geenen, die te biechte en te kerke bleeven gaan by de d'ongehoorsame priesters. Deese ziende haar berooft van de gunst des iubileè, hebben soo veel uytgewerkt by de wereltse magistraat in de provincie van Hollant en Utrecht, dat de gehoorsame priesters het verboden is het iubileè af te kondigen. Echter haer gelovigen hebben het in stilte sonder afkondigen
folio 68
van de preedick stoel verdient. Maer onse Eerw. pater Iacobus Hellingh heeft het selvige met gesloote deure ten deele geleesen voor de susters, achterlatende dat te seggen, dat sy by d'ongehoorsame priesters biechtende, het selve niet kosten verdienen.
Dit iubileè is ook gesonden aen den Eerw. Heer Laurentius Pilsen, capellaan van Huyssen en die op de Gelderse boodem drie dorpen als pastoor bedient, die altyt gehoorsaem aen de Stoel van Roomen is geweest. Als mede wiert dit aen 't convent, te weten aen d'Eerw. mater en susters gesonden, op conditie dat sy by gehoorsame priesters mosten biechten om dit iubileè te verdienen. Soo dat daer een Eerw. pater Capucyn van Cleef in ons convent is gekomen, aen wie de susters gebiecht hebben om het iubileè te verdienen. Maer aen de Eerw. Heer Henricus Holle als pastoor van Huyssen is het iubileè niet gesonden. Soo dat de inwoonders van Huyssen dit iubileè moste verdienen en bidden of in de kerk van ons convent of in een andere kerk buyten Huyssen, daer een gehoorsame priester was. En ook is het door de wereltse overheyt verboden aen de Eerw. heer capellaen dit iubileè te verkondigen. En om dat op de predickstoel seyde iets te hebben, dat niet mocht verkondigen, maer dat hy het selfde buyten de stad soude voorleesen. Dat hy gedaan heeft aen de Karbrugh, alwaer dat cathechismus in de somer geschiet, een halve uur buyten de stad. Soo heeft daar over den Eerw. heer capellaan veele moeyelykheeden uytgestaan, en merkelyke onkosten gehad, gelyk toekomende iaar sal blyken hieronder.
Onsen Eerw. pater Iacobus Helling hadde lange tyt een seer quaad been gehad met perykel van sterven, en
folio 69
zynde den 20 maii sondaghs voor Pinxteren vast gestelt, dat Sr Apolonia Boschman haare professie soude doen, onse Eerw. pater vreesende dat in geen staet soude zyn om syn quaad been de ceremonie te doen. Soo heeft onse waarde mater door een beleefde brief versocht ende
genodight den Eerw. Hr Petrus van Beest, bestierder van 't klooster t'Emmerik, en wiens broeder Hr Arnoldus van Beest, doctoor in de medicyne, vooght was over Sr Apolonia Boschman om de ceremonie en predikatie van de professie te doen. Want wy soghten met dien Eerw. heer kennisse te maken om te zien of wy het geluck moghten hebben, dat noch eens Eerw. pater van ons convent zoude worden. Den Eerw. heer Van Beest heeft met beleeftheyt door een brief weder geantwoort, dat wel genegen was de ceremonie der professie te verrichten, indien het syn Hooghwde de Aertsbisschop van Adrianopolen en Vicarius Apostolicus toestingh. 't Welke den Heer Petrus van Beest door een brief aen syn Hooghwde te kennen gevende tot antwoort kreegh, dat het wel moght geschieden. Maer terwylen den Eerw. Heer Stephanus van Lent, te Arnhem Pastoor, ordre hadde gehad de novitie te examineren en de ceremonie der professie te doen, als de Eerw. pater die niet konde verrichten. Maer indien de Eerw. Heer van Lent daer van afstingh, dat het dan wel mocht geschieden. Hr van Lent hier van kennis hebbende en met een onbeleeftheyt dit weygerde, soo heeft d'Eerw. Hr van Beest sigh met de professie niet bemoeyt, geen onrust soekende. Eevenwel de professie is voort gegaen, want onse Eerw. pater schoon syn been noch niet geheel geneesen was, heeft de ceremonie van de professie gedaen, sonder dat daar op die dagh gepreedickt wiert. Maer den volgende dagh heeft den Eerw.
folio 70
Heer van Beest het sermoen gedaen. Sijn Hooghwde hier van kennis hebbende, schreef dat den Eerw. Hr van Beest wel mocht op den dagh der professie gepreedickt hebbe. Daer en boven syn Hooghwde Heer Vicarius Apostolicus heeft den Eerw. Hr Petrus van Beest tot extraordinarisse biechtvader van ons Convent gestelt met volle macht om altyd te Huyssen komende de biecht der susteren te mogen hooren.
Ontrent deese tyt heeft den Eerw. Hr Stephanus van Lent ordre gehad van syn Hooghwde Hr AertsBisschop van Adrianopolen de susteren, die ten tyde van de suspencie van den Aertsbisschop van Sebaste haar professie gedaan hadden, om haar beloften af te neemen en hebbe soo ondertekent als volght.
Ik onderschreeven bekenne te sullen ontfangen myne professie volgens gewoonte van 't Convent van St. Elisabeth, myn te zullen onderwerpen aen den Hooghw. Heer Adamus, Aertsbisschop van Adrianopolen, Vicarius Apostolicus der Vereenighde Nederlanden.
Sr Laurentia Maria de Haan, Sr Agatha van Grasvelt, Sr Margrita Sonnenbergh, Sr Ieronima Peters, Sr Teresia Vierhuysen, Sr Geertruyd van Brienen, Sr Apolonia Boschman, Sr Augustina van Hall.
Den 17 iunius 1708 zynde den dagh dat Sr Christina Heysterman haare Professie zoude doen, hebbe wy wederom den Eerw. Hr van Beest versocht om de statie by te woonen, die dan de hooghmisse en de predikatie gedaan heeft.
In deese tyt is aen onse susters door d' Eerw. Heer Theodorus de Iager, door de ordre van den Hooghw. Heer, als ook aan de Eerw. pater Hellingh het formulier bekent gemaakt om dat t 'onderteykenen, waertoe den Eerw. pater Hellingh doen ter tyt scheen gehoor te geven, ziende dat daar niet in was iets rakende den Bisschop van Sebaste. Seyde in de presentie van de Eerw. mater en onderMater: “Ik moet zaligh weesen, ik sal het doen. Maer moet UEerw.
Folio 71
moet het noyt aen ymand seggen en ik vertrouw het ook aen myn heer Theodorus de Iager, dat die, noch syn Hooghw. heer het oyt zeggen sullen”. Hier op in 't begin van iulius hebbe de Eerw. mater en de susters van ons convent onderteykent het formulier van Alexander VII, paus, waerin de vyf stellingen uyt het boek van Cornelius Iansenius getrocken, als ketters verdoempt worden. En hebbende verscheyde susters te vooren daer van gesprooken met onse Eerw. pater Helling en hem daer over raat gevraaght. Die tot antwoort gaf, dat wy het wel doen mochten, en geen swarigheyt in was. En dat hy seyde “Ik wil het selfs ook doen”, waer op alle de susters het ondertykent hebben uytgenomen een koorsuster en een werksuster, die doen door de ordre van syn Hooghwde, te weten de koorsuster gesuspendeert is van alle officie en bedieninge, ook in kiesinge der oversten als elders geen stem te mogen hebben. Maer de werksuster wiert in dat geval niet geacht, alsoo tot haar penitentie haer werk most doen. De koorsuster zynde berooft van haer bedieninge, als ook van het gebruyk der H.H. Sacramenten, heeft aen haer vrinden, te weten die aen de Iansenisten kant vry sterk waeren, haar noot geklaaght. Die dat aen het werelts recht te kennen gaven waarover aen het hof van Cleef geschreeven wiert en een bevel aen den richter gesonden wiert van die suster in alles te herstellen. Doch het geestelyk het werelts recht overtreffende heeft niet kunnen helpen. Of die suster heeft na eenige tyt haer in alles onderworpen en het formulier, gelyk van een ider veryscht is, onderteykent.
Niet tegenstaende onse Eerw. Pater Hellingh van gedachte was het formulier met vrye conscientie te mogen
folio 72
ondertykenen, soo is hy door quade raatsluyden misleyt en van sin verandert. Soo heeft de Eerw. Pater Hellingh naderhant in 't publieq op het Capittel en in 't hijmelyk de susters willen ongerust maken en tegengesproken, dat de susters sulke belydenisse van haar geloof hadde gedaen, zeggende dat sy God wel om vergiffenisse mochte bidden, dat sy sulckx gedaan hadde en dat hy om al het werelts goet sulckx niet soude wille doen, het welke Syn Heyligheyt in syne pauselyke bulle zeer verboden heeft.
De drie iaeren al langh verscheenen, dat de verkiesingh van een materse most geschieden, soo heeft syn Hooghw. den Heer Aertsbisschop van Adrianopolen, Vicarius Apostolicus, als meede den Doorluchtighste Heer Ioannes Baptista Bussi Aertsbisschop van Tarsis en Nuntius Apostolicus van den paus tot Ceulen, in haar plaats gedeputeert als commissarisse om de verkiesingh by te woonen, den Eerw. Heer Theodorus de Iager, d' Eerw. Heer Petrus van Beest, en een Pater Capucyn van Cleef. De verkiesingh is geschiet den 17 iulius in de tegenwoordigheyt van de boven gemelde Heeren.
Den Eerw. Heer Petrus van Beest d'aanspraak en vermaninge doende en door meerderheyt der stemmen is verkoren Sr Hadewigis van Vanevelt. En na de verkiesinghe is door ordre van den Doorluchtighste Heer Nuntius Apostolicus bekent gemaakt alle gemeynschap met ongehoorsame priesters te schouwen en met brieven wegens kerkelyke verschillen met haar geen gemeenschap te houden. Ook hebben d'Eerw. Heeren Theodorus de Iager en Petrus van Beest speciale last gehad van den Doorluch. Heer Nuntius Apostolicus onse
folio 73
Eerw. Pater Iacobus Hellingh in 't heymelyk te vermanen en waarschouwe:
1o te onderteykenen op straffe van suspensie het formulier en alsoo te voldoen het gebod van syn Heyligheyt den Paus.
2o In syne predikatie te zyn voorsichtigh en eerbiediger tot de H. Apostolyke Stoel.
3o In de bieghtstoel discreeter te syn.
4o van het geselschap van Hr Holle en andere ongehoorsame priesters sigh wachten en noyt beletten de gehoorsame priesters misse te laten leesen in onse kerk des convents.
5o Dat hem niet geoorloft is een ander biechtvader te laten bieght hooren in 't convent, het geene alleen d' overste toekompt. En dat de susters niet misdoen tegen de gehoorsaamheyt, wanneer sy aen de gestelde extraordinarisse biechtvaders bieghte.
6o Dat de susters aen geen andere bieghtvaders mogen bieghten, als aen die laast tot extraordinarisse bieghtvaders gestelt waren.
7o Dat de Eerw. pater Hellingh met de werken moest betuygen de gehoorsaemheyt, die hy in een brief, aen den Hr Vicarius Apostolicus geschreeven, te kennen had gegeeven.
Dit alles hebben de Eerw. heeren Theodorus de Iager en Petrus van Beest alleen en in 't heymelyk aen onse Eerw. pater voorgehouden. Maer syn Eerw. heeft nooyt willen resolveeren het formulier te onderteykenen, en het gebod van Syn Heyligheyt te volbrengen.
Den Doorluchtighste Heer Ioannes Baptista Bussi, AertsBisschop van Tarsis en Nuntius Apostolicus van den paus te Ceulen, heeft een brief geschreeven, gedateert den 17 augusti 1708 aen den Eerw. prior der predickheeren to Calcar, en aen d' Eerw. pater guardiaen der conventualen tot Cleef, welke twee kloosters termynen hebben tot Huyssen, en elk tweemaal s' iaars daer in de parochie
folio 74
kerk prediken, verbiedende strengelyk dat haare paters niet zoude mogen prediken in de parochie alhier, noch misse te leesen, noch tot dienst van Hr Holle, soo langh die ongehoorsaem was, dat ook volbracht is, want sy te Huyssen niet gepredikt hebben, tot dat hy sigh onderworpen heeft.
Den 4 augusti dit iaar is onze Hooghwde. Heer Adamus Damen, Aertsbisschop van Adrianopolen en Vicarius Apostolicus, te Emmerick gekomen en daar gebleeven tot het laaste van den maant october. Te Emmerik zynde heeft syne Hooghwde. publiek subdiakens, diacens en priesters gewyd en heeft in september 14 dagen langh alle dagen gevormt, soo datter veele duysende doen gevormt syn, want van alle kanten de menschen na Emmerick gongen om gevormt te worden. Syn Hooghwde. zynde deeken van de Munsterse kerk te Emmerik heeft alle den tyt gelogeert geweest in 't huys dat den deeken toekomt.
In deese tyt soo was daar groote gedachten, soo als heer Ian de Iager selfs seyde, dat hy een pastorye soude hebben, en onse Eerw. pater, die sedert dat Hr de Iager hem aen d'ordre van Hooger Overigheyt onderworpen had, niet zeer geneegen tot die heer was, maer horende dat syn Eerw. hier uyt de stad soude gaen om pastoor elders te weesen, uyt wat reede, weete niet, soo heeft syn Eerw. de Eerw. mater laten roepen en geseyt dat men heer de Iager versoeken zoude, of syn Eerw. genegen was om hier tot assistent te blyven. Dat heer de Iager voorgehouden is, die eenige uuren uytstel versocht om daar resolutie op te neemen. Ondertussen heeft een kloptie, die van de Ianseniste kant was, en om d'onderwerpinge van Hr de Iager ook zeer tegens hem was, en zeer voor de Eerw. Pater Hellingh, die door haar praten onse Eerw. Pater geheel van syne resolutie heeft doen veranderen, en doen
folio 75
voort haer begevende by d' Eerw. mater, smeekende en biddende dat haer Eerw. daer niet in soude toestemmen. Hr de Iager dan syne resolutie genomen hebbende, versocht te weeten de conditie. Ondertussen soo heeft de Eerw. mater het de susters voorgehouden, of de susters geneegen waren Hr de Iager te hebben tot assistent van d'Eerw. pater, en na het afsterven van onse pater, syn Eerw. dan aen te nemen tot pater. Waer op de susters antwoorden, wel syn Eerw. aen te neemen tot assistent, maer niet tot vervolgh van de pater. Waer op doen een conditie wiert gestelt, dat Hr de Iager soude van 't convent hebben 50 gulden s'iaars en de tafel van d'Eerw. Pater. En dat daer een andere bieghtstoel achter in de kerk zoude gemaakt worden, door dien syn Eerw. syn bieghtstoel most behouden. Deese conditie en het aenneemen van Hr de Iager al hoewel syn Eerw. het selfs voorgeslaagen had, soo is het, 't sy met voorweten, of anders so ver gekomen, dat syne Excellentie de Heer Drost van Sonsvelt in de tralie quam en op het klagen van onse Eerw. pater, soo heeft syn Excellentie verboden dat heer de Iager hier geen bieght meer soude hooren. En terwylen syn Hooghwde heer het bieght hooren toegestaen had, so bleef dat continueeren, gelyk ook de toestemmingh van de conditie, die syn Hooghwde approbeerde. Want de kamer en rustplaats alles bereydt was om syn Eerw. 't ontfangen. Ondertussen soo is 't, zy door Eerw. pater, als andere, die syn Eerw. daer toe opstookte, een bevel van Cleef gekomen op dien selfden dagh des avonts, als heer de Iager komen soude, dat dito heer, de stoutigheyt niet soude hebbe van hier te komen, en 't convent op boete van 10 goud
folio 76
gulden soo sy die heer aennaamen en ook soo veel van ider rys, als hy de bieght der susteren hoorden. Door dit werk quam een groote verbittertheyt in de gemoederen der susteren tegens de Eerw. pater, om welke reeden syn Hooghwde ordonneerde dat daer een pater capucyn van Cleef soude komen tot troost der susteren.
Door alle deese stribbelingen en ook toevalligheeden van sommige susteren, soo hebbe de susters door mede hulp van heer Theodorus de Iager, noch voor kersmis van syn Hooghwde Heer verkreegen, dat heer Ian de Iager na Vrieslant is vertrocken, alwaer syn Eerw. een pastorye kreeg.
Ao 1708 den 5 iulii is het koor met een nieuwe plancke vloer beleydt, en onder de pulmters wat hoger gemaakt.
Den 13 augusti 1708 is de Muur van de Eerw. Paters hof op nieuw gemetselt van anderhalve steen dick, en by na de helft hoger gemaekt.
folio 77
1709
Den Doorluchtighste Heer Ioannes Baptista Bussi, AertsBisschop van Tharsis en Nuntius Apostolicus van den Paus te Ceulen, heeft in het eynde van voorleede iaer als in 't begin van dit iaer overal geschreeven brieven gesonden waerschouwende en verbiedende aen alle gelovige te kerke te gaen of Misse te horen by de ongehoorsame priesters of in kerkelyke zaaken met haer gemeenschap te hebben. Dusdanige brief heeft den Doorluchtige Heer Nuntius Apostolicus aen onse waarde mater en convent gezonden in de maant van januarius 1709. Die de geheele gemeynte is voor-geleesen. En van die tyt af volgens het bevel van den Doorluchtighste Heer Nuntius Apostolicus, soo zyn sommige van de religieusen op den 2 februarii 1709 uyt de Misse van den Eerw. pater Iacobus Hellingh gebleeven en wierde doen eenige tyt bedient door een Eerw. pater capucyn van Cleef.
Hiermede is het niet gebleeven, maar den selven Doorluchtighste Heer Nuntius Apostolicus heeft ordre gegeeven van niet te bidden voor de overledene, die onder de ongehoorsame priesters gestorven waaren.
"Wy verbieden ten eenemael, dat de gebeeden voor die geene, dewelke onder de sorge van wederspannigen mochten afgestorven zyn, by de gehoorsamen geschieden." Dit syn de eyge woorden, die den Heer Nuntius Apostolicus in syne brieven gebruykt.
Ons convent dan zynde in groote verlegentheyt en konnende onse Eerw. pater Hellingh om syne ouderdom
folio 78
en vorder om dit gegeeven bevel van den heer nuntius soo en mochte de religieusen haar niet bedienen van syn Eerw. Functie. Soo hebbe wy verscheyde brieven aen syn Hooghwde Hr Vicarius Apostolicus geschreeven, te samen te kennen gevende, dat onse wensch en versoek was, of den Eerw. Heer Petrus van Beest geestelyke bestierder des klooster te Emmerick, ons tot een pater en overste mogh gegeeven worden, des te meer dat niet alleen onse susters allegader daar toe geneegen waren, maar selfs onse Eerw. pater, die anders niet en wenschte, als dat den Eerw. Hr van Beest hier soude komen en dat hy wel bereyd was de regeeringe des convents aen hem over te geeven. Syn Hooghwde., dit bemerkende en zynde ons zeer geneegen om te helpen, en op dat wy in rust zoude blyven, die heeft daerover dan aen den Eerw. Hr van Beest, te Emmerik zynde, geschreeven en hem versocht om te Huyssen te komen en ons klooster te regeeren. Den Eerw. Hr van Beest heeft aen syn Hooghwde. geantwoort, dat om de menighvuldige sneeuw en ongewoone koude de weegen niet bruykbaar waren om te reysen, maar dat hy, soo ras als het reysbaar weer was, na Huyssen soude gaan en zien zoude, hoe het daar gestelt was. En wy van onse kant hielen niet op van verscheyden brieven aen den Eerw. Hr van Beest te schryven en te smeeken ten aldereersten gelieven over te komen en sigh over ons t'ontfermen. Ontrent dan half Vasten wanneer de weegen begonnen reysbaar te worden, is onsen bouwmeester te voet na Emmerik gegaan, want men kon noch met paart noch met kar van hier tot aen den anderen kant van den Rhyn komen om het ys, waermede al
folio 79
alle de wyden noch bedeckt waaren. Onse kneght dan te Emmerik komende heeft een kar gehuurt die den Eerw. Hr van Beest tot het Looveer gebracht heeft. Van weerkanten des Rhyns de velden met ys bedeckt zynde moeste daer over gaan en vielen zeer dikmaels door dat holle ys, soodat het wonder was, dat sy verscheyden rysen de beenen niet gebrooken hadden. Maer God haer bewarende zyn se noch wel te Huyssen gekomen. Den Eerw. Hr van Beest bleef twee weeken by ons en konde weegens de conditie met onse Eerw. Pater niet overeen komen. Den Eerw. Hr van Beest versocht dat onse Eerw. Pater schriftelyk de regeeringe des convents zoude afstaen ende overgeeven en onse Eerw. pater wilde het mondelingh doen, maer niet schriftelyk. Ten andere onse Eerw. pater pretendeerde nu en dan het officie te doen en de functie voor de susters, dat den Eerw. Hr van Beest niet konde toestaan zonder toestemminge van de geestelyke overigheyt. Soodat den Eerw. Hr van Beest in de passieweek tot onse droefheyt weder na Emmerik gekeert is zonder met malkanderen overeen gekomen te zyn.
Dit iaar 1709 was soo een harde straffe winter dat by menschen gedenken noyt geweest was, want alle het winterkoren doot gevrooren was. Dogh den Heer gebenedyde het lant soo veel te meer door het somerkoren, dat daer meerder verkoft wiert, als men ooyt van te vooren soo van het winter- als somerkoren tesamen verkoft had. De wyngaarden en alle de meeste fruytboomen waren ook doot gevrooren. En in deese felle koude soo is daar een groote swaare brand geweest op den 17 ianuarii, wesende de dagh van St Antonius. Deese brand was dicht by de schuur van onse school. Het water, daer men de brand mede zoude blussen, bevroor in de tonnen
folio 80
en emmers, soodat die van de stad en wy van ons klooster het water aen alle kanten heet moesten maken om dat uyt te blusse. En door verscheyde reliquien, die de susters van ons convent daer toe gaven, is de brand miraculeuselyk opgehouden. Doen den brand geblust was, doen hebben sy het koren en het hooy, dat noch in den bergh gebleven was daer den brand was geweest, hebben sy met karren laten brengen buyten op de stadtswart, daer wy de karre van ons convent ook toe gebruykt hebben om dat koren te vervoeren. God den Heer heeft ons miraculeuselyk dan van die brand bevrydt, soo dat het convent daer geen schaaden by heeft gehad.
Om weder tot ons vorige propoost te komen, ondertussen wy waren in de grootste verlegentheyt. Een fraterheer van Emmerik, Hr de Greef, quam hier om de H. Misse te leesen, maer kost niet prediken, soodat wy die paaschen zonder sermoen waren. Evenwel wy gaven de moed niet verloren, maer hebben door bidden onsen toevlught tot God genomen, die de syne niet en verlaet. En hebben door brieven soo veel uytgewerkt, dat den Eerw. hr van Beest elf dagen na paeschen by ons wederom gekomen is om te zien, of syn Eerw. met onse Eerw. pater overeen komen konden. En doen is het geluckt, daar wy God voor dankbaar zyn. Ten eersten wegens nu en dan eenige functie te doen voor de susters, seyde den Eerw. Hr van Beest wederom daer over te sullen schryven aen de Geestelyke Overigheyt en soo die het niet toestingen, dan zoude onse Eerw. pater daer van afstaen. En wegens het afstaan en overgevinge van de regeeringe des convents, is niet alleen mondlingh, maar ook schriftelyk geschiet, maer
folio 81
met conditie, dat het geschrift zoude toegezeegelt worden en door den Eerw. hr van Beest eerst na den doot van den Eerw. pater zouden geopent worden, soodat alle byde heeren met haer signet den brief toegezeegelt hebben. En na de doot van de oude Eerw. pater hr. Hellingh, heeft den Eerw. hr van Beest den brief toegezeegelt getoont aen alle de raatsusters en in haare tegenwoordigheyt is de brief doen eerst geopent. Den inhoud, waer mede d'Eerw. hr Iacobus Hellingh afstaat de regeeringe des convents aan den heer Petrus van Beest, is als volgt.
In den Naam des Heeren Amen
Aengesien myne hooge ouderdom en swackheyt des lichaams niet toelaten, dat ik myne gewoonlyke dienste en functie meer waerneeme, op dat de susters en religieusen van St Elisabeth Convent binnen Huyssen daar door geen ongeleegentheyt zoude hebben, soo is 't dat ik onderschreeven de regeeringe des kloosters in 't geestelyk voor altyt vrywilligh overgeeven aen den Eerw. hr Petrus van Beest, opdat die het clooster in 't geestelyke bestiere met alle sondagen en heyligedagen en werkendagen op den gewoonen tyt de misse te leesen, te prediken, capittel houden, bieght te hooren, de susters op het uyterste te berechten met laaste Heylige Sacramenten, met de ceremonie van inkleeden en professie te doen, met altyt de vespers en lof te doen en alle andere functie waar te neemen. Soo noghtans dat volgens het gemaakte accoort tussen my en de religieusen, ik myn iaarlykse onderhout en trackte-
folio 82
ment of pensioen zal genieten en behouden. En tot een teeken dat dit myn wil en genegentheyt is, sonder van imand daer toe gedwongen te syn, soo is 't dat ik vrywilligh dit accoort en geschrift met myn eygen hand onderteekent hebbe binnen Huyssen, den 15 april duysent seven hondert en negen.
Petrus van Beest Iacobus Hellingh
Sig o net Sig o net
Dit accoort getroffen zynde, is ons convent zeer verblyd geweest, ziende, dat wy daardoor in eenigheyt en vreede soude blyven, en ons convent behouden zyn. En vermits de parthye, die den Aartsbisschop van Sebasten aenhingh en die aen de beveelen en ordonnantie van Roomen ongehoorsaem waren, over al waer sy konden, de gehoorsaeme priesters met Romen houdende veel moelykheden aendeden, soo heeft daerenboven ons convent een schriftelyk accoort met den Eerw. heer van Beest ingegaen daer over, als onse pater.
En door dien den Eerw. hr Petrus van Beest op die conditie was geestelyke bestierder des convents van St Agnes te Emmerik, dat aldaer niet verbonden was, maer ten alle tyden kon vertrecken met conditie van drie weeken te vooren te waarschouwen, soo is dan den Eerw. hr van Beest na Emmerik gereyst om aen de susters aldaer bekent te maken, dat alhier pater was. En in syne Eerwde. afwesentheyt zyn wy bedient van een fraterheer te Emmerik, te weeten heer Wanners.
folio 83
Ontrent deese tyt is eenige moeylykheyt den Eerw. Hr Laurentius Pilsen, capelaan van Huyssen, overgekomen om het geene syn Eerw. verleede iaar wegens het publiceeren des iubileè op de predikstoel geseyd hadde en buyten aen de Karbrug gepubliceert. Soodat daar over van de wereltse overigheyt op Goede Vrydagh van syne bedieninge is gesuspendeert en ook boete of breuke daer voor moeten betalen. En dat heeft tot s'maendagh voor onse Heere Hemelvaart geduurt, wanneer voor de eerste rys in de parochiekerk heeft wederom begonnen de misse te leesen. En alle die tyt was er geen vroege misse op de geboden H. dagen noch sondaghs en veele van syne penitenten hebben haer Hooghtyt van Paeschen niet gevoegelyk konnen houden.
De drie weeken verscheenen zynde, dat den Eerw. hr Petrus van Beest te Emmerik was geweest om de susters van syn vertrek te waarschouwen, die daar over zeer bedroeft waren, want syn Eerw. over de vier iaaren aldaer geestelyke bestierder des convents geweest was, veele moelyckheeden uytgestaan, en het convent tot stilte en eenigheyt en liefde gebraght, soo is dan d'Eerw. Hr Petrus van Beest den 16 mey, zynde donderdagh voor Pinxteren, van Emmerik vertrocken en op de namiddagh alhier gearriveert tot blydschap van ons allen. En wy hebben syn Eerw. als onse Eerwaardige pater ontfangen met liefde en genegentheyt en heeft gerustelyk en met vreede syne functie gedaen. En door dien daer groote oneenigheyt in de stad Huyssen was en die aen Romen gehoorsaem waren, niet konden resolveeren in de misse of prediekatie van den eerw. Hr Holle te gaen, soo is na dien tyt op sondagen en Heylige dagen onse kloosterkerk soo vol van menschen gepropt
folio 84
geweest, dat de menschen onmogelyk allegader konden knielen. Iae, buyten de kerk was soo veel volkx, die niet konden in de kerk komen, datse buyten op de wegh tot dight by het kerkhof van de parochiekerk bleeven staen om de H. misse te hooren. En den Eerw. hr. Pilsen, capelaan, op sondagh de hooghmisse zingende in de parochiekerk, wanneer na het H. Evangelie van Hr Holle wiert geprediekt, die aen Romen gehoorsaem waren, gingen of uyt de kerk of sy quamen met de anderen wederom in de kerk na de prediekatie, als het Credo gezongen wiert, soo dat het getal van die geene die in 't sermoen van den Eerw. Hr. Pastoor Holle bleeven, niet al te groot was. En dit heeft geduurt soo langh, totdat den Eerw. Hr Holle sigh aen syn wettige geestelyke overigheyt onderworpen heeft.
Deese soomer in de maant van Iulius onse Eerw. Pater Hr. van Beest, eenige dagen te Emmerick zynde en hebbende imand in syne plaets gestelt om de functie te doen, d'oude Eerw. pater Hr Hellingh belettende dat die priester het donderdaghse lof zoude doen en het selven selfs doenende, dat nochtans tegens het accoort was met de Eerw. Hr van Beest ingegaan, sommige zyn uyt het lof gegaen. En onsen Hoogwaerdighsten Heer Vicarius Apostolicus, AertsBisschop van Adrianopolen, dit te Ceulen vernomen hebbende, heeft dit soo qualyk genomen, dat syn Hooghwde. daar over een scherpen brief aen 't convent geschreeven heeft, ons drygende, indien dat ooyt wederom voorviel, dat den Eerw. heer van Beest soude aenstonts ordre krygen om het klooster te verlaten, en van ons wegh te gaan, en ons
folio 85
verlegen laten. Den oude Eerw. Hr Hellingh ziende dat dit soo hoogh opgenomen wiert, heeft noyt naderhand iets diergelyks ondernomen en de twee Eerw. heeren hebben met malkanderen in rust en vreede geleeft, behalven dat se in kerkelyke saeken met malkandren geen gemeenschap hadden. Want den ouden Eerw. pater hr Hellingh op werkendagen de H. misse leesende voor die uyt de stad daer in quamen, las de H. misse, als de susters van 't koor waren. Op sondagen las syn Eerw. na de predikaatie van den Hr. Holle, onder de H. misse van den Eerw. Hr Pilsen. En op de Heylige dagen, wanneer den Eerw. hr Pilsen moest predieken, deede syn Eerw. de misse voor syne penitenten uyt de stad onder de predikatie van den Eerw. Pilsen, capelaen, tot syne doot toe.
In dit iaer is den 26 april in den Haege uyt gekomen een placaet van de Heeren Staaten van Holland tegens syn Hoogw. Adamus Daemen, Vicarius Apostolicus, en tegens den Hr Nuntius des Paus tot Ceulen resideerende, behelsende onder andere, dat niettegenstaende Adam Daemen. kanonick tot Ceulen, door den paus Vicaris Apostolyk aengestelt in de plaats van Gerardus Potcamp, getraght hadde admissie van den staat te bekomen, deselve noghtans niet hadde konnen verkrygen. Evenwel den voornoemde Adam Daemen sigh voor vicaris tracht uyt te geven. Ook dat den nuntius van den paus tot Ceulen al omme binnen deese provincie van Holland, soo met verleenen van missien, het zenden van bullen, het schryven van brieven, als andere actens te pleegen, de functie van het vicarisschap effective quam waer te neemen, niet tegenstaende wy tegens sodanige infractien van onse
folio 86
voorschreeven placaete soo mennighmaal hadden voorzien. Soo is 't dat vervolgens den voorschreeven Daemen, wiens versoek tot de gerequireerde admissie is afgeslaagen, sal werden geinterdiceert soo als de selve geinterdiceert wert mits deesen, het voorschreeven vicarisschap in eeniger manieren te exerceeren. Ende dat niemand de selve in die qualiteyt sal hebben te erkennen ofte te obedieeren, op poene als vooren (van arbitralyk te zullen werden gestraft) en dat alle het geene hy op die naam zouden mogen verricht of geordonneert hebben, voor nul en van geender waarde sal worden gehouden. Gelyk ook voor nul en geender waarde sal worden gehouden, al het geene de nuntius tot Keulen, als voorschreeven is ende contrarie onse voorgemelde intentie, binnen dese landen heeft verricht ende geordonneert ofte nogh zoude mogen komen te verrichten ende te ordonneeren, gelyk als al het selve voor nul en van geender waarde gehouden wert by deesen. Met last en ordre, dat niemand, wie het ook zoude mogen weesen, eenige sendingen, beveelen, ordres of diergelyke van den gemelden nuntius of te den voorgenoemde Adam Daemen ofte van ymand, wie het ook zoude mogen weesen en die al voorens by de Heeren onse Gecommiteerde Raden niet geadmitteert moghte weesen, het sy directelyk ofte indirectelyk, sal hebben te erkennen, respecteeren ofte obedieeren ofte in eeniger hande manieren haar daer na te gedragen, op poene van duysent Caroli guldens tot laste en tegens die geene, die contrarie komt te doen, te appliceeren. De eene helfte ten behoeven van den officier, die de calangie zoude komen te doen, ende de andere helfte ten profyte van den aenbrenger, alles boven de poene van arbitrale
folio 87
correctie hier boven gestatueert.
Wyders wort den voorschreeven Adam Daemen by deese verboden, soo lange hy van de voorschreeven pretense aenstellinge als vicaris niet schriftelyk sal hebben afgestaan, binnen deesen landen te komen op poene van onse hooghste indignatie ....... etc. Gedaan in den Haage onder het kleyne zegel van den landen desen 26 April 1709.
ziet No. 10
1710
Onse Eerw. pater Hr van Beest was geresolveert in de vasten op donderdagen, wanneer nergens in de stad geprediekt wiert, s'avonts te mediteeren int lof van de Passie Christi. Maar die met Hr Hollen hielen dit gewaar wordende soghten het op alle manieren te beletten. Want den Hr richter aen de tralie zynde by
folio 88
de Wr mater etc, en daer van spreekende, al ist dat de oude Eerw. pater Hr. Hellingh in de vasten alle morgens wel een vermaninge gegeeven hadde, raede het nochtans af, opdat het niet zoude geschieden. Want seyde hy, eenige klopties zoude maken, dat het door Cleef verboden zoude worden en dat ik een bevel zoude krygen om dat te beletten. Dogh voeghde daar by: het is bedroeft, dat die van eene religie zyn de godsdienst zoeken te beletten. Daer is het by gebleeven, en de meditatie is niet geschiet. Maar op palmsondagh, wanneer de ceremonien langh duuren, en geen tyd was om te predieken, soo seyde onsen Eerw. pater Hr van Beest, dat Goede Vrydagh in de plaats zoude predieken. Maar de ongehoorsamen tegens Romen hebben soo veel teweegh gebracht, ook de klopties, die selfs na den Hr richter liepen, en schreyde en klaaghde daarover. Eyndelyk soo hefft den heer richter Witten Donderdagh de boode gesonden aan onse Eerw. pater, hem verbiedende op Goede Vrydagh niet te predieken of wel met geslooten deuren, dat daar niemand van buyten moght in koomen. En soo is op die dagh geen predikatie geschiet in onse kerk.
Het ampt van novitie meestersse vacant zynde, soo hebben de raatsusters eenige voorgestelt, die sy dochten daer toe te syn bequaem en de namen syn overgesonden aen syn Hooghwde., den Hr Vicarius Apostolicus, die daaruyt een verkooren heeft en den 15 april geschreeven, dat Sr Cunera Hunteler dat ampt zoude bekleeden, gelyk ook geschiet is.
Ao 1710 in september wort er een nieuwe regenback gemetselt aen den trans by de keuken, en een nieuwe regenpomp geset.
folio 89
In dit iaar 1710 den 18 december is tot Utrecht in 't huys van den Eerw. Hr Iacobus Catz, pastoor in den Hoeck aldaer, smorgens omtrent 6 uuren overleeden den Hooghwaerdigen Hr Petrus Codde, Aertsbisschop van Sebaste, dewelke 33 iaaren te vooren alhier in ons klooster hadde gewoont en mede de bieght der susters in dien tyd gehoort. Gestorven zynde is zyn lyk vervoert na Warmont, een uur buyten de stad Leyden, en is aldaar, by de heer van der Graf en de Heer Potcamp begraaven geweest.
Het convent geen bequame weyde, die groot genoegh was om de magere slacht beesten ossen en koeyen vet te weyden, soo heeft se den 10 Mey 1710 aengekoft een rechte helft van een weyde genoemt de Boere Wey, gelegen onder het kerspel van Bemmel en Buerschap van Halderen, groot ongeveer thien mergen en 3/4, voor de somme van 4300 guldens Hollants.
Betaelt voor den 40t penningh - - - - - - - 107 - 10 - 0
Den opdraghs met andere onkosten - - - - - - 14 - 4 - 0
En is gestelt geweest op de naem van den heer doctor Backer, maer wanneer naderhant de andere helft van die wey aengekoft wiert, toen is de geheele wey geset en gestelt op de naem van ons convent. Zynde de tweede helft gekoght van den heer Hulst, ontfanger van de Opper-Betuwe, de welke seyde dat het convent die weyde wel op haer eygen naem zetten moght ter boek en protocol.
folio 90
1711
Sijn Heylighheyt den Paus Clemens den Elfden en de Heeren Cardinalen van de generale vergaderinge van de H. Roomsche en alle gemeene inquisitie of ondersoekinge verstaande tot Romen de ziekte en doot van heer Petrus Codde Aertsbisschop van Sebasten, hebben het volgende decreet den 14 ianuarii 1711 laten uytgaen en vertaalt in onse taal luydt aldus:
"Hebbende geleesen de brieven van den Heer Apostolijke Nuntius tot Ceulen, in de welke hy seght, dat den Hr. Petrus Codde Aertsbisschop van Sebaste, in Holland zeer swaarlyk ziek was, niet sonder groote perykel van leven en dat hy om wegh te neemen, was het mogelyk, de openbare ontstichtinghe, dewelke ontstaan zynde uyt de wel bekende en langhduurige tegenstrydinge van dien Aertsbisschop tegens d'Apostolijke beveelen dagelycks toenam, hadde overgesonden na Holland Alexander Borgias, syn Auditeur, met Vaderlyke brieve, den selven vermanende tot een waarachtige onderwerpinge, weerdigh aen eene Catholyke Aertsbisschop. En niet tegenstaande dat hy heeft blyve volharden in syn hertneckigh gemoet ende daarom vraagende den wil van die H. Congregatie, wat hy verplicht was te doen, waar het saaken dat den voorzde. Aertsbisschop (het welcken God verhoeden) in de selve verdoemelycke hartneckigheyt quam te sterven. De selve H. Congregatie de saake rypelyk overleyt hebbende, heeft geoordeelt
folio 91
den 30 december 1710: Dat aen den selven Aertsbisschop, is dat hy sonder behoorelyke boetvaerdigheyt sal sterven, of gestorven is, sullen gewygert worden de gewoonelyke gebeden van alle Christi-gelovige, als zynde openbarelyk wederspanningh en tegenstreever aan de Apostolyke stellingen ende bevelen en dat hy sal moeten berooft worden van de gewyde aarde, en dat van deese saeken alle catholyken in Holland woonende door den Heer Nuntius tot Ceulen zullen vermaent worden.
Welk bevel door den heer assesseur van H. Officie aen syn Heyligheyt Clemens den elfde, door de Goddelyke voorsieninge paus, op den selfden dagh in de gewoonelyke audientie overgegeeven, syn Heyligheyt heeft goed gekeurt ende doen uytvoeren.
Ende alsoo daar na door andere brieven van den heer nuntius ende van veele anderen aen de H. Congregatie bekent gemaakt is de ongeluckige ende beklagelyke dood van den voorseyde Aertsbisschop zonder eenigh teeken van leetweesen van syne openbaare wederspannigheyt, iae, met een nieuwe hert gemoet aen de vermaeninge van den voorseyde Auditeur, principaalyk in wijgeringh van behoorlyke onderwerpinge aen d'apostolyke decreeten en onderteekeninge van de laaste constitutie van onsen alderheylighsten vader, die begint Vineam Domini etc tegens de Ianseniaanse ketterije, de selve H. Congregatie den 14 ianuarii 1711 deese saak weder rypelyk overlyd hebbende, vond goet (al hoe wel niet sonder groote droefheyt van alle de uytmuntenste vaders) dat het voorseyde decreet gegeeven den 30 december 1710 zoude ingevolght, ende door den selven heer nuntius aen alle catholyken in Holland kenbaar gemaakt worden. Niet alleenelyk om te
folio 92
verdoemen de gedachtenisse van den overledene, maar ook tot een voorbeeld van alle wederspannige ende tegenstryders ende vermaninge, op dat sy indacgtigh syn het strenge oordeel Gods, ten bequame tyde hunne ziele zaligheyt soude besorgen. Welk alles en ider in het besonder door den heer assesseur in de gewonelyke audientie aen den alderheylighste vader vertoont, syn Heyligheyt (soo den voorseyden heer assessor heeft verklaart) in alle deelen heeft goed-gekeurt, ende belast ter executie te stellen."
Ziet No 11
Dit pauselyk decreet heeft den heer nuntius apostolicus des paus tot Ceulen aen onse Eerw. pater Hr van Beest en aan ons convent toegesonden om daar na te reguleeren. Op den selven dagh heeft den doorluchtigste heer nuntius apostolicus aen alle gehoorsaame priesters, als mede aen onse Eerw. pater Heer van Beest een gedruckte ordonnantie van syn doorluchtigheyt den heer nuntius apostolicus selfs onderteykent en met syn zegel bekrachtight, voerende deese titel: Onderrechtingh voor de catholyke, en voornamentlyk voor de bieghtvaders in 't Vereenight Nederland woonachtigh zynde, rakende de wettigheyt der Heylige Sacarmenten. Drie soorten van priesters wederspannigh aen de beveelen van de apostolyke stoel worden met der daat gevonden in 't Vereenight Nederland.
D'eerste soort is van die geene, tegens de welke over het inneemen van statien, het vonnis van den groote ban by naame en openbaare billietten uytgesproken en gepubliceert, gelyk als van Mathias Tork, en in 't kort nogh van anderen, indien sy niet bekeeren. Met dusdanigen magh men niet geen de minste gemeenschap houden in 't burgelyk
folio 93
nogh in ’t geestelyk. En welken daar tegen misdoen, vervallen met'er daat in de kleyne ofte minder ban. Verder dewyl dusdaanige metterdaat ontbloot zyn van alle kerkelyke plight, bedieninge en magt, soo is 't dat die geene, die van haar de H. Sacramenten ontfangen, deselve niet alleen kragteloos, maer ook heyligschendigh ontfangen. Als byvoorbeelt, by aldien ymant by Mathias Tork syn bieght sprak die soude niet alleen van syn zonden geen absolutie verkrygen, maer in een nieuwe en allerswaerste zonden van heyligschenderye vervallen. Het selven moet ook verstaen worden ten aensien van de andere H. Sacramenten voor soo veel de heyligschenderye belanght. En in dit geval kan niemant door eenige pretexten van te goeder trouwe, eenvoudigheyt ofte onkund, of diergelyke verontschuldigt worden, vermits dese ban afgekondight en gepubliceert is. By aldien nogtans ymant door een onvoorkomelyke onkunde te bieght moght gaan, byvoorbeelt, by den voornoemde Mathias Tork (het welk egter naulykx geschieden kan als door vremde en buytenlantschen persoonen, die van de Hollandsche saaken t'eenemaal geen kennis hebben) soodanige persoon zoude dan wel geen heyligschenderye begaan nogh in den kleyne ban vervallen, maer even wel de absolutie aen hem verleent zoude nul en kragteloos zyn. Uyt alle het voorhaalde maaken wy een besluyt dat die gebieght hebben by wederspannige van dit eerste soort, niet alleen gehouden zyn haar gedaene bieghten te herhalen, maer ook berouw te hebben over zonde van heyligschenderye en daer van als van den kleyne ban, absolutie te versoeken. En die by haer getrout zyn, te hertrouwen; in achtnemende ontrent de huwelyken, dat die van haer getrouwt zynde te samen leven, van de H. kerke als als byzitten worden gehouden, en van het voorgaende berouw moeten verwecken en hertrouwt worden.
folio 94
De tweede soort is van die ingedrongen zyn, namentlyk soodanige die openstaande statie hebben ingenomen sonder eenig wettige zending verkreegen te hebben, van ons, ofte van een ander, het opperkerkbestier door bevel van den alderheylighste vader hebbende over de Hollantse Zendingen, ofte den eerwaerdige apostolyken vicaris over het Vereenight Nederlant. Van welke ingedrongenen men ook geensints twyfelen moet, ofte sy zyn met'er daet en sonder eenige verdere uytspraak vervallen in den grooten ban volgens de bulle van onse alderheyligsten vader Clemens den elfde, tegenwoordig Gods kerk gelukig regeerende, dewelke tot Romen verleent heeft den 7 april 1703, en gesonden aen alle catholyken in Holland en omliggende provincien woonende, al hoe wel tegens haar tot nog toe het vonnis van den ban by name niet is uytgesprooken. Aengaende nu die geene die van de voorn bulle, ofte van onse uytspraak en bevel van soodanige drongen te schouwen eenige mate kennis hebbende, de H. Sacramenten niet te min van haar ontfangen ofte ontfangen hebben, daer moet men het selfde van seggen, dat wy gesegt hebben van het eerste soort van wederspannigen. Dog ten aensien van soodanigen, die door een onvoorkomelyke onwetentheyt by de voorg ingedrongenen sig vervoegen om de H. Sacramenten te ontfangen, moet men eenig onderscheyt maeken. Namentlyk by al dien den ingedrongenen daar sy by gaen voorsien is met wettige maght, die hy voorheen heeft verkregen, sonder eenige bepaling van tyd of plaets, om bieght te hooren mogen in 't Vereenigt Nederlant en dat het blykt dat hy dusdanige maght heeft ontfangen, dan moet men de bieghten die by hem gedaen worden,
folio 95
aanmerken als hebbende haer kragt en uytwerksel. Dog indien er van soodanige wettige magt geen volkomen blyk is, dan moeten de biegten by soodanige ingedrongen gedaan, gewisselyk uyt voorsorg en voorsigtigheyt herhaalt worden. Maer wanneer het bekent is, dat den ingedrongen soodanige magt noyt heeft ontfangen ofte misschien bepaalt is geweest tot een andere plaats ofte tot een tyt die reets verloopen is, dan zyn de biegten by hem gedaan nul en kragteloos en moeten alleen wederom gebiegt worden. Dit onderscheyt dient tot een reglement aengaende de biegten dog voor soo veel de huwelyke belanght, dewelke voor soodanige ingedrongenen zyn voltrocken, de selve moeten altyd voor nul en onwettig gehouden worden, sulkx dat een onvoorkomelyke onkunde wel ontschuldight van sacrilegie, maer evenwel het huwelyk niet wettig maakt.
De derde soort is van die geene die tegen de apostolyke beveelen wederspannig zyn, maar voor haar ongehoorsaemheyt met wettige magt voorsien zynde van den nuntius, het opper-kerk-bestier voerende, ofte van den apostolyke vicaris in haar statie gestelt zyn, dese moeten geschuuwt worden, soo ras als men kennis heeft van haar ongehoorsaamheyt. Dog die onkundig van deese saek te goeder trouwe by haar moght gebiegt hebben, die is niet gehouden zyn voorgaande bieghten te herhalen. Maar soo ymant van haer ongehoorsaamheyt en van het apostolyk gebodt, dat men sulke schuuwen moet, kennis hebbende, evenwel by haer te biegten gaat, die is van heyligschenderye geensints onschuldigh, omdat hy in eene saak van swaer belang het gebodt van de H. kerke versmaet, en daerom moet hy niet alleen syne gedaene biegten herhalen, maer ook absolutie versoeken
folio 96
van syne heyligschenderye.
Bovendien moeten de goede catholyken ernstigh vermaant worden, dat, gelyk sy altyt verplight zyn de wederspannige priesters te schuuwen en te gaen by de goeden, dat sy even wel sig moeten waghten van uyt sodanige overweeging sig te stellen in gevaer van te sterven sonder de H. Sacramenten. En daarom in dootsgevaer gestelt zynde, indien sy naer aengewende naarstigheyt om een gehoorsaem priester te bekomen, den selven evenwel niet kunnen bekomen, soo moeten sy gebruyken de hulp van sodanige priesters als sy kunnen bekomen, al is hy wederspannig, dewyl in sodanige geval het priesterlyke merkteeken genoegh is om de absolutie van het H. Sacrament des biegts aen ymant kragtig mede te deelen, sonder welke absolutie men geensints moet uyt dit leven scheyden. Men moet daar by ook acht geven, dat men voor sulken, die door nootsakelykheyt gedwongen zynde komen te sterven, berecht zynde van een wederspannigh priester, niet moet nalaten te bidden en haer zielen te recommandeeren.
Gegeven te Ceulen den 13 ianuarii 1711 ziet No 12
was geteekent
Ioannes Baptista, Aartsbisschop,
Bisschop van Ancona.
Nuntius Apostolicus.
Onsen Hooghwaerdighsten Heer Adamus Daemen, Aertsbisschop van Adrianopolen en Vicarius Apostolicus, hebbende een geruyme tyd swaerlyk ziek geweest en in Holland konnende geen admissie van den staat om syn ampt te bedienen, heeft van synen kant van het Vicarisschap notarieel afgestaan, en verscheyde
folio 97
brieven na Romen aen syn Heyligheyt den Paus geschreeven om ontslagen te zyn van 't ampt van vicarius apostolicus. Syn Heyligheyt heeft geensints konnen toestaan van 't ontslaan, maer begeert dat den tytel van vicarius apostolicus soude behouden. Echter dit heeft syn Heyligheyt toegestaan dat syn hooghwaarde het ampt van vicarius apostolicus niet soude oeffenen en dat voor 't aan den heer nuntius apostolicus des paus te Ceulen de heele missie en bischdom door besondere ordre des paus regeeren soude, soo dat syn Hooghwde in het begin van dit iaer aen onse Eerw. pater Heer van Beest bekent gemaakt heeft, indien er iets voorviel, voortaen aen den doorluchtighste Hr nuntius apostolicus te Ceulen te moeten schryven.
Eyndelyk in dit iaar in de maant van maart zyn de kerkelyke twisten en oneenigheeden alhier te Huyssen gestilt en bygeleyt door de onderwerpinge van den Eerw. heer Henricus Holle, pastoor, aen syne wettige geestelyke overigheyt, dat aldus is toegegaen. Een sekere borger van Huyssen doodelyk ziek zynde en moetende berecht worden, vond groote swarigheyt van sigh laten te berechten van den Eerw. heer Holle, heeft dan door syne naaste vrinden laten versoeken of hy van onse Eerw. pater heer van Beest mocht berecht worden in alles. Den Eerw. Hr Holle heeft het toegestaan. Onse Eerw. pater willende seeker zyn, of het waar was, gingh het selfs verneemen by den Eerw. Hr pastoor, die seyde van iae en dat hy blyde was onse Eerw. pater heer van Beest te sien en te spreeken. Hy gaf te kennen dat hy wel geneegen was sigh met de geestelyke overigheyt te versoenen, daar toe versoekende de mediatie of bemiddelinge van onse Eerw. Pater, de heer van Beest, die daar op eenige ryse
folio 98
na Ceulen geschreeven heeft, als meede den Eerw. Hr Holle aen den doorluchtighsten heer nuntius apostolicus, die volle macht aan onse Eerw. pater Hr van Beest gegeeven heeft en bekent gemaakt watter vereyscht wiert. Het welke alles den Eerw. Hr Henricus Holle volbraght heeft by onse Eerw. Pater, den Hr van Beest op den 24 maart zynde daaghs voor het feest van onse Lieve Vrouwe Bootschap, welk feest dit iaar quam op woensdagh in de passieweek voor palmzondagh. Daar op heeft dan onse Eerw. pater Hr van Beest op dat feest staande voor den autaar in de kerk aen honderde van menschen geseydt, die in onse kerk toen waren: Vrinden, den H. Gabriel heeft van daagh een aengename blyde tydinge gebraght aen de werelt doende syne bootschap aen de Heylige Maria. Ick, al ben ick geen engel van natuur, nochtans ben het onweerdigh door myn ampt, want den propheet Malachias Cap2 Ver7 noempt de priesters de engelen des Heere, sal meede van daagh UE een blyde en aengenaeme tydinge bootschappen, te weeten dat toekomende sondagh, zynde palmsondagh, wanneer den tyt begint van syn Paaschen te houden, dat gylieden u Paaschen magh en moet houden by UEerw. heer pastoor in de parochiekerk, door dien syn Eerw. nu sigh onderworpen heeft aen syn wettige geestelyke overigheyt en met den selven versoent. Daer op is na de middagh, want den Hr pastoor dan op de heylige dagen de catechismus doet, de parochiekerk vol volk geweest, en zyn in de catechismus geweest, hem voor pastoor herkennende, dat daar na gecontinueert is. En omdat de Eerw. paters predick-heeren van Calcar de gewoonte hebben op Goede Vrydagh alhier in de parochiekerk de passie te predieken, dat haer was verboden soo langh de pastoor sigh niet onderworpen hadde, soo heeft onse Eerw. pater terstont na Calcar geschreeven,
folio 99
en gemaekt dat een pater predickheer van Calcar alhier op Goede Vrydagh predickte.
In de maant van iulius 1711 zynde de drie iaaren verscheenen, datter een verkiesinge van een mater moest zyn, soo heeft de waarde mater Sr van Vanevelt, die 16 iaaren mater was geweest, de hooge geestelyke overigheyt versoght, dat se deese rys niet moght verkooren worden om wat in stilte met minder God te dienen. Van gelyke heeft se versoght alle de susters van haer niet te kiesen. De geestelyke overigheyt heeft haer versoek toegestaan en zynde tot commissarissen gestelt op de verkiesinge onse Eerw. pater Hr van Beest, en den Eerw. Hr Theodorus de Iager. Soo is op den 20 iulius door meerderheyt van stemmen verkooren tot waardige mater Sr Agatha Eva de Iager, die 23 iaaren ondermater geweest was. En al ist dat se voor de heele gemeynte van de Eerw. heeren commissarissen versoght van dat ampt en waardigheyt te mogen ontslaagen zyn en een andere verkooren worden, soo heeft noghtans onse Eerw. Pater, als maght daer toe hebbende van de hooge geestelyke overigheyt, haar op de gehoorsaemheyt geboden het materschap aen te neemen, het geene sy dan uyt gehoorsaemheyt gedaan heeft.
Anno 1711 in april wort den vloer onder in de kerk met blauwe estricken gelyt ende de trappe gemetselt, en met eycke plancken bekleet.
In de maant van iulius hebben de heren van de Hollantse cleresie twee heeren, te weeten Hr Dalenoort, pastoor in Den Haegh, en Hr Steenoven, pastoor te Amersfoort, na Ceulen gesonden by den doorluchtighste heer nuntius apostolicus van den paus te Keulen, om te zien oftse
folio 100
met haare principalen konnen overeen komen en met Romen sigh te versoenen en onderwerpen, opdatter aldus een vreede in de catholyke kerke van 't Vereenight Nederlant moght komen. Maar zynde eenige maenden te Keulen geweest en veel beleeftheden by den hr nuntius apostolicus ontfangen, zyn van Keulen vertrocken sonder haar selven aen den paus te onderwerpen en te versoenen. Daer op heeft dan den doorluchtighste heer Ioannes Baptista Bussi, pauselyke nuntius tot Keulen, in december een volle aflaat met een gebed van 40 uuren uytgeschreeven ende brieven daer van gesonden aen alle pastoors, priesters der missie, die gehoorsaem waren en gemeynschap met den Apostolyke Stoel en de Heylige Roomsche Kerk hebben, als ook aen een ieder in 't besonder Christi geloovige. Dese brief des aflaets van den hr nuntius aen ons gesonden, was in de Latynsche en Nederduytse taele, luyde als volght.
Wy hadde gehoopt dat wy met d'aenkomende Hooghtyt der Geboorte des Koninckx der Vreede, onses zalighmaker Iesu Christi, aen welke de chooren der engelen hebben aengekondight de vreede aen alle menschen van een goede wil, ook mochten de soo langh gewenschte vreede aenwenschen aen alle die in 't Vereenight Nederland de catholyke naem voeren. Nochtans dewyl de goede en oprechte wille, als welke tot deese vreede ten alderhooghsten van noden is, als noch aen veele ontbreekt, en alle onse aengewende vlyt en ongespaarde arbeyd aen een soo heyligh werk door de verhindernisse van onse zonden tot nu toe vereydelt is, eyndelyk wy weeten niet anders te doen, als dat wy het eenige noch overige middel ter hand neemen, dat is, onse ooghen en gemoed tot God richten
folio 101
ende verheffen, opdat hy aen alle een leersaem en eenighmeynende hert wil verleenen en alsoo sy alle uyt eene mond en eenigh gemoet mogen loven en gebenedyen God en den Vader onses Heere Iesu Christi. Opdat wy nu tot deese ons heyligh afsien te beter gereyken en een ieder in 't besonder door syne yverige gebeeden sigh tot d'aenkomste des Heere en Engelsche vreede, te meer en te waerder voorbereyden mogen. Als doen wy hier meede uyt kracht ende volmacht, soo ons van onsen Alderheylighste Vader Clemens den Elfde door de voorsienigheyt paus van Romen verleent is, aen alle en ieder zielsorgers ende capellanen der vorstelyke bediente, aenbeveelen en ernstelyk gebieden, dat sy op een sondagh of vierdagh, soo aen haer bequaemste ende gelegenste mocht syn, sullen binnen den tyd van vyfthien daegen deeses maants december, na de ontfangh van deese onse missive een algemeyn gebed van veertigh uuren in haere capelle ofte gebeedplaatsen met uytsettinge des alderheylighste Sacraments aenstellen. Verleene tegelyk aen alle en ieder Christi geloovigen van beyde geslaghte dewelke in die tyd met waare boetvaerdigheyt haar zonden biechten en de H. Communie daar op ontfangen, als ook de voorgeseyde gebedplaatsen aendachtigh besoeken, en daar in voor de noot en aengelegentheden der Heylige Kerke haar gebed verrichten werden, een volkomen aflaat en nalatinge aller zonden. Den God der hoope vervulle UL met blydschap en vreede om te gelooven, opdat gy overvloeydt in hoope en sterkte des Heyligen Geest. Vorder bidt ook voor die, dewelke in overigheyt gestelt zyn, opdat wy een gerustigh leeven voeren in godvruchtigheyt ende suyverheyt, want dit is goed en aengenaem voor God onsen Zalighmaker, dewelke wil dat alle menschen zaligh
folio 102
worden, en komen tot de kennijse der waarheyt. Waakt en staet stantvastelijk in het geloof, strijd mannelijck, zijt gesterkt, alle uwe werken laat geschieden in liefde.
Gegeeven uyt Ceulen den 8 deeses loopende maants december int jaer 1711
J.B. Archps Episcopus Anconae
Nuntius Apostolicus
1712
Dit jaer is den Eerw. heer Jacobus Hellingh, oude pater, gestorven in sijn 83 of 84 jaer des ouderdoms na weynige dagen ziekten. Want den 25 mey zijnde daaghs voor het hooge feest van het Alderheylighste Sacrament des Autaers, gaende na de middagh tussen 4 en 5 uuren wandelen in den hof met twee persoonen onder de vespers, is door eene van sijne bieghtkint in de stad woonende zeer qualijk met
folio 103
onbetamelijke woorden beiegent geweest. Of nu door deese quaade beieginge of andere toeval aen ons onbekent den Eerw. Hr. Jacobus Hellingh onpasselijk is geworden, dat is nochtans zeeker, dat in de volgende nacht sijn selven heel qualijk bevonden heeft. Hij heeft echter den volgende dagh zijnde het solemneele feest des Alderheylighste Sacrament des Autaers, voor sijn volk uyt de stad noch de misse geleesen en qualijk konnen eyndigen, want in’t laast van de misse geleydt wiert na de sacristeye en is soo ziek geworden. Vrijdagh, den volgende dagh, was hij wat beter en is noch op de plaets geweest. Maar hij kreegh saterdagh wederom een swaare koorts, als mede smaendaghs onder het octave en was ontrent den middagh den 30 Mey so benauwt, dat onder het eeten den Eerw. Hr. Holle pastoor gehaelt wiert, die hem het Heyligh Olysel gaf, en den volgende dagh dijnsdagh smorgens de H. Communie. En op die dijnsdagh smorgens ten 7 uuren, voelende dat begon te sterven, is de Hr. pastoor bij hem gehaelt en is alsoo dien morgen ten half 8 uuren, terwijlen wij in onse zingende misse waren, overleden den 31 Mey 1712. Gekist zijnde en het lijck opswellende is de dootkist niet groot genoegh geweest, soo datter een andere dootkist moest gemaakt worden en daer in geleyt wiert. Sijne uyterste wil wegens sijne begraffenisse is geweest, dat begeert heeft in de parochiekerk begraaven te worden, eensdeels omdat eenige jaaren aldaar pastoor was geweest, anderdeels om dat wel dochte, dat het convent swarigheyt zoude maeken voor hem na sijn doot te bidden. Want door dien door ordre van den paus niet mocht gebeeden worden voor de overledene, die geen afstant hadde gedaen van de ongehoorsaemheyt tegens de Heylige Apostolijke Stoel en ook niet voor de priesters, die
folio 104
weygerde t’ onderteykenen het bewuste formulier van de vijf verdoemde kettersche stellingen en vermits, dat daer geen blijck was, dat den Eerw. Hr. Jacobus Hellingh dat voor sijn doot hadde gedaen, soo heeft onse Eerw. pater Hr. Petrus van Beest voor d’ overledenen geen H. misse geleesen, noch isser in ons convent publicq niet voorgeleesen of gebeeden. Wel is waer den Eerw. Hr. Holle, pastoor, heeft den 3 iunius, wanneer de begraffenisse was, de solemneele misse en uytvaart gedaen, maer de geestelijke overigheyt heeft dit qualijk van sijn eerw. genomen. Onse Eerw. pater Hr. van Beest neffens den Eerw. Hr. Pilsen, capelaen, zijn wel mede te begraffenisse geweest, maer zijnde het lijck in de parochiekerk gebraght, gingen alle beyden uyt de kerk, soo dat de Eerw. Hr. capelaen ook geen misse voor d’ overledene geleesen heeft volgens de ordonnantie van Romen. De overleden Hr. Jacobus Hellingh heeft stervende aen ons convent gegeeven een Camerdoekse albe, en aen de parochiekerk heeft hij nagelaten sijn silvere vergulde kelk, die gedreeven was.
In dit 1712 soo hebben d’ Eerw. oversten om de mennighvuldige onkosten, die men geduurigh hadde met den oude orgel, om de selve soo door het ontstellen de pijpen dickmaals uyt en in mosten setten, geresolveert een nieuwe orgel te laten maken en hebben geaccordeert met den orgelmaker, dat die 300 gulden zoude hebben. Des zoude hij de loode pijpen hebben en ons gemaakt leeveren en brengen tot de stadgraaf, daar die van ’t convent het hebben af laten halen. En die tijt van ’t in een te zetten, heeft hij met sijn kneght in ’t convents kosten geweest. Tot den orgel heeft onse Eerw. pater van Beest gegeeven 30 gulden, en d’oude Pater Hellingh 20 gulden, soo dat de kerk daer toe gegeeven heeft 250 gulden.
folio 105
En het Convent heeft boven de kost noch soo aen timmerman als aen de smidt en schilder etc gegeeven 65 gulden, soodat den orgel in alles komt te staen op 365 guldens.
In dit jaer den 20 februarius 1712 is overleden onsen Koninck van Pruyssen Fredericus Wilhelmus en alle daagh tot meydagh moesten door het geheele land de klocken luyden smiddaghs van 12 tot 1 uur toe, soodat ook in de drie laaste dagen van de vasten, wanneer bij ons de klocken opgeschort zijn, ook s’middaghs most geluyt worden. Door een gedrukt vel papier is ook in onse kerk afgeleesen de doot des konincks en de successie van de nazaet onsen koninck, die in sijn heer vaders plaats gesuccedeert is. Ook isser een bevel gekomen dat men op den orgel in de kerken niet zoude mogen speelen onder den godsdienst. En dat ophouden van te speelen op den orgel heeft geduurt, totdat eenige pastoors meynende dat men weer mocht speelen. Na meydagh 1712, wanneer den koninck begraaven was, hebben eenige kerken toen begonnen te speelen op H. Cruysvindinge, gelijk ook geschiet is alhier in de parochiekerk, die het ons smorgens hadde laten weeten, dat men wel op den orgel mocht speelen. Doch die van ’t convent hebbe daer mede gewacht, totdat den hooge misse in de groote kerk eerst gespeelt was en hebben toen na de middagh in de vesper de parochiekerk na gevolght, die ons sulcks hadde doen weeten. Maer na eenige tijt de regeeringe te Cleef daer van kennis hebbende, hebben die pastoors in breuken geslagen, die op den orgel hadde laten speelen, soodat de pastoor van Huyssen ook in breuken is geslaagen, en heeft de parochiekerk gekost ontrent de 80 Hollantse guldens. Den Eerw. Hr. pastoor hadde wel geern, dat ons convent een deel tot de betalingh van die breuken
folio 106
soude geven. Maer ’t convent heeft niets gegeven, vertoonende dat wij gespeelt hadde, nadat de parochiekerk eerst gespeelt hadde, en na dat den Hr. pastoor ons de weet had laten doen dat men speelen moght. Soodat in een geheel jaer op den orgel niet gespeelt wiert.
In dit selfde jaer 1712 is de koornsolder geheel met nieuwe plancken vernieuwt en heeft gekost 208 guldens buyten d’onkosten van de timmerman en sijn kneght.
Ook is in dit jaer de kist met gevluchte brieven, die ons klooster voor lange jaeren gekregen had van de religieuse canoniken reguliers van Marie-en-Born, welk klooster is leggende buyten Arnhem en welke kist met ijsere banden op de koornsolder staet, deese kist is door de Eerw. pater en mater en procuraterse gevisiteert. Alle de brieven doorzien en geleesen, soo dat die raken alleen aen dat geweesen convent en haar landerijen etc. Alhoewel niemant van onse religieusen in die tijt kennis hadde, hoe en wanneer die ijsere kist met de brieven hier zijn gevlught en ook niet geloven, dat die oyt weer te recht of van ons afge-eyst zullen worden, want dat klooster geheel te niet is, dogh doen ter tijd stonden nogh eenige stucken van vervallen muuren. Maer tot bewaringh van die brieven hebben d’Eerw. overstens de kist doen laten toespijkeren, en de brief daer ingeleyt, die onderteykent was van d’Eerw. overstens, dat de selve op die tijt gevisiteert en na gesien zijn.
Dit jaar heeft onse Eerw. pater een regel gegeeven aen de schoolsusters, op dat alles ordentelijk in ’t school zoude toegaan tot welstand van ’t school.
Den 23 julius 1712 heeft den heer richter aen onse Eerw. pater een koninklijke bevel behandight, dat onder andere behelsde, datter in ’t toekomende geene verkiesinge van oversten, of van maters in de kloosters zoude mogen
folio 107
geschieden, zonder daar bij te zijn een konincklijke commissaris, die van de regeeringe zoude benoemt worden. En in de maant van augustus, zijnde den tijt dat tot Emmerick in Sint Agnes Convent een mater moest verkoren worden en onse Eerw. pater zijnde van de pauselijke nuntius tot Ceulen als commissaris gestelt om in sijne plaets de verkiesinge bij te woonen, soo is onse Eerw. pater na Emmerick gereyst, maer om het konincklijke bevel is aldaer de verkiesinge eenige maenden uytgestelt. Ondertussen heeft den keyser op het versoek van den paus soo veel bij den koninck van Pruyssen uytgewerkt, dat dit bevel niet ter executie is gestelt. Want in het opvolgende jaer 1713 in de maant januarius hebben de susters Brigittinen tot Calcar zonder konincklijke commissaris een priorinne verkoren. En in februarius 1713 heeft onse Eerw. pater als commissaris des pauselijke heer nuntius te Ceulen de verkiesinge van een mater bijgewoont tot Emmerick.
In de maant augustus 1712 is nogh een andere gedruckt bevel van den koninck van Pruyssen voor alle kloosters uytgekomen en door den heer richter aen onse Eerw. pater en mater behandight, behelsende verscheyde vraegen, waer op de overste van de kloosters schriftelijk moesten antwoorden en haer antwoort onderteykent aen den Hr. richter over te leveren. De vraegen met de antwoorden daerop, dat ons convent gegeven heeft, luydt als volght.
1ste Vraege. Wie de ordines bij de conventualinnen alhier geven en de priesters komen te weyden.
Antwoort: Den paus en die hij daer toe stelt, als den tijdelijke bisschop en vicarius apostolicus van Hollant, dat nu voor eenige tijt doet den tijdelijke heer nuntius te Ceulen.
folio 108
2de Vraege. Wie de weydinge der kerken, autaren en diergelijke bij hen verrichten.
Antwoort: Den tijdelijke bisschop en vicarius apostolicus.
3de Vraege. Wie prelaten, of geestelijke oversten, ’t zij pater of mater, die verkooren zijn, bevestigen.
Antwoort: De mater wort niet bevestight, want het maer voor drie jaaren is. De pater behoeft maer de macht van bieght te hooren, dat een besondere macht is, te vraegen van den tijdelijke bissschop.
4de Vraege. Wie de geene, die twist en oneenigheden, welke in dusdanige verkiesinge moghte voorvallen, decideere.
Antwoort: In de verkiesinge kan bij ons geen twist voorvallen, omdat onse statuten vereyschen dat men so langh een overste kiest, tot datse eene stemme over de helft heeft.
5de Vraege. Of de kloosters niet gevisiteert en van wie de besoekinge alhier gedaen wort.
Antwoort: Ons klooster heeft geen visitator noch is gevisiteert.
6de Vraege. Wie het opperste gesagh, of opsight heeft over ’t leven, handel en wandel van de geestelijke personen, over de bedieninge van hunne goederen, over de sorge voor den armen en over de behoorlijke en bestiptelijke verrichtinge van de godsdienst, en al wat daertoe gehorende is, als ook over de disciplien ende kerktught.
Antwoort: Den tijdelijke pater en mater.
7de Vraege. Indien expresse fauten of dadelijke misslaegen van de geestelijke personen begaen worden ofwel indien twist en tweedraght onder hen ontstaet of voorvalt, wie de de geene, die alle desen komen te slichten, de ergernisse weghneemen, en daer ’t nodigh sekere orders of wetten geven,
folio 109
ende voorschrijven.
Antwoort: De mater van binnen regeerende en so die tekort schiet, dan komt de pater haer tot hulp, aen wie de susters, volgens haere gedaene beloften verplicht zijn haer te gehoorsaemen.
8ste Vraege. Waerheen of bij wie in sulke toevallen, soo in geestelijke als kerkelijke saeken geappelleert wort.
Antwoort: In ons convent is nooyt exempel gehoort, dat ijmant zoude geappelleert hebben.
9de Vraege. Of en hoe veel cloosterlijke personen alhier bij de conventualinnen gevonden worden en hoe veel daer onder begreepen, die uyt sijn Koninklijke Majestijts landen zijn.
Antwoort: In ons convent of clooster zijn seven en dartigh (37) personen, en daeronder ses (6) die van sijn Koninklijke Majestijts landen zijn.
10de Vraege. Wie dispensatie, last en macht van geestelijke saeken te bedeelen verleenen.
Antwoort.: De dispensatie ontrent het trouwen en priesters te weyden, dat van den paus komt, kan in ons convent niet te pas komen. In de vasten dispenseeren ontrent vasten en verbode spijs in ’t klooster, dat komt de pater toe.
11de Vraege. Van wie sij de pauselijke indulgentie ontfangen.
Antwoort: Van den paus van Romen.
12de Vraege. Of sij ook na Romen, item aen haer generaels of provinciaals van haer order of wel aen ijmant anders, die van de stoel van Romen over hen gestelt is, eenige recompens, vergeldinge of andersints daer aen te doen, gehouden zijn en waer in sulkx mochte bestaen.
Antwoort: Niet wort er van ’t clooster aen Romen, of aen eenige generaels der ordens gegeeven.
folio 110
Was onderteykent
Petrus van Beest, pater van Sint Elisabeth Convent.
Sr Agatha Eva de Jager, mater van Sint Elisabeth Convent.
In dit jaar 1712 in den herfst zijn der veel muysen in ’t geweest, die veel schade gedaen hebben, niet alleen aen de weylanden, maer principalijk aen ’t saet en koorn.
Den 10 december is afgekondight, terwijlen in Duytsland ende omleggende plaetsen de quade ziektens onder de menschen en het vee was, dat men alle maendagh, dijnsdagh, swoensdagh en vrijdagh na de middagh van 3 tot 4 uuren God zoude bidden in de kerk om deese plaege af te weeren. Ons convent luyde wel de klock ten drie uuren, maer dede eerst ten vier uuren de vespers. Maer in de parochiekerk hebbense het avontsgebed voor die uur gerekent.
Dit jaar isser een groote sterfte onder het runt-vee in Holland en eenige omleggende provincien geweest, dat daer vier of vijf jaaren achter malkander duurde en zeer groote schade heeft veroorsaekt, waerdoor veel duysent ossen en koeyen gestorven zijn. Ontrent het eynde van dit jaar begon die plaege hier ontrent ook sigh te openbaeren, soo datter buyten de stad Huyssen twee of drie wooninge zijn geweest, die de sterfte onder het rund-vee ook hebben gehadt, maer God heeft ons convent en de stad in dit jaer van diergelijke sterfte genadelijk bewaert. En om varder van die plage van God bevreyt te worden, so heeft ons convent aen God een belofte gedaen. Ten eerste een van de beste stiers te slaghten en alles aen den armen uytdeylen. Ten tweede dat men in ’t volgende jaar op den avont van Sint Cunera zoude vasten, en den volgende dagh op Sint Cunera feest een
folio 111
solemneele hooge misse te zingen, dat ook volbraght is.
1713
Den doorluchtightste heer Joannes Baptista Bussi, nuncius des paus te Ceulen, die eenige jaaren door order van Sijn Heijligheijt den Paus onse missie bestiert hadde, na Romen op ontboden zijnde, is nogh onder wegen zijnde, tot de waerdigheyt van cardinael verheven. Ontrent het feest van Alderheijligen is den doorluchtighste heer Vincentius Santini, abt van Sint Jan Baptist, als apostolijke internuncius tot Brussel gearriveert met order van den paus om de Hollantse missie, en al dat daer aen hoort, te regeeren.
folio 112
1714
Den 14 julius, omdat de put, daer men uyt brouwde, niet meer goed was, heeft men een nieuwe put beginnen te graeven en te maeken in’t kleyn hofke van de school voor de vensters van de eetzaal, alwaer de scholieren eeten, om daer uyt het water om te brouwen, te krijgen. Maer omdat se niet diep genoegh was, so isse na verloop van een jaer binnen op de gront en ook wat van buyten dieper gegraeven, waerdoor het metselwerk wat dieper gesackt is, soodat se nu meerder water geeft als te vooren. De put is met een ronde moolensteen boven bedekt, daer aerde over is.
folio 113
1715
Den 8 januarius 1715 is de actie van twee duysent gulden, dewelke juffr. Joanna Jacoba Rogeau zaliger en haer suster Anna Maria Rogeau, religieuse, te saemen hadde op de Oost Indische kamer van Middelburgh in Zeelant, door heer Wilhem Brieel verkoght tegens vier hondert en dartigh (430) guldens per cent voor de somme van 8600 guldens. Van dese somme 8600 is afgegaan voor eerst aen den heer advokaet Brieel voor reys en verteering, salaris van dien en andere onkosten en rekeninge, die sijn Ed. dat aengaende betaelt heeft, 1000 guldens. Noch voor deese aan verschot van juffr. Joanna Rogeau als sr. Rogeau 220 guld. En aen sr. Rogeau gelt gegeven 100 guld. En aen zielmisse door haer toegesendt 70 guld. soo dat daer noch overbleef 7210 guldens. De helft daer van was 3605 guld.
folio 114
toebehoorende aen juffr. Joanna Jacoba Rogeau zaliger die het convent als voor een testament heeft ontfangen. Het convent heeft met het laten verkoopen van dese actie de minste swarigheyt niet gehad. Maer om te mogen verkoopen de actie van de Oost Indische Compagnie, dewelke juffr. Joanna Rogeau en sr. Anna Rogeau hadden op de Kamer van Amsterdam, daer heeft het convent de grootste moelijkheyt mede gehad en lange jaaren moeten pleyten te Amsterdam.
In dit jaer 1715 heeft het convent gekoght de andere helft van de Boere Wey, die onder Bemmel leydt, waer van de eerste helft den 10 mey 1710 gekoght is. Die geheele wey kost in ’t geheel te saemen over de acht duysent guldens, soodat de tweede helft, dit jaar aengekoght, ontrent vier duysent guldens gekost heeft. Die wey is groot ontrent twintigh mergen lant buyten weert, van den dijck af tot de rivier de Waal toe, is zeer langh, maer niet breedt. De twee helften van die wey zijn in’t midden door een graeve en heck van malkanderen gescheyden en quamen te vooren twee verscheyde eygenaren toe. En om dat de eene helft beter en hooger was als de andere helft, soo moesten de eygenaers en bruykers van die wey het eene jaar de eene helft weyden, en het andere jaar de andere helft. Opdat het convent dan alleen meester van de geheele wey zoude zijn, daerom heeftse dit jaer de andere helft aengekoght. Want het convent hadde nootsakelijk een wey van nooden om de magere beesten, die in’t najaar geslaght worden, vet te weyden, als mede om hooy daer van voor de winter te winnen, want van te vooren moest anders het convent hooy koopen.
folio 115
De beun int brouhuys niet langer bequaem zijnde om tot het brouwen te gebruyken, soo heeft het convent een nieuwe beun boven in het land voor het brouwhuys laten maeken, waer voor betaelt is 56 gulden 10 stuivers.
In dit jaar op Sint Michiel feestdagh in het laest van september is aen de poorten van onse stad de accijs ingevoert, dat van te vooren niet gebruykelijk was, dat men van alles dat in de stad komt en gebraght wort, den accijs moet betalen. In het volgende jaar zijn buyten de poorten gemetselt de poortschrijvers huysjes, daer die in woonen. Als mede toen is ingevoert, dat de maaten en de gewighten door het geheele land van Kleef door order des konincks verandert zijn.
Dit jaar is uytgesprooken het proces en sententie gegeven van de amptsjonckers te Elst tegen het convent, dat in’t jaar 1708 begonnen is, wegens een huyske, dat eertijts op de gront van ons land gestaan hadde, maer al over lange jaaren te vooren afgebroken was. Waer van in Gelderlant familie gelt afge-eyscht wiert. Soo dat dit proces tegen ons convent is uytgeweesen en vinde in onse boeken aengeteykent, dat het 67 guldens gekost heeft. Maer den heer doctor en advocaet Steenler hadde voor niet en uyt liefde ons convent met pleyten bedient.
folio 116
1716
Op den tweede sondagh na Paeschen isser savonts ontrent negen uuren door onaghsaemheyt der kinderen een sware brant ontstaen in de hutten tussen het bouwhuys en de Arnhemse poort en daer wierden verscheyde hutten verbrant, soodat ons klooster begon te vreesen voor ’t bouwhuys. Maar God gaf dat de vlamme door de wint over de stadsmuur gedreven wiert. De vrouw des hutte, daer den brand begon, wiert door ongeluk levendigh verbrant, zoekende eenigh goet uyt den brant te haelen. En van die tijt af is er een order gekomen, dat men voortaen de hutten in de stad met geen strooy meer, maer met pannen alleen moesten gedeckt worden.
Den 27 junius 1716 in ons klooster, of patershuys is overleeden juffr. Margarita van Beest, geestelijke dochter en suster van onse Eerw. pater, die bij sijn Eerw. als kostganghster woonde. Op den uytvaert wiert den solemneele H. misse gedaen en gesongen door haere drie Eerw. heer broeders ende priesters, te weeten door onse Eerw. pater en sijne twee Eerw. broeders pastoors, die voor diaken en onderdiaken diende. Dient tot onderrechtinge der nakomelingen, dat de overleedene
folio 117
zijnde in onse kloosterkerk begraeven, men meynde het graf te graven even buyten de communiebanck tussen de sangersbanck en de steene serck, daer een kelk staet op uytgehouwen, dat het patersgraf is. Maer in’t graeven bevont men dat eeven buyten de communiebanck groote breede steenen als een fondament lagen. Dat misschien de fondamenten waeren van de kleyne sint Elisabet autaer, dat eertijts daer gestaen heeft en in’t jaer 1682 gelijk met den hooge autaer in’t koor gestelt en verplaest is. Soodat men met graeven moest ophouden en het graf wiert gemaekt ontrent vijf voeten verder, ontrent het eynde van’t patersgraf tegen de banck der sangers.
Mede dient tot onderrechtinge van onse nakomelinge, datter alle jaar den 4 october op het feest van Sint Franciscus, onse patroon en instelder der order voor alle gelovigen vollen aflaet in onse kerk komende bidden etc te verdienen is. Want den hoogwaerdighste heer Theodorus De Cock, van te vooren provicarius apostolicus van onse missie en nu tot Romen pauselijke huysprelaet van sijn Heyligheyt den Paus Clemens den elfde, schrijft aldus aen onse Eerw. pater Hr. Petrus van Beest uyt Romen in september 1716:
,, Ick heb aen d’Eerw. pater Pauck, agent alhier van
,, de Minderbroeders, en ook in de secretarije der bre-,
,, vi, (dat is alwaer de aflaetsbrieven geschreven wor-
,, den), gevraeght: of den vollen aflaet op Sint
,, Franciscus feest gemeyn is aen alle religieusen en
,, kloosters, ook der nonnen of maagden van de ordre
,, van Sint Franciscus. Ze hebben mij eenparigh
folio 118
,, geantwoort: jae. Die aflaet is aen d’ordre annex
,, en derhalve behoeft noyt vernieuwt te worden.
,, En die aflaet streckt sigh uyt tot alle gelovigen,
,, die op dien dagh volgens gebruyk der Heylige Kerke
,, de kerk komen besoeken.
Dus verre zijn de woorden des briefs van den hooghwaerdighste heer Theodorus de Cock aen onse Eerw. pater geschreven. Soodat alle jaeren die vollen aflaet op onse kerk voor alle gelovigen wel magh afgekondight worden.
folio 119
1717
Na het begin deses jaers den 24 januarius isser een droevige voorval in onse kloosterkerk geweest. In die tijt wierden verscheyde jonghmans om soldaet te worden geprest, voornamentlijk die langh van postuur waeren. Op de sondagh van Septuagesima, wanneer de Heylige Kerke de paerse ornamenten tot een teeken van droefheyt begint te gebruyken, soo is dit droevigh voorval in onse klooster kerk geschiet, dat verscheyde soldaeten onder vremde klederen zonder soldaten rocken in onse kerk waeren, weetende dat den soon van den heer doctor Backer president scheepen achter in onse kerk was. De H. misse geijndight zijnde hebben int begin onder de predikatie den selven soon van Hr. Backer aengegrepen, andere soldaten haere deegen uyttrekkende, opdat niemant te hulp zoude komen. Wiert alsoo uyt de kerk gehaelt, waerdoor een groote alarm en ontsteltenisse in de kerk en onder het volk ontstont, springende verscheyden over de communiebank vresende mede aengerant te worden.
In de maent junius is dit jaer overleden te Arnhem den seer Eerw. heer Gerardus van Lent, pastoor van Arnhem ende aertspriester van Gelderlant en is hier in de parochiekerk begraven. En onse Eerw. pater is door sijne doorluchtigheyt den heer Vincentius Santini, apostolijke internuntius te Brussel, die als vicarius de missie in ’t geestelijke bestierde, tot aertspriester van Gelderlant aengestelt.
Dit jaar in September is mede tot Huyssen overleden
folio 120
den Eerw. heer Laurentius Pilsen, capellaen van de parochiekerk, oudt ontrent 70 jaaren. Sijn Eerw. was eenige jaaren extraordinarisse biechtvader van ons convent geweest, heeft veel uytgestaen om sijne getrouheyt voor de Stoel van Romen in de voorige jaeren. Het lijk als het begraeven wiert, was van negen priesters verselt.
Dit jaar zijn er seer sterke en schrickelijke stormwinden geweest, die op veele plaetsen groote schade veroorsaeckt hebben. Want den 1 september savons was alhier soo een sware stormende wint, dat veele schade aen boomen en dacken veroorsaeckt heeft. En smorgens was het kerkhof soo vol sware tacken, die van de boomen op ’t kerkhof staende afgesmeeten waeren, dat men over ’t kerkhof smorgens niet kon gaen zonder de tacken eerst tot kleyne te kappen. God heeft ons convent merkelijk bewaert, want de anderen ront om swaerder schade na proportie hebben gehad, als ons convent.
Desgelijks op kersavont en kersdagh is er sulke sware en langhdurige wint en tempeest geweest, dat se in Hollant, West en Oost Vrieslant besondere groote schade heeft veroorsaeckt met het doorbreeken der dijken, waer door veele menschen en beesten verdroncken zijn.
folio 121
1718
Wij mogen wel seggen geluckigh jaer van 1718 voor ons convent. En dat God den Heere gelooft en bedankt zij, dat wij eens ten eynde zijn gekomen van dat groote ende langhduurighe proces, dat wij tegens de heere bewinthebbers der Oost Indische Compagnie te Amsterdam hebben gehadt zedert ’t jaer 1708 tot 1718, omdat wij geen afgifte voor sr. Anna Maria Rogeau konnen krijgen, vermits de crediteurs van juffr. Joanna Rogeau zaliger het gelt van de actie en afgifte beslagen hadde, soodat het convent groote moeyten en onkosten heeft gehad om het los te krijgen. En terwijlen de heeren bewinthebbers van de Oost Indische Compagnie te Amsterdam geen actie of afgiften willen laten volgen, wanneer der arrest en beslagh op gedaen wort, daer op van ymant of den eygenaer der actie, moet de heere bewinthebbers voor de ed. heere scheepens in ’t gerecht roepen, en daer verweesen worden, dat se de actie of afgifte moeten betalen en laten volgen. Dat doen de heere bewinthebbers op dat se van alle namaeninge zoude bevrijd zijn, indien naderhant ymant eenige
folio 122
actie wilde maeken tegen de bewindhebbers. En dit is de reden geweest, waerom dat wij voor de heeren schepenen van Amsterdam hebben moeten pleyten tegen de heeren van de Oost Indische Compagnie. Niemant zoude bij na konnen geloven, wat sorge en moeyten, onlusten het convent gehad heeft en wat ongelovelijke onkosten in die saek geschiet zijn. Maer de rekeninge en quitansien daer van, die wel bewaart zijn, weysen het uyt, dewelke de selven sal gelieven na te zien en te leesen.
Na lange jaaren pleytens begeerde de heere bewinthebbers, dat den ed. heer Carolus Appelboom, tot Cuylenburgh woonachtig, die rijck was en volle neef en erffgenaem van juffr. Joanna Rogeau zaliger en suster Anna Rogeau was en die ook een groote actie op de Oost Indische Kamer te Amsterdam hadde, selfs in persoon te Amsterdam voor de heeren bewinthebbers moest verscheynen en sijn selven, sijne goederen en actie tot burgh stellen en verbinden, op dat de heere bewinthebbers van alle namaeninge vrij zoude zijn. Groote moeyten en kosten heeft men moeten gebruyken, om daar toe den heer Appelboom te beweegen. IJndelijk heeft sijn selven daar toe geresolveert, zijnde aen sijn ed. elf duysent guldens belooft soo ras een deel van die actie zoude verkoght zijn.
Daar op wiert van de heeren bewinthebbers versoght om uyt de actie van 4667 guldens, daar van een actie van drie duysent gulden te mogen verkoopen om alle de schulden, onkosten der advokaten, procureurs, crediteurs en anderen te betalen, en die somme van schulde wiert ten naesten bij opgestelt en ingelevert. Daer op
folio 123
wiert eyndelijk geresolveert en toegestaen, dat men daer van een actie van drie duysent (3000) guldens soude verkoopen, om dan daar mede alle de schulden en onkosten te betaelen. Dat een groot geluk voor het convent was, want het soude anders tot ruien van ’t convent geweest hebben, omdat de onkosten veele duysent guldens beliepen. En de advokaten, procureurs etc en die het bevordert hadden, zoude daer voor het convent hebben aengesprooken.
Int begin van mey 1718 is dan daer van een actie van drie duysent gulden verkoght door den heer Wilhem Brieel, advokaet, voor 24013 guldens en de resteerende 1667 guldens zijn daer nogh blijven staen. En terwijlen het convent van de geheele actie in negen jaeren geen renten of afgifte hadde ontfangen, soo heeft se voor de afgifte ontvangen 12744-5-8, zijnde de honderste penninge daer afgetrocken. Stelle dan hier onder in het kort den ontfangh en uitgifte der schulden
Van ’t capitaal in’t geheel is gekomen - - 24013-0-0
Van de afgifte van’t jaar1709 tot 1718,
de honderste penninge daer afgetrocken - - 12744-5-8
___________
36757-5-8
Nogh aen afgifte voor dese ontfangen - - - - - - 318-0-0
___________
Dit is in ’t geheel - - - - - - - - - - - - - - 37075-5-8
Komt voor onse helft - - - 18537-10-0
Onse schulden van het Proces zijn 9773--4-4
Aen het Collaterael gegeven - - - - - 512-12-0
________
10285-16-4
folio 124
Soo dat het Capitaal voor de helft van suster Anna Rogeau is geweest 18537 gulden 10 stuyvers. Van dese somme zijn betaelt onse schulden van’t Proces, en aen het Collaterael als andere schulden ten laste van sr. Anna Rogeau, die te
folio125
te samen beloopen de somme van 14822 guldens 16 stuyvers 8 penningen. Soo dat het convent nogh over heeft gehadt van het boven staende capitaal van sr. Anna Rogeau
3714 guldens 13 stuyvers 8 penningen.
De schulden in ’t geheel zijn als volght
Aen den Advokaet Hr. Brieel voor sijn schrij-
ven als anders _ _ _ _ 86 -18 - 0
De selve Heer soo voor het ontfangen van ‘t
Capitaal als Afgifte A 1 en 3 per Cent _ 702 - 0 - 0
Voor 461 dagen Vacatie á 3 gulden daaghs _ 1383 - 0 - 0
Voor port van brieven _ _ _ 116 - 0 - 0
Voor wagens en schuyten en verteerde
kosten onder wege _ _ _ _ 462 - 7 – 8
Voor d’Advokaten Procureurs die ons
hier in bedient hebben _ _ _ 3505 -12 - 0
Aen Hr. Brieel nogh vereert volgens toe
Seggen, en aen sijn Doghter _ 331 -10 - 0
Aen verscheyde Comparitien _ _ _ 136 - 5 - 0
By Monsr Hofsteede en in Maltha
verteert _ _ _ _ _ 1083 -18 - 0
Nogh aen klerken en Vereeringe _ _ 108 - 4 - 0
Van schrijven aen Secretarisse en Procureurs 230 -14 - 0
Aen die de Actie gekoft hebben, toe
bedongen _ _ _ _ _ 400 - 0 - 0
Aen de Heer Appelboom _ _ _ 11000 - 0 - 0
___________ 19546 - 8 - 8
folio 126
De schulde in ’t geheel zijn als volght wat aengaet de schulde van juffr. Joanna Jacoba Rogeau zaliger haere portie voor de helft.
De schulden int geheel waeren 19546 - 8 - 8
Waer van de helft is voor Juffr. Joanna Jacoba Rogeau zaliger
Ten eerste komt voor de helft van dese schult 9773 - 4 - 4
Aen Breethout _ _ _ _ _ 6056 -16 - 0
aen Cuniertie Maertens _ _ _ _ 530 - 0 - 0
aen Herke Klaas _ _ _ _ _ 250 - 0 - 0
aen Botman _ _ _ _ _ 50 - 0 - 0
aen d’ heer Brieel _ _ _ _ _ 60 - 11 - 0
Aen d’heer Krijs voor de administratie _ _ 440 -10 - 0
D’oude pater Hellingh voor misse _ _ _ 40 - 0 - 0
Juffr. Geelhand _ _ _ _ _ 34 -17 - 0
Nogh voor zielmissen etc _ _ _ _ 103 - 0 - 0
Nogh bij Breethout _ _ _ _ _ 50 - 0 - 0
__________
17388 -18 - 4
De helft des capitaals is _ _ 18537 - 10 - 0
Haar schult daartegens _ _ 17388 - 18 - 0
____________
Blijft over _ _ 1148 - 12 - 0
Soo dat het convent van juffr. Joanna Jacoba
Rogeau zaliger heeft behouden _ 1148 - 12 - 0
En van Zeelant in’t jaer 1715 _ 3605 - 0 - 0
___________
4754 - 12 - 0
Van dit gelt van juffr. Rogeau zaliger, als mede van ‘t
folio 127
capitaal van sr Anna Rogeau, dat van Zeelant gekomen is, daar voor stellen wij de gekofte Boere Wey, die geleegen is onder Bemmel en Halderen, groot twintigh mergen, en heeft gekost ruym acht duysent gulden, hetgeen men als tot een gedachtenisse daer voor soude houden. Des sullen die van ’t convent voor haar ziel alle jaaren tweemaal requiem singen. Het convent zal voor het singen van die requiem geven aen de susters wijn en een stuyvers witte broot.
Den heer advokaet Brieel woonende te Utrecht, die uyt naem van ’t convent als procuratie daer toe hebbende dit hebbende bevordert en helpen uytwerken en daer voor wel geloont is geweest, die hadde goede moedt, als er een jaar of anderhalf verloopen was, datter dan wel kans soude zijn van verlof te krijgen, dat de rest van de actie, te weten de 1667 guldens actie, de welke het convent of sr Rogeau nogh hadde op de Oost Indische Compagnie, soude mogen verkoft worden, het welke het convent aennam. Want den hr. Carolus Appelboom hebbende de elf duysent gulden getrocken, omdat burght was geworden voor de verkofte actie van drie duysent gulden, die heeft een schriftelijk accoort onderteykent, waer mede sijn ed. verklaerde van alle sijn recht en pretensie af te staen op het restant van de actie van 1667 guldens en dat het convent alleen daer van eygenaer soude zijn en mogen verkopen.
En wanneer den heer advokaet Brieel daernae hoop sagh om het restant van de actie van 1667 gulden te verkopen en dat aen de Eerw. mater De Jager te kennen
folio128
gevende, so was haer Eerw. wel te vreden en daer toe genegen, met conditie dat men te vooren met malkanderen een accoort most ingaen. Want de Eerw. mater zijnde gedaghtigh, wat sware onkosten geschied waren om tot de verkoopinge van de voorige actie van drie duysent gulden te verkopen, vereyschte, dat de heer Brieel, wanneer hoop sagh om het te konnen verkopen, dat het convent nergens mede wilde te doen hebben, nogh wegens daghgelden, of reysgelden, of advokaten of aen eenige andere onkosten, maer dat sijn Ed. alles op hem moest neemen, en dat het convent voor alles een sekere somme gelts zoude geven.
Daer is dan tussen de Eerw. mater en heer Brieel een accoort gemaekt, niet schriftelijk, maer alleen met woorden, hier in bestaende: dat aen hr. Brieel een duysent gulde soude gegeven, sonder iets anders voor moeyten of onkosten of op andere naem te geeven en verkoft hebbende het gelt in ’t convent brengen, waermede d’ hr. Brieel tevreden was, en die conditie aengenomen heeft en de Eerw. mater voeghde daerbij: mijnheer, neemt niet aen, nogh begint het zonder dat gij siet een kans om uyt te voeren zonder u schade, want het convent wil nergens mede te doen hebben, en sal UEd. daer voor niets toeleggen. Daerom begint het niet zonder te sien dat gij er met u profijt uyt kome en bij aldien onverwaghte toevallen of processen moghten op komen, dat zal op UEd. rekeninge zijn. En hoe het daer mede gegaen is, zal int jaer 1722 beschreven worden.
In dit jaer 1718 heeft het convent gekoft het land genaemt De Lange Beemt, dat onder Gelderlant hoort, en dicht bij ons land Camervoort lijdt. Het is groot seven mergen en een halve. Het heeft gekost guldens
folio 129
Een koopman uyt Duytsland reysende door Kleefsland met nieuwe gemaekte kerkelijke ornamenten aen ons convent daer mede komende, soo is er van gekoft een nieuwe koorkap of pluviale, om in de vespers op hooge feest daegen, en in de processie in ons klooster te gebruyken. Se kost sestigh guldens. De Eerw. pater heeft ze betaelt en aen onse kerk vereert. De Eerw. mater koft ook een witte damaste vaen om te gebruyken onder het sermoen voor het Venerabel, als het uytgestelt is en ook om in de processie te gebruyken, die het vereerde.
Van gelijke is nogh onse kerk verreykt met een nieuwe schoon rood damast ornament. De stoffe is te Antwerpen door ymant voor ons gekoft en waervan gemaekt is een antipendium voor den hooge autaer en twee voor de kleyne autaaren met een kasuyvel. De el kost vijf gulden 12 stuyvers en kost met de fraenyen boortsel en alle sijn toebehooren twee hondert negen-en-negentigh gulden ses stuyvers, behalven de voeyeringh vant kasuyvel en stoolen, dat ’t convent vereert is. Het gelt, waer mede het seyde damast stof etc gekoft is, komt van ’t gelt, dat het convent ontfangen heeft uyt de verkofte actie der Oost Indische Compagnie.
folio 130
1719
In januarius is bij nacht ymant van buyten in onse kerk gebrooken door een glase vensterke, dat men open kon doen bij Sint Franciscus autaer, en heeft de silvere lamp hangende in de kerk voor den hooge autaer, gestoolen. Se was zeer dun en meest versleeten. Alsmede eenige silvere penninge of medailles op het koor der susteren van het beelt van onse lieve Vrouwe ten Noot. Aen ’t tabernakel, daar de ciborie in stingh, is niet geraekt geweest. Den dief hebbende achter in de kerk het houte blind geopent is door een vensterke aldaer uytgekropen, dat in paterhof uytkomt, gelijk de suster kosterse, smorgens in de kerk komende, gewaar wiert. Van die tijt af aan heeft men de ciborie voor de nacht uyt de kerk genomen en de heylige hostien eerst in een tinne komme, daer na in een silvere vergulde komme daer toe gemaekt, die nu bij nacht altijt daer in de tabernakel is gelaten. En van buyten de kerk zijn der ijsere stijlen gemaekt aen ’t groote
folio 131
glas van Sint Franciscus autaar ende een houte blind binnen de kerk achter Sint Elisabeth autaer.
Den hoogwaerdighste heer Joannes van Bylevelt, zijnde eenige jaaren in Den Haege pastoor geweest en aldaer verrichtende verscheyde saeken aengaende de Hollantse missie, door order van sijne doorluchtigheyt den heere pauselijke internuncius te Brussel, zijnde daerover voor ’t Hof van Hollant geciteert, en eenige tijt in arrest geweest. Is daer na den 3 mey 1718 gebannen door ’t Hof van Holland uyt de provincien van Hollant, Zeelant en Utrecht. Heeft toen sijn selven begeven na Brabant te Mechelen bij Sijn Eminentie den heer cardinael en Aertsbisschop van Mechelen. Zijnde daer eenige maenden geweest. Is in dit Jaer van daer nae dese provincie gekomen, en den 7 februarius 1719 tot Huyssen gearriveert. Is eerst met sijn goed en kar gegaen bij de heer Holle, pastoor, met wie lange jaaren besondere kennis hadde gehadt. Quam ontrent den avont onse Eerw. pater besoeken, vertoonende sijne brieven uyt Romen dat tot vicarius apostolicus der Vereenighde Nederlanden aengestelt was, versoght van onse Eerw. Pater, of er gelegenhijt zoude zijn om voor eenige tijt int klooster sigh op te houden en als in de kost te zijn. Onse Eerw. pater antwoorde met eerbiedigheyt, dat dit niet aen hem, maer aen d’ Eerw. mater en raad-susters hingh. Dat al over verscheyde jaaren uyt haer hadde konnen merken, dat die nooyt soo lichtelijk daer toe zoude resolveeren den Hoogh. heer vicarius apostolicus met sijne woninge in ons klooster in
folio 132
de kost te neemen. En dat om verschijde redens, maer voornamentlijk, om dat de Eerw. mater en de oude susters nogh indaghtigh waren wat ongemak het convent hadde gehad, wanneer sij jonge religieusen waren. Dat den Hooghwaerdigste heer Joannes Neercassel, Bisschop van Castorien en vicarius apostolicus gewoont heeft in de jaeren van 1675 en de volgende. Door den groote aenval ende besoek, dat toen aen ’t klooster was, van vreemde heeren die sijn Hooghwaerde quamen spreken, dat se in de keuken etc niet wel konde uytstaan etc. Soo dat se van die tijt af geresolveert hadden nimmermeer een heer vicarius apostolicus in de kost te neemen als kostganger. Maer onse Eerw. pater gaf te kennen het selve wel willen voorstellen aen de Eerw. mater. Den volgende dagh smorgens onse Eerw. pater de visite aen sijn Hooghwaerde gevende, dewelke bij sijn selven overwoogen hebbende dat de mater en raadsusters misschien daar in moghten swarigheyt maeken, versoght selfs eerst d’Eerw. pater van het niet aen d’Eerw. mater voor te stellen, en dat voor eerst bij den heer pastoor soude blijven.
Sijn Hooghwaerde is dan ontrent vier maenden bij den heer pastoor gelogeert geweest, tot half junius ontrent toe, wanneer na Utrecht, sijn geboortestad, vertrocken is, alwaer tot half februarius 1720 is sijne wooninge gebleven. Maer merkende dat sijne tegenpartye eenige heeren van regeeringe in Den Haege opmaekte, opdat de regeeringe van Utrecht hem in haere stad niet soude houden, als zijnde door die van Hollant ook uyt de
folio 133
provincie van Utrecht gebannen. Soo is dan sijn Hoogwaerde half februarius 1720 van Utrecht vertrocken en sigh na Arnhem begeven, alwaer eenige jaaren sijn huyshoudinge heeft gehad en gedaen en gerustigh gewoont en aldaer de missie bestiert.
Sijn Hoogwaerde dan dit jaer 1719 te Utrecht zijnde, want eenige daegen daer te blijven, wiert hem wel toegelaten, heeft in de maent julius 1719 alle sijne patenten, brieven en maght van Romen ontfangen, om als vicarius apostolicus de geloovigen der Vereenigde Nederlanden te bestieren. En verscheyde aertspriesters, daer onder onse Eerw. pater, te Utrecht ontboden en aen de selve sijne brieven van aenstellingen, dat vicarius apostolicus was en sijn patenten, en de maght, die hij hadde, vertoont.
De sterfte onder het rundvee, die nu al eenige jaeren in de nabuurige en omleggende provincien groote schade hadde veroorsaekt, is in dit jaar ook in Kleefsland gekomen. Want in ’t begin van dit jaar in de winter veropenbaerde die siekte onder het rundvee in de stad Zevenaer, twee uuren van Huyssen, waerdoor in korten tijd de meeste koeyen ende ossen in die stad storven. En opdat die plaege de omleggende plaetsen niet soude besmetten, soo wiert in de winter door order van de regeeringe te Kleef, die stad van buyten door eenige soldaeten ingeslooten, opdat niemand daer uyt soude komen, het welke zeer lastigh voor de ingesetenen was, het welke tot het laaste van april duurde.
Maer in de somer, wanneer een groote en extraordinarisse warmte, heette en drooge somer was, is de sterfte onder het rundvee ook in de weyde gekomen op de meeste
folio 134
plaetsen van Kleefsland als Emmerik, Kleef, etc en ook hier te Huyssen, alwaer de meeste beesten in de weyde gestorven zijn. Ons convent zijn der in de maant september 51 afgestorven, jongh en oudt. En op dat de vette beesten, die ordinaris ontrent november geslaght worden, de besmettelijke ziekte niet soude krijgen, soo heeft ons convent dit jaar de vette beesten half september geslaght en het vleys met peper, asijn en sout gevreven in de kuyp geleydt. En het vleys is goed gebleven. Elk heeft aen den Hr richter moeten aengeven, hoeveel beesten hem afgestorven waeren en hoeveel ontrent de de selven waert waren om het te Kleef te berichten. En elk heeft in de volgende jaar eenigh gelt daer voor ontfangen nae proportie datter beesten afgestorven waren. Ons convent heeft daer nae daar voor hondert en seventigh guldens (170) aen de schattinge gekort.
In ’t laest van dit jaar begonnen ook verscheyde religieusen in ons convent af te sterven. In den tijt van vijf jaaren en seven maenden was er niemant van onse religieusen gestorven, maer nu in den tijt van seven maenden zijn der ons vijf susters af gestorven. De eerste was de oudtste suster des convents, sr Hedwigis Helena Vanevelt, overleden den 28 October. Sij hadde in de voorige jaeren sesthien jaeren langh het ampt van Eerw. mater bekleet en bedient. Thien daegen nae haer is overleden sr Cunera Hunteler, die ellendigh met de kancker aen de borst geleegen heeft en daer van gestorven is, hebbende eenige jaeren het ampt van novitie
folio 135
meesterse waergenomen. En drie andere susters zijn in de eerste maenden van ’t volgende jaar gestorven.
Dit jaar heeft het convent het lant van den overledene bouwmeester, over eenige jaaren bij ons gestorven en in onse kerk begraeven, gekoft twee perceele landt. Het eene perceel is groot 1 mergen, en het andere is 1 mergen en ¾ en daer voor is betaelt elf hondert en seven guldens 11 stuyvers.
1720
De pachters onder Gelderlant over het vee hebben getracht dit jaer de Kleefse, die haer schaaps-hutten op de Kleefse bodem hadde, ook de pacht van dusdanige schapen te willen hebben. En om dit uyt te voeren, hebben se voor eerst de schaepen van de scheeper van den Ed. heer van de Pol met sijne schaepen bij dagh op het Gelderse gearresteert
folio 136
en de schaepen in arrest genomen, soo dat de heer van de Pol is genootsaekt geweest, daer over tegen de pachters te pleyten. De Hr. van de Pol hadde geern dat ons convent het proces te saemen soude helpen uytvoeren, omdat het ons ook eenighsints aengingh, terwijlen onse scheeper in de somer dickmaels onse schaepen bij dagh op den Gelderse bodem ook laet weyden. Maer dat is van ’t convent afgeslagen, omdat wij van de pachters waren versekert, dat se ons convent niet souden aendoen, voor al eer het proces tegens den Hr. van de Pol was uytgewesen. Welk proces eerstelijk te Elst voor de amptsjonckers gedient heeft, en daerna te Nimegen. Maer op alle beyde de plaatsen hebben de pachters het proces verloren. Die van Kleefsland dreyghden dat se dan ook de pacht van de Gelderse soude afeysschen, die haer schaapshutten op het Gelders hebben, en bij daegh ook haere schaepen op’t Kleefs laeten weyden en drijven, soodat de Gelderse pachters niet lichtelijk de Kleefse wederom om de schaepen sullen aendoen met de pacht daer voor te pretendeeren.
In dese naewinter, als mede int begin van het volgende jaar zijn hier en hier ontrent noch al eenige beesten door de quade ziekte afgestorven. En om die reden derfde ons convent niet veel kalveren opkoopen en opvoeden gelijk se op andere jaaren was gewoon te doen. Nochtans omdat se de melck en varsche booter van noden hadden en de weyden moesten beschaert worden, hebben wij eenige vreemde melckkoeyen gekoft en eenige beesten van andere menschen in onse weye aengenomen. En de sterfte is onder ons rundvee daer nae niet meer geweest.
Den Heer Advokaet Brieel nu hoop hebbende, gelijck
folio 137
hij meynde, om de rest der Oost Indische actie van 1667 guldens van Sr Rogeau te zullen konnen verkopen en daar toe in Holland verlof krijgen, heeft daer over selfs, alhier zijnde, met de Eerw. mater gehandelt. Maer haer Eerw. indaghtigh zijnde wat groote en ongeloofelijke onkosten waren gedaen met d’actie van drieduysent gulden te Amsterdam te konnen verkopen en vresende voor eenige swaerigheyt is wel te vreden geweest, dat Hr. Brieel het restant van 1667 gulden zoude verkopen, als daer toe kans sagh, maer datse te vooren met hem zoude een accoort ingaen, hier in bestaende: dat het convent nergens mede wilde te doen hebben, nogh wegens onkosten van reysen of verteeringe, van processen of wat het zoude zijn, maer dat men aen Hr..Brieel een sekere somme gelts zoude geven, indien hij tot de verkopinge kon komen, alles op sijne onkosten en het gelt aen ’t convent leveren. Daermede is Hr. Brieel te vreden geweest. En de mater heeft hem de somme van een duysent gulden gepresenteert daer voor, hem te vooren waerschouwende, datse met geene onkosten wilde te doen hebben en al quaem er onverwaght toevallen, swarigheden, jae processen, die men niet kon voorsien, dat hij dat alles op sijne kosten moest uytvoeren. En soo hem die conditie niet aen en stingh, dat hij het niet bij de hant moest neemen. En indien hij het op eene dagh kon uytvoeren van de actie te mogen verkopen, dat hij even wel die eene duysent gulden soude hebben. De Hr. Brieel heeft die conditie aengenomen, en heeft daer over op de gemelde conditie met d’Eerw. mater in bij wesen van twee andere susters een accoort ingegaen,
folio 138
maer het was geen geschreven accoort, maer met woorden alleen geschiet. Hr. Brieel heeft daer nae bevonden dat sijne rekeninge qualijk gemaekt heeft, om datter verscheyde onverwaghte toevallen zijn gekomen, die in de volgende jaere zullen beschreven worden.
1721
Dit jaar is onse stad Huyssen al eenige rijsen met brand besoght geweest. Ten eersten in de Goede Week voor Paeschen ontstont er brant na de middagh ontrent 4 uuren in een schuur achter een huys in de Langestraat na de kant van de Arnhemse Poort en door de starke wint slaende de vlamme na de muur van de stad. Soo is het geschiet dat daer door in korte tijt verscheyde schuuren, hutten tegen de stadsmuur staende geheel afgebrant wierden. Ook den 4 augustus voor
folio 139
de middagh ontrent 9 uuren was er een sware brandt in de Burghstraet ontrent de plaets daer het kasteel geweest is, alwaer het huys geheel verbrandt wiert.
Terwijlen de sterfte onder het rundvee alhier geheel opgehouden was, soo heeft ons convent in’t najaer in de winter wederom begonnen soo veel jonghe kalveren te koopen en op te brengen, gelijkse ordinaris gewoon waren om metter tijt wederom in de beesten te geraeken, dat wel gelukt is. Niet tegenstaende het afsterven der beesten is de booter nogh al redelijk goedkoop geweest. Jae, in’t volgende jaar 1722 was de booter soo goedkoop als bij menschen geheugen geweest is. Dat quam veel daer uyt, om datter van andere kanten en landen soo veel booter ingebraght wiert. Van gelijken eenige jaaren is het koorn en het saet soo goed koop geweest, dat die bouwereyen hadden daer van niet konden bestaan. En ons convent heeft ook weynigh gelt ontfangen van haer koorn en saet te verkoopen.
Den heer advokaet Brieel sijn best doende om het resteerende 1667 gulden actie op de Oost Indische Compagnie te Amsterdam te mogen verkopen, soo is sijn Ed. door een onverwaghte toeval dit jaer in sijn voornemen belet geweest. Want den heer Carolus Appelboom, oudt vreyer, tussen de 70 en 80 jaeren oudt, zijnde over korte tijt getrouwt, heeft dit jaer op die actie van 1667 gulde arrest gedaen. Op pretext, dat van sijne borghtoght wilde ontslaen zijn, daer hij noghtans elf duysent gulden voor getrocken hadde, met schriftelijke belofte en versekeringe sigh te verbinden, dat alle sijn rechte op de 1667 gulden
folio 140
van de Oost Indische Compagnie in faveur van sijne nichte Sr Rogeau afstingh. Het convent over dat onverwaghte voorval en quaede trouw van hem verlegen zijnde oordeelde niet gedienstigh te zijn daer over een proces hem aen te doen, omdat Hr. Appelboom rijck en vermogent was en ons convent, zijnde geestelijk, vreesde datse in die saek in Hollant nie wel te recht soude geraeken. En ook gedaghtigh zijnde hoe veel duysende guldens van onkosten te Amsterdam hadde gehad, eer datse de actie van drie duysent gulden heeft mogen verkopen, soo oordeelde het convent geraedsaemer te zijn met Hr. Appelboom daer over een accoort in te gaen als wederom te pleyten, al soude men om de helft accordeeren, indien men niet meerder soude konnen krijgen.
Het selve heeft d’Eerw. mater de Jager door een brief aen Hr. Brieel te Utrecht bekent gemaekt. En terwijlen onse Eerw. pater om sijne particuliere saeken te Utrecht moest zijn, soo heeft die den brief mede genomen en aen Hr. Brieel selfs behandight en daer over met sijn Ed. gesproken. Maer Hr. Brieel seyde dat men geen accoort daer over met Hr. Appelboom moest ingaen, omdat sijn eyge handschrift daer lagh en die saek al te klaer was. Dat het geen formele proces soude zijn, maer in twee of drie reyse alleen van de rechters in onse faveur soude uytgeweesen worden. Hr. Brieel dan heeft den Hr. Appelboom in Den Haegh woonende voor het Hof in den Haagh geciteert, en aldaer die saek vervolght.
folio 141
1722
Wat na het begin deses jaers, te weten den 4 februarius, is d’Eerw. mater Sr Agatha Eva de Jager, nae een siekte van ontrent een jaer en vijf maenden, hebbende meest het siekbedde gehouden en weynigh op geweest, in den Heere gerust en overleden, zijnde van alle de Hijlige Sacramenten voorsien. Haer Eerw. heeft ontrent thien jaeren ende een half het ampt van mater bedient, zijnde den 20 julius 1711 daer toe verkoren geweest. Was oudt 68 jaeren en geprofessiet 44 jaren. Den Hooghwaerdighste Heer, Joannes van Bijlevelt, vicarius apostolicus, woonende tot Arnhem is den 8 februarius tot Huyssen in ons convent gekomen. En den volgende dagh, zijnde den 9 februarius isser in de tegenwoordigheyt van sijn Hooghwaerde en onse Eerw. pater de verkiesinge van een nieuwe mater geschiedt, en
folio 142
met eenpaerigheyt van alle de stemmen Sr Francisca Staats daer toe verkoren, hebbende lange jaeren het ampt van procuraterse bedient. En daerom heeft se van sijn Hooghwaerde verlof gehad van nu en dan en als het gedienstigh was om int bouwhuys te mogen komen.
Dit jaer is het privaet geruymt, dat op het kleyne plaeske is, daer de keuken van patershuys haer licht schept. Tot gemack, omdat het nabij was, is het geene dat daer uyt quam, gebraght int hofke, dat tussen het spreekhuys en het vertrek leydt. Daer de bouwkneghten en dienstmeyden eeten, zijnde eerst daer in een groote en wat diepe kuyl gegraeven. Maer daer door is geschiedt, dat het water van de pomp, die binnen het slot op de geut staet, langh als bedorwen was en niet wel ruykte. En dat duurde bijna een jaer, eer dat het water van die pomp wederom geheel goed was. Dit dient tot onderrechtinge van onse nasaeten, datse het aldaer niet meer laten brengen, maer op een andere plaats.
Den 17 september 1722 is onse Eerw. pater versoght om bij den heer richter Buno te komen, die aen d’Eerw. pater een koninklyke bevel van Kleef thoonde, behelsende drie vragen. Ten eerste de naem des convents. Ten tweede het getal der religieusen. Ten darde, waer van sij leeven of van renten of andersints. En het convent moest daer op schriftelijk antwoorden om het na Kleef te zenden. Waer op dan d’Eerw. mater schriftelijk geantwoort heeft, en voege het antwoort hier bij gelijk het geweest is.
Antwoort op de eerste vrage: Het klooster van Huyssen is genaemt Sint Elisabeth Convent van den darde regel van Sint Franciscus.
Antwoort op de tweede vrage: Het getal van onse susteren van ons convent zijn twee-en-dartigh. (32).
folio 143
Antwoort op de darde vrage. En alsoo wij geen inkomende renten hebben, soo moeten wij nu ons behelpen van ’t gewas onser landeryen en hoven. En de rest van ’t selve tot ander onderhoud verkopen, om van te leven. Dat God betert, nu lange jaeren zeer sleght is geweest. Als ook van eenige kinderen, die nu leeren in ons school, en vorder van het handwerk van onse susteren. En als voor en nae een suster komt te sterven en een andere in de plaets komt, soo moeten wij van haer metgave subsisteeren.
Dit bovenstaende schriftelijk antwoort van d’Eerw. mater onderteykent, is den 18 september aen den Hr. richter behandight.
Verleden jaer isser een koninklijke commissaris te Huyssen geweest, die onder andere saeken in commissie hadde, datter een groote brandspuyt moest gemaekt worden, terwijlen die er was, zeer kleyn was. De commissaris is bij d’Eerw. mater zaliger geweest, versoekende dat het klooster nevens de stad Huyssen, die nieuwe brandspuyt soude helpen betaelen, het welke om redenen toegestaen is. En dit jaer den 24 september 1722 is de nieuwe brandspuyt tot Huyssen gebroght, waer voor d’Eerw. mater aen den heer Backer, borgemeester, betaelt heeft 180 gulden Hollants. De stad heeft mede daer toe gegeven 180 guld. Hollants en daerenboven heeft de stad alleen voor 60 brandemmers betaelt 90 gulden Hollants. En op die conditie heeft het convent 180 guld. voor de brandspuyt betaelt, dat de brandspuyt, als ook de brandemmers en andere brandmaterialen bij onstaene brandongelucken, het welke God verhoede, altijd tot dienst des convents konnen gebruykt worden, gelijk in een brief van den tijdelijke borgemeester Hr. Backer onderteykent, het convent bewaert, kan gesien worden.
De Eerw. mater zaliger, in februarius overleden, hadde groote verlange en begeerte om te zien voor haer doot afgedaen de saek wegens het restant van de actie 1667 gulden in de
folio144
Oost Indische Compagnie ter Kamer van Amsterdam, dat sr Rogeau aengingh. Maer ontrent ses maenden na de doot van d’Eerw. mater zaliger heeft het convent het proces in Den Haegh tegens heer Appelboom gewonnen zijnde de sententie tegen sijn Ed. uytgesproken in faveur van ons convent moetende een ijder sijne onkosten betaelen.
Na dat het proces dan voor ons convent gewonnen was, soo doet daer op een man van een verre nicht van sr Rogeau willende mede eenige moelijkheyt het convent aendoen wegens die gemelde actie in Den Haegh, maer na korten tijt en wij hebbende eenige onkosten gedaen is die persoon in Den Haegh ook afgeweesen. Soodat het convent nu gerustelijk dat restant van de actie moght verkoopen, waertoe veel geholpen heeft, dat den heer Nobelingh, fiscaal in Den Haegh, die een verre neef was van de Eerw. mater Francisca Staats, ons niet tegen geweest, maer geholpen heeft.
Eyndelijk int laest van augustus heeft den Hr. advokaet Brieel door een makelaer te Amsterdam verkoght de actie van 1667 gulden staende op de Oost Indische Compagnie met d’ agio en alles daer in begrepen voor de somme van thien duysent vier hondert negen-en-sestigh gulden (10469-0-0). De actien waren in deese tijd in zeer laage prijs, omdat de Oost Indische Compagnie merkelijke schade in hare scheepen ter zee hadde geleden. En zijnde nogh vier jaeren of afgifte van die actie verscheenen, soo is dat gelt mede voor de verkopinge van Hr. Brieel ontfangen en bedroegh de somme van twee duysent vier hondert een en veertigh gulden 10 stuyvers. Maer daervan moest aen de honderste halve honderste penningh, als mede voor de amptgelden betaelt worden vier hondert drie en seventigh gulden 4 stuyvers. Soo dat van het gelt der afgifte is overgebleven …
folio 145
In het begin van september heeft Hr. Brieel het gelt in ons convent gebraght, de reekeninge, quitansien etc overgelevert. Maer daer ontstont eenige misverstant tussen de Hr. Brieel en d”Eerw. mater wegens sijne overgeleverde rekeninge aen ’t convent, waer in gespecificeert stingh sijne daghgelden, onkosten, verteeringe etc zedert dat Hr. Brieel het proces tegen Hr. Appelboom hadde moeten onderneemen. De Eerw. mater pretendeerde maer een duysent gulden in alles schuldigh te zijn volgens het mondelink accoort tussen het convent en hem gemaekt.
Na twee dagen hebben d’Eerw. mater en Hr. Brieel malkanderen verstaen, te weten op deese conditie. Dat het convent de onkosten van advokaten, procureur etc in Den Haegh geschied zoude betaelen, en dat hij Hr. Brieel, behalven het geene dat hij ten deele van het Convent al ontfangen hadde, nogh een sekere somme gelts zoude hebben, soodat int geheel gehad heeft voor sijn moeyten de somme van elf hondert en vijf en taghtig (1185) gulden.
Stelle dan hier de geheele specificatie int kort van den ontfangh en uytgifte, wat wegens dese Actie van 1667 guld. ontfangen en uytgegeven is.
Ontfangh
De actie van 1667 guld. is verkoft, en daer voor ontfangen
d’agio mede gerekent een somme van 10469 - 0 - 0
Ontfangen voor vier jaeren verschene afgifte 2441 - 16 - 0
____________________
12910 - 16 - 0
folio 146
Uytgegeven
Voor den honderste en halve honderste penning en
amptgelden der afgiften betaelt 473 - 4 - 0
Vier jaar renten voor de kerk en aArmen 200 - 0 - 0
Onkosten wegens proces, advokaten, procureur etc 875 - 0 - 0
Aen heer advokaet Brieel 1185 - 0 - 0
Drie jaere renten aen sr Rogeau en het geene
sy over gehad heeft 559 - 0 - 0
_______________
3292 - 0 - 0
Behalven dese bovenstaende posten die
uytgegeven zijn, so zijn nogh verscheyde andere
posten van ’t gelt betaelt. Voor eenige vraghten-
loon en verteer van Hr. Brieel aen Hr. de Jager,
en anderen, die men in’t rekenboek en overge-
leverde rekeninge van Hr. Brieel kan zien,
die te samen bedragen 746 - 2 - 0
__________________
Ergo is int geheel uytgegeven 4038 - 2 - 0
Soo dat van den ontfangh voor het convent
is overgebleven de somme van 8872 - 13 - 0
Wanneer dan d’Eerw. mater en Hr. Brieel malkanderen verstaen hadden, soo wiert den Hr. Brieel versoght, de quitansie, waer mede men malkanderen soude quiteeren, gelijk als het weesen moest, selfs op te stellen, het geene dan den
folio147
volgende dagh door sijn Ed. gedaen is. Hij heeft twee quitansien van eene inhoud (dat eene voor het convent soude zijn, en de anderen voor hem) selfs geschreven, opgestelt en op papier geset, en aen ons overgelevert, om te sien of de quitansie goed was en aen het convent behaaghde. De quitansie wiert goed gekeurt en drie daegen daerna, van d’Eerw. mater sijn gelt ontfangende, soo zijn alle beyde die eenluydende quitansie onderteykent van d’Eerw. mater sr Francisca Staats mater des convents, van sr A Geertruy van Brienen, procuraester, en van sr Anna Maria Rogeau, als ook van Hr. (Henricus) Brielius. En hebben soo malkanderen bedankt en zijn met vrindschap gescheyden en is vertrocken gebraght werdende door de kar des convents met sijn geselschap tot Arnhem toe, hebbende ontrent drie weeken in ons convent gelogeert. En te Utrecht gekomen zijnde, alwaer is woonende, heeft het door een brief aen d’Eerw. mater bekent gemaekt, en noghmaels in den brief sijne dankbaerheyt voor het goed onthael betuyght.
Maer hier moet nogh bij gevoeght worden, dat het convent in’t begin niet wel te vreden zijnde met de laeste overgeleverde rekeninge, gelijk als terstont hier boven gemelt is geweest. Soo heeft men eens wederom nagesien en met aendaght overleesen de geslootene rekeninge van ’t jaer 1718 tussen het convent en Heer Brielius geslooten en daer is toen van ijmant bevonden, dat in die rekeninge een post van vier hondert gulden tweemael in de uytgifte staet, dat daer maer eens moest staen en ook eens in den ontfangh (want het was gelt
folio 148
van ijmant geleent, dat daer na moest wedergegeven worden) daer het noghtans in den ontfangh niet te vinden was. Soo dat Hr. Brieel by abuis sijn selven verrekent hadde met tweemael die vier hondert guldens in de uytgifte te zetten. De Eerw. mater dit weetende en willende met vrindschap van Hr. Brieel scheyden heeft dit eerst nae de laeste gesloote en onderteykende quitansie, wanneer sijn gelt al ontfangen hadde, even voor sijn vertrek aen hem bekent gemaekt en dat op deese manier: “Heer Brieel, in de geslootene rekeninge van ’t jaer 1718 is een post, die wij niet wel konnen verstaen en wensche daer van een verklaringe te hebben, of er eenigh abuis moght in zijn.” En zijnde die post van die rekeninge van hem gesien was wat verset, nadat het scheen. Maer seyde dat t’huys komende sijne rekeninge zoude na sien en soo hij abuys begaen hadde met tweemael voor eenmael die vier hondert guldens in de rekeninge geset te hebben, hij het convent zoude voldoen.
Ondertusschen te Utrecht gekomen zijnde en hebbende al twee of drie brieven aen d’Eerw. mater van andere saeken geschreven sonder een woort te melden, dat hij de rekeninge van ’t jaer 1718 nagesien hadde, de Eerw. mater moetende aen heer Brieel schrijven melt in haer brief vragende of hij die rekeninge hadde nagesien, of er abuys begaen was of te niet. Daer over is Hr. Brieel soo quaed geworden, dat in de maent december een zeer onbeleefde brief aen d’Eerw. mater heeft geschreven, en dat hij wel andere actien en pretensien nogh tegens het convent hadde etc. doenende groote drijgementen. Maer d’Eerw. mater heeft nooyt die brief geantwoort, of aen hem geschreven.
folio 149
1723
In’t begin van dit jaer 1723 heeft Hr. Brieel een zeer langhe en wijdloopige brief, bijna drie heele vellen papier groot aen onse Eerw. pater geschreven, waer in wijdloopigh verhaelt, wat groote dienste, veele moeytens hij voor ’t convent gedaen hadde. Klaegende dat daer voor niet was voldaen, en dat hij nogh verscheyde pretensien en actien tegens het convent hadde. En stelden het aen ’t oordeel van onse Eerw. pater, of hem niet groot ongelijk en onreghtvaerdigheyt van ’t convent was aengedaen. Daer bij voegende eene memoirie van ’t geene hij van ’t convent pretendeerde nogh te moeten hebben, dat wel ontrent de vijf
folio 150
duysent guldens zoude bedraegen. Maer onse Eerw. pater ziende dat deese brief met soo veel passie geschreven was en soo veele onwaerheden behelsde, heeft op die brief niet geantwoort. Hr. Brieel ziende, dat op sijne brief geen antwoord en kreegh, heeft daer na nogh drie of vier andere diergelijke en langhe brieven aen d’Eerw. pater geschreven. Hij meynde, omdat geen antwoord kreegh, dat sijne brieven aen d’Eerw. pater gesonden van ’t convent wierden achter gehouden. Heeft toen een brief aen ijmant van sijne kennis, te Huyssen woonende, geschreven en daer in een brief aen d’Eerw. pater, om die selfs aen de pater te geven.
Toen heeft onse Eerw. pater eerst op sijne brieven met korte woorden geantwoort: zeer verwondert te zijn dat hij, Hr. Brieel, zulke pretense actien voorgeeft tegens het convent te hebben, daer hij beter weet, dat met eene goede quitansie van hem selver opgestelt, uytgeschreven en onderteykent, de rekeninge geslooten is en malkandere gequiteert. Bekende hij, Brieel, in de quitanse:
“ Ten vollen en genoegen van het convent voldaen en betaelt te zijn …… en bij deesen den “ eenen den anderen sijn quiterende, sonder dat den eene op den anderen directelijk of
“ indirectelijk tot dato deses yets hebben te pretendeeren, maer alles in der minne hebben
“ afgehandelt en malkanderen zijn bedanckende”.
Daer op heeft Hr. Brieel verscheyde brieven aen onse Eerw. pater geschreven, antwoordende dat het een abusive en verstrickte quitansie was. Waer op onse Eerw.
folio 151
pater met korte woorden antwoorde: dat het een klaere en bondige quitansie was, zijnde van hem selver opgestelt, uytgeschreven en onderteykent. En indien het een abusive en verstrickte quitansie zoude zijn, dat hij, Brieel, dan selfs een abusive quitansie opgestelt heeft, om sijn selven te verstricken, maer niet het convent.
Daer op heeft Hr. Brieel veele brieven aen onse Eerw. pater geschreven met veele dreygementen etc, want wel 60 of 70 brieven van die saek geschreven heeft tot het jaer 1728 toe. Maer onse Eerw. pater heeft se niet beantwoort, eensdeels omdat het sijne saek niet en was, anderdeels omdat Hr. Brieel maer antwoort en veel schrijvens van d’Eerw. pater soght te hebben, misschien om hier en daer sijn Eerw. te konnen achterhaelen. Hij dede wel groote dreygementen aen ’t convent, maer het convent was gerustigh, hebbende verscheyden, soo geestelijke als wereltsche, persoonen en advokaeten te raeden gegaen, die alle groot ongelijk aen Hr. Brieel gegeven hebben.
Den 26 april van dit jaer is onse Eerw. pater versoght eens bij den heer richter te komen, dat dien avont ontrent ten vijf uuren dede. Den Hr. richter seyde aen onse Eerw. pater van Kleef order gekregen hadde (wegens de klaghten van de religions-saeken te Regensburg) om te verneemen, of ons klooster geklaeght hadde daer over en of se ergens in de oeffeninge des godsdienst belet of gestoort wiert. Waer op onse Eerw. pater geantwoort heeft, dat ons klooster nooyt daer over geklaeght hadde. Dat wij wegens de vreye oeffeninge van religie geen reden hadde om te klaegen, te weeten in den tijt van 13 of 14 jaeren, dat sijn Eerw. te Huyssen gewoont hadde, want van den
folio 152
voorigen tijt, dat hier niet gewoont hadde, niet kost zeggen. En onse Eerw. pater voeghde daer bij: En indien sommighe moghten geklaaght hebben, dat over eenige jaaren de soon van heer Backer op een sondagh onder de predikatie uyt onse kerk gelight en geprest wiert van de soldaten, dat dit voorval overal bekent was geweest, en dat ons convent nooyt daer over hadde geklaeght. Waer op den heer richter antwoorde, datse op andere plaetsen ook uyt de gereformeerde kerken wel eenige hadde wegh-gehaelt en geprest. Op die selve dagh kort nae de middagh was ook den Eerw. heer pastoor ontboden bij den Hr. richter te komen, die mede aen sijn Eerw. vraeghde of hij reden van klaghten hadde wegens de religie en of sijn Eerw. hadde geklaaght. Waer op de Hr. pastoor ook antwoorde van “Neen”. Dit is mede aen alle geestelijke van geheel Kleefslant afgevraeght.
Tot onderrechtinge van onse nasaeten, soo moet men weeten, dat in dese tijt, en wel twee jaeren te vooren verscheyde protestanten, te weten luthersche en soo genaemde gereformeerden, die in Duytsland onder catholijke vorsten en prinsen zijn woonende, te Regensburgh hebben geklaeght (alwaer alle vorsten en andere lidtmaten van ’t Duytsche Rijck haere ministers en afgesanten hebben) aen de protestante ministers, dat se in de oeffeninge van hare religie benadeelt en belet wierden tegens de Tractaten en Vrede van de Munstersche Vrede int jaer 1648 gemaekt. Maer de grootste klaghten der protestanten waeren tegens den Ceurvorst van den Palts, die te Heydelbergh en in de Palts haer benadeelde. En terwijlen de Ceurvorst van den Palts, als Hartoogh van Berghs-land en Gulick beschermer is van de catho-
folio 153
lyken in ’t Hartooghdom Kleeflant, gelijk den Koninck van Pruyssen als Hartoogh van Kleeflant beschermer is van de protestanten int Hartooghdom Berglant en Gulick. Den Ceurvorst van den Palts hadde in druck uytgegeven verscheyde geschiedenisse en voorvallen, waer in de catholyken van Kleefslant ook benadeelt waren geweest. Om die reden wierden de geestelijke der catholyken van de richters ondervraeght.
Jae, het is een jaer of twee te vooren geschiet, dat de regeeringe van Kleefslant tegens eenige catholycken represaillies hebben genomen, als te Emmerik, alwaer eenige maenden de publieke Latijnsche scholen van de Eerw. paters Jesuiten geslooten zijn geweest, soodat se in haer collegie de studenten int school quaemen, tot groote ongelegentheyt. Ook hebben die paters tot represaillie eenige honderde guldens tot breuke moeten betaelen, dat onder een catholyke vorst de protestanten was afgeyscht. Mede te Gogh, een andere stadt van Kleeflant, is eenige maenden de parochiekerk de catholycken geslooten geweest, soo datse buyten de stadt in de omleggende dorpen de catholyken moesten te kerk gaen.
Jae de heeren Staaten van Gelderlant hebben in haere provincie ook represaillie genomen tegen de ge-orderde of religieuse priesters, datse geene functien moghten doen. Maer niet tegens de wereltsche priesters, want sij lieten toe dat de wereltsche priesters in de plaetsen der religieusen quamen, om de gemeyntens der catholyken te bedienen. Te Doesburgh is de pater Jesuiet ook moeten vertrecken, soo dat een pastoor in de plaats gekomen is, die er nogh is. Te Zutphen moest de pater Jesuiet ook vertrecken en in de plaets quam een wereltsch priester,
folio 154
maer na een jaer ontrent isser wederom een pater Jesuiet te Zutphen gekomen, die er nogh is. Te Arnhem moght de pater Jesuiet blijven, maer niet kerken. Nae verloop van een jaar of wat langer heeft de pater Jesuiet te Arnhem wederom mogen kerken.
In ’t najaer is het kasteel, daer eertijts den heer drost te Huyssen komende gewoon waer in te logeeren, zijnde vervallen en in lange jaeren geen hant aengeslaegen, geheel afgebrooken. De steenen, ijserwerk en dat gelt waerdig was, verkoght.
In de maent november is een konincklijke bevel uytgekomen, dat eerst weynige daegen voor kersmis te Huyssen is gepubliceert verbiedend op de dors-vloer bij naght of bij doncker met licht te dorssen, soodat de rest van de winter onse kneghten niet moghten na twee uuren in de naght dorssen, het welke voor ons zeer ongelegen was. Niet alleen omdat daer door laeter int jaer den dors afquam, maer principalijk om dat wij veel vee en beesten hebbende bij dagh niet genoegh konde dorssen tot gerief der beesten. Maer het heeft alleen deese winter geduurt, want het volgende jaer moght men wederom bij naght dorssen.
De goten onder het dack van paters-huys, die van houdt waren, zijnde van beyde de kanten des dacks vergaen en verrot. Se waren van houdt, soo heeft het convent dit jaer in de somer kopere goten laeten leggen aen de eene kant van ’t patershuys, te weten aen de kant van de weert ofte het slot. En die kopere goten hebben gekost de somme van twee hondert guldens acht stuyvers, met den arbeyds-loon te saemen te rekenen. Maer de houte goten die toen aen de andere kant vant patershuys geleydt zijn, na de kant van ’t kerkhof des parochie kerk, hebben gekost negen-en veertigh gulden, 12 stuyvers.
folio 155
1724
In dit jaer zijn der in ons convent veele zieken geweest. Ten eerste onse Eerw. pater wiert verlede jaer half october met een langdurige en extraordinarisse ziekte besoght bestaende in verscheyde honderden bladeren of blijnen. Kleyne en grooten, op de armen, handen, voeten en beenen, die vol scherpe voght waeren en alle daegh tweemael moesten doorgesneden worden. Dat geduurt tot Hemelvaert dagh toe van dit jaer, den 25 mey, toe, wanneer sijn Eerw. nogh zeer swak zijnde sijne kerkgangh eerst heeft konnen doen. Sijn Eerw. heer broeder was tot dienst der religieusen tot het feest der Heylige Drie Koningen, wan-
folio 156
neer den 10 januarius vertrock. Van dien tijt af, tot Paeschen toe heeft den Hooghwaerdighste heer vicarius apostolicus, die te Arnhem woonde, meest alle week hier gekomen om de bieght der religieusen te hooren en sijn secretaris priester hier zijnde dede de kerkelijke functies. Somwijlen quam ook de Hr. pastoor van Arnhem hier mede bieght hooren.
De Eerw. mater die een dagh of twee voor dit Nieuwejaer ziek wiert, is ook wel bijnae drie maenden ziek geweest, tot Paeschen toe ontrent. In de somer is haer Eerw. wederom op de been en bij de gemeynte geweest. Verscheyde religieusen wierden ook ziek, als mede verscheyde scholieren in ons school. Die bleven langh ziek en konde niet wel bekomen, want wat beter zijnde storte die wederom in haere ziekte.
Ons convent heeft wel 50 jaeren een groote weyde, waerop men de melk-koeyen weyde, dight bij de stad leggende in huur of paght gehad en daer voor vier hondert gulden, somwijlen meerder van paght aen den heer drost des koninks betaelt. Maer int begin van dit jaer de huurjaeren uytzijnde heeft die weyde afgestaen. En heeft in februarius een weyde dight bij de stad gehuurt, Molewaert genaemt, groot ontrent ses mergen, voor de somme van 120 gulden alle jaer. En dat voor de tijt van drie jaeren, op dat onse paerden op die weyde zoude gaen. De melkkoeyen, welkers getal wat minder was, ginghen op de andere weyden des convents, als in de Oplaegh, te Malburgh in de Ossekamp en ook aen de Karbrugge.
Dit jaer isser een verschil geweest in het houden en vieren van den Paeschdagh tussen de protestanten in Duytsland en de katholyken, die volgens order der Heylige Kerke
folio 157
vierde den Paesch-dagh den 16 april. De protestanten oordeelde, dat den Paesch-dagh acht daegen te vooren moest geviert worden, te weeten als bij ons Palmsondagh was. En omdat eenighe katholyken vorsten begeerden dat de protestanten onder hun gebied den Paesch-dagh met de katholyken moesten vieren, soo heeft den Koningh van Pruyssen daer tegen represaillie willen gebruyken. En liet op onsen tweede sondagh van de Vasten afkondigen, dat alle sijne onderdaenen, en ook de katholyken op haere Palmsondagh zoude vieren den Paeschdagh, dat wat ongelegeheyt in de parochiekerk was. Maer op deese manier wiert het hier te Huyssen volbraght.
Op Palmsondagh wiert de godsdienst van de Palmsondagh gedaen, maer daer wiert met alle de klocken geluyt en ook gebeyert als op Paes-dagh, van gelijken ook s’maendagh na Palmsondagh wiert met alle de klocken geluyt en gebeyert, smorgens geprediekt, de huysen geslooten, dat niemant dorst werken. Die Goede Week deede men in de kerk de ceremonien volgens het gebruyk van de Katholyke Kerk, behalven dat op Goede Vrijdagh smorgens de Passie niet geprediekt wiert van de paters predick-heeren van Kalkar als gebruykelijk is. Den 16 April vierde wij onse Paeschdagh, maer in de Parochie kerk was den volgende Paeschmaendagh alleen een lesende misse zonder predikatie. Echter vierde de katholyke die als heyligendagh en waeren haere huysen geslooten. Maer in onse kloosterkerk was een singende hooghmisse. En Paesch-dijnsdagh waeren de huysen open en de katholycken werkte. Van gelijken het feest van Hemelvaert wiert tweemael geviert, eens op sijn protestants. De huysen van allen waeren geslooten en wiert in de parochiekerk geprediekt. En acht
folio 158
daegen daer na ook op sijn katholyks geviert en wiert in de parochiekerk niet geprediekt. Van gelijke het Hooghtijt van Pinxteren wiert tweemael geviert gelijk als hier boven het Paesch feest en daer mede was het gedaen. Want het feest van ’t Alder Heylighste Sacrament wiert van de katholyke geviert, gelijk op alle plaetse van katholyke landen en wiert hier mede de gewoonlijke processie gedaen. Onder het gebied van de heere Staeten van Hollant en de ses andere provincien wierde Paeschen, Hemelvaert, Pinxteren geviert op den selve dagh als de katholyken het over al vierde en niet op den dagh der protestanten van Duytsland.
Lange jaaren hebbe de katholyke geestelijken van Kleefsland een proces tegen de landstanden gehad klaegende, dat haere quota der geestelijke in den uytslagh der jaerlijkse schattinge al te groot was. Dat proces is eyndelijk door appel te Berlijn gebraght, vanwaer een gunstige sententie wort verwaght. Tot uytvoeringe van dat proces heeft in dese somer ons convent betaelt bij provisie op rekeningene te Kleef aen den Heer Lengel, resident van den Palts – 31 – 12 – 0 .
Dit najaer heeft ons convent groote onkosten moeten doen aen de kerk wegens den tooren en ‘t dack. Den tooren was aen de eene kant overhangende, omdat de balcken en stijlen op de solder des kerks, waer op den tooren rust, eenige van die begonnen te rotten door den regen, soo datter eenige nieuwe balcken, stijlen of posten onder den tooren op de solder moesten geset worden en een vier-en-deel van het leyen-dack des kerks is opgenoomen, en met andere leyen vernieuwt (te vooren eenige stucken van eyke plancken die bij na verrot waeren, en andere nieuwe stucken van eyke plancken in de plaets geleydt) te weten aen de kant van de
folio 159
Eerw. paters hof, beginnende van den tooren af tot het koor van de kerk toe, het dack den trap daerin begreepen. De onkosten die daer op geloopen zijn, bedraegen: 310 - 14 - 0.
Aen meester Jacob ten Oever, leydecker
volgens accoort aen gelt _ _ _ _ _ 60 - 0 - 0
28 riest leyen _ _ _ _ _ 77 - 0 - 0
Voor hout _ _ _ _ _ 56 - 0 - 0
Voor nagels _ _ _ _ _ 54 - 6 - 0
Mr. Michiel en sijn soon aen arbeydts loon _ _ 43 - 0 - 0
Mr. Jan de Smit _ _ _ _ _ 19 - 0 - 0
Voor ’t maeken en vergulden van de haen _ _ 1 - 8 - 0
__________
310-14-0
Zedert twintigh jaaren hebben eenige weynige werelsche priesters in de provincie van Holland en Utrecht zeer oneerbiedigh en ongehoorsaen sigh gedraegen tegen de paus van Romen, na dat den Aartsbisschop van Sebaste door den paus was gesuspendeert om niet meer het ampt van vicarius apostolicus des paus te mogen bedienen, met haer selven te stellen tegen de geene die den paus tot vicarius apostolicus stelde. Of tegen die, dewelke van den Heylige Roomsche Stoel gestelt waeren om de Vereenighde Nederlanden in ’t geestelijk de katholyken te bestieren, niet tegenstaende Sijne Heyligheit den Paus verscheyden reysen op swaere kerkelijke straffen en excommunicatie hun verboot met de regeeringe der katholyken, zenden van priesters etc te bemoeden, daer se niet na en vraeghden. Jae, voorgevende datse een waere Aartsbisschoppelijke capittel met haer negen priesters waeren, gelijk het ten tijde voor de invoeringe der
folio 160
nieuwe soo genaemde gereformeerde religie, een opreghte en ware capittel, de Domheeren te Utrecht, zijn geweest. Niet tegenstaende alle de beveelen der pausen hebben se in eenige plaetsen onwettige pastoors gestelt. Daernae gebrek van priesters hebbende lieten se door onbekende bisschoppen in vreemde landen verscheyde van haere theologanten priesters weyden, de welke door order van Romen gesuspendeert zijn geweest. Eyndelijk is haere wederspannigheyt soo ver gekomen, dat se een heer Cornelius Steenhoven, eerst wettige pastoor te Amersfoort lange jaaren geweest, daer na onwettigh pastoor te Leyden, hem den 15 october van dit jaar 1724 tot Aartsbisschop van Utrecht op een ongehoorde manier te Amsterdam hebben laeten inweyden door een Franse heer, met naeme Dominicus Maria Varlet, die Bisschop van Babilonien was, en in die landen vicarius apostolicus, maer van de Heylige Apostolische Stoel van het bisschops-ampts-oeffeninge al voor twee jaaren gesuspendeert was. En dat tegens de wetten en regels der Heylige kerke, zijnde die bisschop van twee Hollantse priesters geassisteert. In de plaets, dat een bisschop inweyende een andere bisschop, moet van twee andere bisschoppen geassisteerd zijn, ten waer expresse dispensatie van den paus hadde.
Den 4 december deeses jaar isser tegen den avont een schrickelijke wint en tempeest geweest, waerdoor hier en op veele plaetsen en steeden groote schade geschiet is. Ons Convent heeft mede al merkelijke schade gehadt aen de glaesen, aen ’t dack van paters-huys, school en andere gebouwen. Een schaaps-schuur buyten de stad is geheel om ver gesmeeten
folio 161
door de wint.
De Eerw. mater sr Helena Francisca Staats is veel ziekelijk en weekelijk in de somer geweest, al ist dat se bij de gemeynte waer. Maer na ses daegen ziek te zijn geweest is haer Eerw. den 8 december voor de middagh ontrent 10 uuren, voorzien zijnde met alle de Heylige Sacramenten, zeer godvrughtig overleden tot groote droefheyt des convents. Hebbende twee maenden minder als drie jaaren loffelijk het ampt van mater en overste bedient en te vooren veele jaaren het ampt van procuraterse. Zijnde 53 jaeren oudt en 36 jaeren geprofessiet.
Den 17 december is de verkiesinge van een andere mater geschiet. Daer bij zijnde als getuyge den Eerw. Hr. Wesener, pastoor te Arnhem. En door meerderheyt van stemmen is tot mater verkooren Sr Jacoba Stichter, een van de oudste susters of religieusen zullende binnen de twee jaeren jubilaris zijn.
folio 162
1725
In ’t voorjaer isser yets besonder in ons convent voorgevallen, daer misschien noyt exempel hier van geweest is. Zedert 16 julius 1719, dat sr Liduwina geprofessiet is, isser niemant tot koorsuster aengenomen als tot het jaer 1725, wanneer juffr. Joanna Vos, die eenige jaeren alhier in ’t school gewoont hadde, den 18 februarius, zijnde den eerste sondagh in de vasten is int slot getreeden om tussen Paeschen en Pinxteren de kap aen te trecken. Maer zijnde ruym drie weeken int slot geweest om beproeft te worden, isse den 14 maert niet al te wel geweest, echter den geheele dagh op de been, en na de middagh nogh wat in den boomgaert gewandelt en savons op den reventer collatie gedaen. Maer die avont na acht uuren wiert sij soo qualijk en soo schielijk met een overval en ziekte aengetast, datse voor de midde naght met de Heylige Sacramenten berecht wiert en terstont daer nae in den Heere overleeden tot droefheyt van ons alle, want het een bequaeme persoon was. En terwijlen sij voor haer sterven versoght, datse na haer doot als een religieuse en in dat habijt zoude begraeven worden, soo isse als een religieuse en int habijt en als een suster des convents begraeven in een kist en op het kerkhof der religieusen in ’t slot.
Een weynige tijt daer nae isser ook in onse missie iets besonder door de doot voorgevallen. Cornelius Steenhoven, die verleden jaer den 15 october tegen alle de beveelen van Sijn Heyligheyt den paus, en tegen de wetten der Heylige kerke sijn selven tot Aartsbisschop van Utrecht hadde laeten inweyden door een bisschop alleen, is ras daer over
folio 163
van God gestraft geweest. Want Sijn Heyligheyt Benedictus den darthiende, paus heeft door een gedruckte brevet of te brief aen alle katholyke woonende in het Vereenight Nederland en tot Romen den 21 februarius 1725 ondertekent, gesonden, waerdoor Cornelius Steenhoven, die genoemt wort den belhamer van de oproerige bende en de in veele kerkelijke bannen ingewickelt. En in welke brief den paus verklaert, dat de verkiesinge van deese Cornelis Steenhoven tot Aartsbisschop van Utrecht nietigh geweest is en van geender waarde. En des self inweydinge ongeoorloft is geweest en vervloekelijk, dat hem ontbreekt alle kerkelijke en geestelijke rechtsgebied ter bestieringe der zielen en gesuspendeert en opgeschort is van alle bedieninge van ’t bisschoppelijk order. En daerom aen hem verboden wort op straffe van den groote kerkelijke ban of excommunicatie te stellen pastoors, missionarissen, bedienaers tot sorge der ziele of te bedienen de Heylige Sacramenten gelijk in den bij geleyde brief kan gelesen worden: No 13.
Deese pauselijke gedrukte brief is door den apostolijke internuncius te Brussel door de post aen verscheyden in Holland overgesonden en kennis van gegeven den 22 maert, zijnde donderdagh voor Palmsondagh, wanneer die brief in Hollant bestelt wiert, daer Cornelis Steenhoven daer ook kennis van gehad heeft. En terwijlen hij beslooten hadde in de Goede Week en met Paeschen alle bisschoppelijke functien te doen, soo is het geschiet dat aght daegen daer nae, zijnde Witten Donderdagh, wanneer besigh was als bisschop de heylige olien te weyden, in sijne functie
folio 164
soo van God besoght wiert door eene schielijke overval en ziekte, dat uytscheyden moest, en alsoo den darde Paeschdagh, zijnde den 7 april, gestorven is. Maer sijne aenhangers zijn daer door niet bekeert nogh verbetert geworden, want eenige tijt daerna hebbense tegen alle de beveelen van Sijn Heyligheyt den paus van Romen wederom een andere in sijn plaets verkoren, met naeme Cornelius Joannes Barckman, jongh van jaeren en niet langh priester geweest, zijnde in Frankrijk tegen de wetten der Heylige Kerk aldaer priester geweydt. En hij heeft sijn selven int najaer in het laeste van september of begin van october tot Aartsbisschop van Utrecht in stilte laeten inweyden te Amsterdam door den voorige bischop van Babilonien alleen.
Dit jaer den 17 junius is het water in de Wael te Nimegen, als mede alhier in den Rhijn bij nae roodt geweest, dat haest een dagh duurde. Sommige gissen al of er boven Ceulen een wolk door gebrooken was met een donder, waer door sulke overvloet van water gevallen was op een plaets daer rootaghtige aerde was, waer door het water in de Wael en Rhijn soo root zoude geworden zijn.
Dit jaer isser een drooge voorjaer geweest met een deel van de soomer, maer den 22 junius, zijnde twee daegen na Heyligh Sacramentdagh begon het te regenen en heeft eenige maenden geduurt, soo datter niet veele drooge daegen daer na in de soomer geweest zijn. En den 3 en 4 september was het water van den Rhijn door den langhduurige regen soo hoogh geworden, dat alle de weyden, die buyten dijcks waeren, onder water stingen tot boven aen den dijck, en alle de beesten en koeyen uyt de weyde moesten gehaelt worden.
folio 165
Dat groote schade en ongelegentheyt veroorsaekte en veele elende onder de beesten, niet wetende waer dat se daer mede blijven zouden of waer van te voederen. En door de mennigvuldige regen en weynige droge daegen is het koorn niet al te droogh ingehaelt, noghtans den ooghst des koorn hier ontrent is overvloediger geweest als in verschijde voorige jaeren.
Dit jaer heeft het convent moeten opgeven het getal en de naemen der scholieren en pensionairen of kostganghsters aen de regeringe te Kleef en voor elk moet betaelt worden vier gulden int jaar, dat noyt te vooren is geschiet geweest, maer die vier gulden voor elck te betaelen is eerst ingegaen met het begin van ’t toekomende jaer.
In ’t najaer is aen ’t bouwhuys vernieuwt de onderstal, daer de stiers swinters staen onder de poort van ’t bouwhuys.
In dese soomer zijn verscheyde religieuse Cathuysers uyt Vrankryk en uyt haere kloosters gevlught en stil wegh gegaen om niet genootsaekt te zijn aen te neemen en te gehoorsaemen de pauselijke constitutie, die begint Unigenitus, waer in veele stellinge als ketters etc worden veroordeelt, daer tegen apelleerende. En zijn na Holland gevlught, waervan eenige te saemen zijn gaen woonen int dorp Vleuten, een groot uur buyten Utrecht op een adelijke huys met naeme Ten Ham, dat se gehuurt hebben. En een ander deel der Cathuysers zijn gaen woonen te Jutfaes, ook een uur van Utrecht, op het adelijcke huys Vronesteyn, dat se gehuurt hebben. Maer int jaer 1727 zijn die twee deelen te saemen gaen woonen op het groot adelijk huys Schoonhouwen, drie uuren van Utrecht, dat voor haer gekoght is. En een partije andere religieusen uyt Vrankrijk,
folio 166
gereformeerde Bernadinen vant klooster Orval en andere religieusen hebben int jaer 1727 gekoght het adelijk huys Rhynwijk gelegen onder het dorp Seyst, twee uuren van Utrecht.
1726
In deese winter heeft God ons besonder bewaert, dat hier ontrent Huyssen de dijcken niet zijn doorgebroken. Want van den 15 januarius tot den 6 februarius is over al soo mennighte sneeuw gevallen, als men in lange jaaren niet beleeft heeft. Ende ontrent twaelf daegen heeft het zeer sterk gevroren, en door het doyen isser soo hoogh water in de Waal en Rhijn en Maes geweest, dat de dijcken na beneden door den sterke ijsgangh op verscheyde plaetsen zijn doorgebroken. De Waal is ontrent de stad Thiel doorgebroken, waer door al het land tot Gorcom toe onder water is geraekt. Den Rhijn of Leck is ontrent de stad Schoonhoven aen weerkanten doorgebroken.
folio 167
waerdoor van Vianen tot Dort al het land is onder water gezet, als ook van Schoonhoven tot Gouda toe, alwaer den Yssel doorbrekende den dyck, Monfoort, Woerden, Yselsteyn, Bodegraeven alles onder water is gekomen tot dicht by Utrecht toe, waerdoor een ongeloofelijke schade is geschiet: want verscheyde boeren hebben om een kleynheyt haer koeyen en vee moeten verkopen.
Menige huysen staende onder water zijn ingestort. Op verscheyde plaetsen moesten de
menschen, zijnde op haere solders gevlught, met brood en spijs door schuyten onderhouden worden, dat men haer door de schepen en aken toebraght. En op verscheyde plaetsen is het wel laet in de soomer geweest, eer datse het water zijn quyt geraekt, soo dat de steeden Thiel, Gorcom, Gouda, Schoonhooven groote perykel hebben uytgestaen en wel 125 duysent mergen lants hebben alle lange tyt onder water gestaen .
In 't begin van februarius isser een pauselijke brevet of brief van Syne Heiligheit Benedictus 13 der Darthiende aen alle katholyken, in "t Vereenight Nederland wonende, gekomen, gedateerd te Romen den 6 december 1725. Waerdoor den paus in 't begin uytdruckt wat de Heylige Stoel van Romen zedert enige iaaren al ondernomen heeft om in de Hollantse missie de kerkelyke eendraght en eenigheyt te herstellen, welke door weynige Utrechtse geestelyke, die sigh nogh aen het apostolisch gesag nogh aen de waerheyt gedragen, verdeelt en verscheurd is en dagelyks de hulpmiddelen tot haer bekeringe in de wint slaende quadaerdiger worden.
Om dan te beletten dat se andere goede niet soude verleyden, soo verklaert, verwerpt, en verfoeyt den paus, niet alleen de verkiesinge van Cornelis Ioannes Barchman
folio 168
als nietig en ten eenemael kragteloos, en des selfs inwydinge heyligh-schendigh. “Maer door het gesagh van den Almogende God doen wy in de ban (excommuniceren) en vervloeken den selven Cornelis Ioannes en alle die geestelyke, welke hem onder de vercierde naem van Canonieken van Utrecht verkoosen hebben, alsmede die tot de heyligh-schendige inwydige de hand geleent hebben en alle die, de welke hen zullen aenhangen hebben en hunne partye volgende hen eeuwige hulp gunst, bystand of toestemminge sullen hebben gegeven. En wij verklaeren, verkondigen, en bevelen dat deese gemeenschap der kerke afgesondert, en 't eenemael als schismatyken te houden zijn, en als soodanig geschuuwt moeten worden.” Dit zyn de woorden van de pauselyke brief. ziet N14
Deese soomer is aent bouwhuys vernieuwt en zyn omver gesmeeten de oude hutten van de walpoort tot aen de poort van 't slot des boomgaerts toe. Om de oudheyt moest het afgebrooken worden, de steenen waeren eerst met lym gemetselt en met strooy het dack bedeckt. Nu is de steene muur hooger met kalk gemetselt en het dack met pannen bedekt. Het heeft gekost 133 gulden 15 stuyvers.
voor het metselloon 18 - 10 - 0
Voor het timmerloon 11 - 0 - 0
Voor de pannen 32 - 0 - 0
Voor de kalk en stenen 27 - 0 - 0
De leydecker 5 - 5 - 0
Voor het hout 37 - 0 - 0
Voor spykers 3 - 0 - 0
133 - 15 - 0
folio 169
Deese somer is den ooghst kleyn en schaars geweest. Het kooren, datter gewasschen is was wel goed in syn selven, maer was soo weijnigh, alsmede dat het hooy, dat wy in lange iaeren soo weynigh kooren, saet en hooy in onse bergen niet gehad hebben, die maer ruym de helft gevult waeren.
Dit iaer isser een solemneele jubilee in ons Convent gehouden. De Eerw. mater Jacoba Stichter hebbende op den 8 september 1676, zynde het feest van de geboorte der Heylige Maria, haere professie gedaen in handen van den Hooghwaerdighste Heer Joannes Neercassel, Bisschop van Castorien, vicarius apostolicus, in die tyt als pater in ons klooster woonende. Zynde dit iaer vyftigh iaeren dat die professie is geschied, soo isser den 8 september 1726 een groote feest en jubilee daer over gehouden. De hooghe misse geschiede met diaken en onderdiaken. Den Eerw. Hr Adrianus van Dyck, pastoor van Leyden, wiens moeye d'Eerw. mater was, diende voor diaken en deede een treffelyk sermoen. De ceremonien van 't jubilee en de gebeden wierden van onse Eerw. pater bericht boven op het koor der religieusen voor het geremte. De Eerw. heer van Dyck gaf een heerlyke bruyloft aen de vrinden, aen den Hooghwaerdighste heer vicarius apostolicus en aen andere genoodighden als mede aen alle de religieusen.
De Eerw. Mater, jubilaris zynde, heeft versoght van syn Hooghwde. vicarius apostolicus, datse nu van haer matersampt moght ontslagen worden om soo veel te beter in haere ouderdom tot een zalige doot te bereyden, het welke aen haer Eerw. is toegestaen. Soodat men den 24 september de verkiesinge van een nieuwe mater heeft gedaen op het koor, daer deese rys alleen tegenwoordigh was onse Eerw. pater met goedvinden
folio 170
van den Hooghwaardighste heer. En door meerderheyt der stemmen tot Eerw. mater is verkoren Sr. Margarita Sonnenbergh.
In naiaer in de maent oktober zyn smorgens heel vroegh met het openen der stadspoorte ruym 60 soldaten ingekomen om het volk tot den oorlogh te pressen. Sy hebben omtrent 7 of 8 persoonen medegenomen. Omtrent twintigh soldaeten stingen op het kerkhof als besettende de poorten van het spreekhuys onses convent en van onse kloosterkerk, passende op onse kneghten, maer die gewaerschaewt synde hebben sigh binnen verborgen en niet uytgegaen, soo datse niemant van onse kneghten kreegen. En ook de soldaeten hebben geen ongemack aen ons convent gedaen, maer vertrocken wederom ten thien uuren voor de middagh uyt de stad.
Den 4 october is op St. Franciscusfeest is smorgens heel vroegh door het al te sterk en onbehoorlyk luyden de klok in onse tooren gebarsten. Deese klok was nieuw gegooten en in den tooren gehangen in 't iaer 1676 als hier te vooren op dat iaer kan gesien worden.
folio 171
[1727]
Ons convent heeft in het begin van dit iaar wederom gepacht ofte gehuurt de weyde dight by de stad om onze melkkoeyen daer op te weyden, die wy over drie iaaren hadde laten vaeren of afgestaen en dat wederom voor de somme van vier hondert guldens s' iaers aan pacht.
In het begin deses iaars den 21 januarii is overleden te Arnhem den Hooghwaerdighste heer Joannes van Bijleveldt, vicarius apostolicus, alwaer verscheyde iaaren gewoont hadde, nadat omtrent vier weeken was ziek geweest. En is den 24 januarius te Huyssen in de parochiekerk in 't graf der pastoors begraeven. Na sijne doot heeft sijn Heyligheit den paus de bestieringe van onse missie gegeven aen de pauselijke nuntius tot Brussel, den doorlughtighste heer Joseph Spinelli, Aartsbisschop van Corinthen.
Den 2 februarius snaghts ten een uur isser een droevig voorval aen ons bouwhuys geweest. Een officier met verscheyde soldaten sijn over de muur buyten aan de mestvael geklommen en met behendigheyt de deur des dorsvloer opengedaan. Sy quamen aen de bedden der kneghten die nogh slaepende waeren, want het was heylighen dag, zonder dat de kneghten op haer hoeden waeren, en hebben drie van onse kneghten mede genomen.
folio 172
Onse gebarste klok is na Amsterdam gesonden, om aldaer hergooten te worden. Dat geschiet zijnde, en die in de maent mey wederom gekregen hebbende, soo is de selve geschreven 16 mey van onse Eerw. pater Petrus van Beest met gesloote deuren doende de gewoonlyke ceremonien der Heylige Kerk gedoopt in tegenwoordigheyt der Eerw. mater en religieusen beneden in onse kerk, die er als meeters over waeren. De naem van de klok was Sint Franciscus en Sint Elisabeth, en is op die selve dagh in ons toorentie gehangen. De rekeningen der onkosten zijn
Aen timmerman en leydecker 4 - 18 - 0
Aen nieuwtouw 0 - 17 - 0
spykers 1 - 0 - 0
vraght van de klok 2 - 10 - 0
De klok weeght 224 pond en een 1/2. ieder pont 13 stuivers 145 - 18 - 8
Aen de sleepers vraght van de oude en nieuwe klok. 0 -15 - 0
Volgens gewoonte drinkgelt 0 -12 - 0
Voor extra letters 7 - 16 - 0
-----------------
164 - 6 - 8
nogh voor nieuwe loot 49 -19 - 0
------------------
214 - 5 - 8
Hier afgetrocken de oude klok weegende 220 pont, het pont a 9 stuivers 90 - 0 - 0
nogh oudt loot 24 - 4 - 0
------------------
114 - 5 - 8
soo dat de nieuwe klok bedraeght 214 - 5 - 8
hier afgetrocken de oude klock 114 - 4 - 0
--------------------
Rest 100 - 1 - 8
folio 173
De meeste van die somme 100-1-8 is betaelt door d'eerw. mater en andere religieusen.
Deze somer in de maent van augustus heeft het convent een merkelyke reparatie moeten doen aen de geut van het dack des dormters. Aen de kant van de weert en kerkhof verscheyde onderste eycke plancken van het dack op de solder waeren verrot, sodat als het hart reegende, de susters op haere cellen groote overlast van den reegen en water hadden. In de plaets van de oude verrottene plancken zijn der nieuwe in de plaats gestooken. De geut is wat lager geleyt soo datse nu op de steene muur des gebouws rust en is een geheele nieuwe geut geleyt van het ene eynde des gebouws tot het andere eynde. En terwylen het by na altyt droogh weer was, hadde de religieusen geen overlast daarvan. De onkosten daer opgelopen is het volgende:
Voor 1600 pont loot 190 - 0 - 0
Voor 4 riste leyen. De rist a 7 guld, 5 stuyvers 29 - 0 - 0
Aen de timmermans 26 - 5 - 0
Aen de leydecker 12 - 0 - 0
Aen houdt 65 - 0 - 0
Aen speykers 10 - 0 - 0
----------------- 332 -5 - 0
Hier afgetrocken het oude loot 80 - 0 - 0
----------------
Soo dat blijft 252 - 5 - 0
In deese somer hebben wy een extra-ordinairisse warmte en heette gehad; en in de na-soomer zijn alhier en in alle
folio 174
omleggende provincien, principalyk in Holland en Amsterdam extraordinaris veele zieken geweest en veele gestorven. In ons convent zijn in korte tijd twee religieusen gestorven, maer die waeren oud. En ook zijn twee van onse kneghten in 't bouwhuis gestorven.
In het najaer is aen onse kerk vereert een schoon paers damaste ornament, kasuyvel en antipendium voor de drie altaeren. En het voor de eerste rijs gebruyckt geweest op den eersten sondagh in den Advent.
folio 175
1728
In 't begin van dit jaer is het geschiet dat den heer borgemeester Backer met Monsr Westhof besoghten d' Eerw. mater en procuratersen om een Zalig Nieuwe Jaer te wenschen. Daerna onder andere samenspraeken stelde Monsr. Westhof voor, terwylen hy woonde naest het erf des klooster en den hof achter syn huys komt tegen de moeshof en boomgaert des convents, versoght hij eenige latten aen onse muur des convents te mogen vastmaeken, want de muur niet alleen het convent toebehoort, maer ook het land aen de andere syde des muurs omtrent twee voeten gronds breet. De Eerw. mater en procuratersen verstaenende dat hy, Monsr Westhof, hier en daer houte lat moght slaen aen onse muur om yets in syn hof en erve vast te maeken, hebben het toegestaen. Maer na verloop van eenige tyt ons convent gewaerwordende dat Monsr Westhof langs onse geheele muur liet latte werken zetten tegen onse muur en die met groote ysere haeken in onse muur slaen en dat op onse grond perseken en aprekosen boomties geset waeren. Soo heeft d' Eerw. mater daer over laeten klaegen en Westhof voor de traallie ontbooden te kennen gevende, dat sy het soo niet verstaen hadde en datse daer in door het misverstant als bedrogen waer. En aldus is daer over wat misgenoegentheyt tussen malkanderen geweest.
folio 176
In dit najaer 1728 is aent bouwhuys de maele stal, naast de paerdestal geheel vernieuwt. Sy was van houd opgeslaegen, het welke verrot zynde is wederom geheel van stenen opgemetselt.
folio 177
1729
De wintter van dit iaer is extra-ordinaris langh en zeer koud geweest. Die begon al in 't laeste van november int voorgaende iaer, en heeft tot diep in maart geduurt. De winter is over al in Europa extra-ordinaris langh, koud en strengh geweest en zeer veel sneeuw is er gevallen. De wolfven hebben op veele plaetsen veele menschen verslonden. De rivieren zijn toegevroren en met dick ys beset geweest. Wel is waer dat in het begin van februarius eenige daegen sterck dooyde en veele rivieren van 't ys los raekten. En door het smelten der sneeuw wierd het waeter in de rivieren soo hoogh, dat op verscheyde plaetsen dagh en nacht moeten waeken en arbeyden om de dycken van doorbreeken of niet overstroomt te worden te bevryden. Kort daer aen begon het wederom al sterk te vriesen, dat tot diep in maart geduurt heeft. Men is zeer bevreest geweest, dat door de langduurige en strenge koude en door het verscheyde maele dooyen en wederom vriesen alle het winterkoorn op het velt soude vergaen zyn, gelyk als het in het iaer 1709 is geweest. Maer den goeden God heeft het voorsien met niet alleen het winter gesaeyt te bewaeren, maer ook te vergunnen, dat er een goede en groote ooghst is van gekoem, iae veel grooter als sedert eenige iaeren.
Den 22 februarius van dit iaer heeft den konink van Pruyssen het veer van Huyssen op Arnhem laeten verpachten s' iaers om een somme gelts, dat niemant anders met een aek op Arnhem om vraght vaeren
folio 178
magh, daer van te vooren een ygelyk, die het begeerde, met een aak of schip op Arnhem om vraght vaeren magh.
Den 10 april, zynde Palmzondagh, isser op de middag een swaere brand in de Burgstraet geweest.
Den 22 April is het privaet, dat voor aen ’t paterhuys dight bij de deur en ingang des convents is, geruijmt. Dat er uyt gehaelt wiert, is over de straet gebraght door het kerkpoortie op het eynde van de gaelderye by de wagenschuur in een kuyl.
Door het smelten van de mennighvuldige sneeuw in de winter gevallen, zyn de rivieren soo hoogh van 't water opgeswollen geweest, dat alle de buytenweerden onder water hebben gestaen, en dat den 20 mey alle de koeyen en vee uyt de weyden moesten gehaelt worden om niet te verdrinken en elders gebroght worden omse te weyden tot groote schade der ingesetenen. Ons convent liet haer melkkoeyen en paerden brengen op de andere weyden des convents, en om die reeden heeft ons convent dit iaer zeer weynig hooy konnen winnen. Den 4 junius quaemen onse melkkoeyen wederom in de gepaghte weyde der buytenweerden.
Deese somer heeft het convent veel aan 't bouwhuys vernieuwt en onkosten moeten doen. In patershof isser ten deele een nieuwe steene muur gemetselt van de maele stal tot aen de deur des hofs na het bouwhuys en een kleyne stuk aen de andere kant. Daerenboven ook de hutte ofte stal der schaepen achter de kernmoolen tegens de stadsmuur, van de deur aen de buyten wegh of straat, tot de poort die op de
folio 179
stadswal buyten uytkomt, is geheel afgebroken en vernieuwt. De muuren daervan zijn met kalk gemetselt en het geheele dack met pannen bedekt, want te vooren was het maer met strooy bedekt, en geheel bouvallig. Ook binnen in den boomgaert, als men van het blykvelt des slots nae den boomgaert met de processie gaet, die steene brugh was zeer bouvallig en om met overgaen geen perykel te hebben is de brugh tot de gront toe afgebroken en wederom van weerkanten geheel met steenen nieuw vermetselt. Ook de twee duijkers buyten onse poort op de stadswal, alwaer het water van de stad ten deele moet geloost worden, zijn door metselen vernieuwt. Daer en boven ook zijn der vijf nieuwe en lange roeybergen dese somer in de koornbergen des bouwhuys geset.
Onse kerk heeft mede deese somer eene besondere cieraet gekregen, want op Pinxsterdagh Sr. Ignatia Sara van Staden professie doenende so heeft haer vader, heer van Staden een schoone silveren lamp aen de kerk vereert. En op het feest van de Alderheylighste Moeder Gods Hemelvaert, wanneer Sr. Constantia Joanna Hanlo haere professie deede, soo heeft haer vader, heer Hanlo, een schoone silvere krans, waaronder de monstrantie geset wort, aen de kerk vereert.
Enigh ongeluk heeft mede deese somer onse kerk gehad. Wanneer se schoon gemaekt wiert, gelijk alle iaeren geschied, dat twee sarcken wat ongelijk leggende door het vergaen der doodkisten,
folio 180
om se gelijk te leggen, soo is een sarck met op te lighten in verscheyde stucken gebrooken geworden.
Dit iaer is in Cleefsland de Hoogduytse Duusburgse Courant ingevoert, dewelke alle bediende des koninks, die in regeeringe zijn, ook advokaeten, alle kloosters en collegien der kanoniken moeten ontfangen en daer voor s' iaers betaelen.
Den 26 september de drie iaeren verscheenen zijnde, dat de laeste verkiesinge van een Eerw. mater geschied was, soo is op die dagh Sr. Margarita Sonnenberg door meerderheyt van stemmen wederom tot Eerw. Mater verkoren in de tegenwoordigheyt van onse Eerw. pater alleen, daer toe volmaghtbrieven hebbende van syne doorlughtigheyt den heere pauselijke nuntius te Brussel.
Int laest van November is onse heer borgemeester Gerardus Backer, die ook tesaemen secretaris van Huyssen was, overleeden. Syn Ed. was catholyk.
folio 181
1730
Dit iaer is voor verscheyde menschen een zeer bedroeft iaer geweest, de welke woonen in de Seven Vereenighde Provincien van de Heeren Staaten van Holland, Utrecht etc., want verscheyde, niet alleen burgers, maer ook eenige persoonen van aensien hebben gepleeght de afgryselyke sonden van Sodoma, hetwelke eerst te Utrecht rughbaer is gevonden in ‘t begin deeses iaers, wanneer verscheyde manspersoonen, aen die groote zonden plichtig zijn by nacht opgelight, en gevangen geset. Waervan eenige in ‘t heymelyck, niet publiek, omtrent de goede week voor Paeschen, met de dood zyn gestraft en daer nae verscheyde andere manspersoonen mede, maer de meeste die daer aen vast waren, zyn na andere plaetsen gevlught, en soo ontkomen.
Daarna is het kennelyk gevonden datter in de provincie van Holland ook aen die zonden vast waeren. In de somer is daer over publieke iustitie gedaen, eerst in Den Haege, publiek op ‘t schavot met de dood gestraft, dat daer na Amsterdam ook verscheyde rysen gevolgt heeft als mede de steden van Rotterdam, Leyden, Delft. Maer veele zyn het ontvlught. En dat heeft occasie gegeven dat in Haege een placcaet is uitgegeven, dat alle de geene, die aen deese afgryselyke zonden vast zyn in ‘t toekomende altyd met de dood gestraft worden. En wat aengaet de geene die het ontvlught zyn, dat die, volgens het gemelde placcaet, zoude geciteert worden om haerselven te komen verantwoorden, of in persoon of door procuratie.
folio 182
En soo wie van geciteert en vlughtende zynde niet compareert, datse voor altyd uut Holland gebannen worden en haere goederen zullen geconfiskeert. Vorders Groeninge heeft mede een publieke placcaet daertegens uitgegeven. Uut Gelderland en andere steeden en plaetsen zyn ook eenige om die zonden gevlught en na andere plaetsen haerselven begeven. Dat heeft occasie gegeven aen de omleggende heerschappen als Brabant, Luyk, Munsterland, Kleefsland te verbieden datse in de landen zynde gevlught aldaer haerselven niet mogen ophouden. En in Kleefsland is door de regeeringe in alle steeden en aen alle kloosters een schriftelyke bevel overgelevert. En aen ons convent meede door den heer richter Buno geinsinieert. waervan hier volght de copye.
Copye
Hoewel aen de kloosters en conventen al reets aenbevolen is, dat sonder syns Koninklyke Maiestyts weeten en bewilling geene swaksinnige, prodigus of anders ymant tegen syne wil daer in op en sal aengenoomen worden. Terwylen men nu uyt besondere reede van nooden vint, in cas een uytlander, of hy wel van geen boos leeven en wandel verdaghtig is, sigh by een klooster vrywillig aengeeft en aldaer syn op te houden verlanght, sulke soo aenstonts en op het langste binnen drie daegen by een arbitraire is peene behoorlyk bekent te maeken en daer by de naem, ouderdom, staat en daer die persoon op het laetste is gedomisilieert geweest
folio 183
En in cas diergelyke persoonen sigh teegenwoordigh in het convent bevinden, daervan de verlangde naerright te geven. Hetwelke wegens sijn Koninklyke Maiestyt het Huyssense convent bekent gemaekt wort. Actum Huissen, den 11 iunni 1730.
L.E. Buno
Den 21 februarius 1730 is syn Heyligheyt den paus Benedictus 13te Rome overleden. Syn doorluchtigheyt den heer nuncius apostolicus te Brussel heeft aen onse Eerw. pater die dood bekent gemaekt met versoek voor den selve te bidden daerop heeft ons convent den 13 maert de solemneele uitvaert met een zingende H. misse van requiem gezongen en den 12 julius is in de plaets Clemens 12 verkooren.
In september hebben de heere Staaten van Holland twee placcaeten uitgegeven wegens de roomsgesinde en catholyken. Het eerste, dat men het officie en getijde van den H. Gregorius de Sevende niet magh drucken of gehouden of geviert worden. Het tweede placcaet gaet alle de priesters van de provincie van Holland aen, datse haerselven moeten aengeven aen die daertoe gedeputeert zijn, haere naemen selven schryven in een boek, daertoe geschikt etc. En dat geen priester zonder dat eerst gedaen te hebben, zal mogen eenige priesterlyke functie doen op swaere boeten.
Copy van dit placcaet is hier bijgeleyd. No. …
En alle de priesters geciteeert zynde hebben het volbraght, maer die twee placcaten verplichten niet en zyn niet aengenomen in de andere provincien der heeren Staaten Generaal.
folio 184
In october is het privaet geruymt op de plaats by de kerk en het geene er uytgehaelt wiert is gebragt in ‘t begin van patershof aen de linckerhand voorby de galerye. Den 6 december is een deel van t verwulfsel op het koor wegens het pleysterwerk onder den tooren afgevallen omtrent de tauwe, daer men mede luydt.
Het winterkoorn deese somer ingehaalt is weynig geweest en niet al te wel geslaegen, voornamenthlyk de wintergarst. En daer en boven, indien het verkogt wiert, zeer goedkoop.
1731
God den Heere heeft gelieven een merkelyke tyd swaar te bezoeken Eerw. mater Margarita Sonnenberg door groote krankheden, swackheden en ontsteltenissen in de herziening, soo datse haer ampt niet kon bedienen. Om die reden heeftse zelfs de hooge overigheyt laten versoeken van haer ampt te moghen ontslaegen zyn. Het welke toegestaen zynde soo is den 19 ianuarius in de tegenwoordigheyt van onse Eerw. pater de verkiesinge geschied en door meerderheyt der stemme procuraterse Sr. Laurentia de Haen tot Eerw. mater van ons convent verkooren.
folio 185
Dit iaer is zeer solemneel geviert in onze kloosterkerk den 7 maert het feest van den Engelsche leeraer den Heylige Thomas van Aquinen en het jubilee gehouden, dat onse Eerw. pater vyftig iaeren te vooren de eerste Heylige misse in syne priesterlyke staat aen God hadde opgedraegen. Syn Eerw. heeft den solemneele heylige dienst, en de predikatie selfs alleen gedaen. De altaer en de kerk was bovenmaete zeer schoon en cierlyk opgeschikt. Den toevloet der menschen was soo groot, dat er veele in de kerk niet koomen konden. Ons convent heeft op de dagh een gedrukte gedicht aen d"Eerw. pater opgedragen.
Daer is dit iaer een koude lente geweest, soo dat de koeybeesten wat laet in de weyde zyn gekomen en in de somer, al ist dat het warm was, is byna altyd drooghte geweest en zeer wynigh regen gevallen. Waerdoor het gekomen is, dat er zeer wynigh hooy gewonnen is en indien wy geen merkelyke hooy van de voorige somer overgehouden hadden, wy zoude groote gebrek geleden hebben. Maer nu zyn wy nogh toegekomen. Om de groote drooghte in de somer is het strooy van t winterkoorn zeer kort geweest, maer de aeders waren wel geladen en heeft veel uytgelevert, maer de merkt was slap en goedkoop.
In de maent van augustus was er sulke drooghte, dat alle graven byna droogh waeren en dat men genoodsaekt waer in de weyden kolke te graeven, opdat het vee water om te drinken zoude hebben.
Den 13 augustus isser een schrickelyke moort te Huyssen geschied. Na de middagh in de
Arnhemse Poort, alwaer onse schipper, die voor het convent vaert, moortdadig in de tegenwoordigheyt des vader met een mes is van syn eyge broeder doodgestooken, die het ontvlught is. De gequetste storf terstont.
folio 186
In november is door de Heere Staeten van Gelderland een plakaet ùytgekomen behelsende dat alle paters religieusen en Jesuiten na verloop van vier weeken uyt haer statien soude moeten vertrecken en dat ingesetene werelsche priesters zoude in de plaets komen en aengenomen worden. En dat alle werelsche priesters, die nu bedieninge doen, binnen een maand haer moeten aengeven, in de steeden by de agistraete, en ten platte landen, by de amptmans en drosten en dat de priesters onderdaenen van de heeren Staaten Generael moeten zijn. Waerdoor het geschiet is d’ Eerw. paters Jesuiten van Arnhem en Niekerken haere staetien hebben moeten verlaeten. De pater van Arnhem heeft over het halve iaer sigh te Huyssen by de heer capelaen opgehouden kerkende op sondaeghen aen het Malborghse Veer, dat Kleefs is en is eyndelyk het volgende iaer in november na Brabant vertrocken. Te Nimwegen, al waer alle de priesters paters religieusen zijn, die daer gebleven door ooghluykinge.
folio 187
1732
Dit iaer heeft God met verscheyde plaegen eenige landen, provincien en yken besogt. De eerste plaege is geweest onder het hoornvee en paerden, die op verscheyde plaetsen sigh vertoont heeft, en die yndelyck den 17 maert de stad Huyssen ontstoken heeft. De schrick int begin was groot, maer niet de schade, omdat weynig vee daeraen gestorven is. Drie paerden en twintig hoornbeesten waren daermede in ons bouwhuys des convents ontstoken, maer niet eene is daer van gestorven. Het ongemack besting in dit volgende: eenige kregen een blaer onder de tonge, een wynig ter syde de knoop; en deese blaeren waren ten deele wit, ten deele geel, begeven haer gelyk een vrat met hayr daer op gewassen. Deese blaaren moeten afgekrapt worden met een silvere instrument, als een schelling waer aen eenige krappies zyn, totdat de wont begint te bloeden. En dan moet men met een linne popie aen een stockie gebonden het bloed wel afgeveeght worden. Dan neemt men knoflook, kleyn gestoten, peperalsum, stinkende gouw, of homsen en zout, dit alles by malkanderen gestooten en daer wynazyn opgedaen of opgegoten, de kan of pot wel toegedeckt. Met dit alles moet de wond gewassen worden wederom met een schoon poppetie. Nadat het dan gewassen is, moet men nemen een kleyn lapie ongeblyckt linnen en daer mede de wond afvryven, om te zien hoe groot de wont is. En dan met blauwe fiterool even over gevreeven worden, maer niet veerder als de wont is, en dan wat zout kleyn gestooten, daerop geleyd worden.
Tot onderrechtinge dient, dat het silvere instrument, als daer mede een beest gekrapt is, eer het tot een andere beest gebruykt wort, moet eerst in 't vuur uytgebrand worden. En de
folio 188
handen wel afgewassen worden schoon en gedrooght, eer men wederom een andere beest begint. Dit waschwater moet op een plaets gegooten worden, daer geen beesten konnen drinken.
Dit bovenstaende is bevonden in ons convent alles van goede uytwerkinge te zyn. Maer moet niet versuymt worden twee of drie maal daaghs de beesten te visiteeren. Int iaer 1683 is er een diergelijke plaege onder de koeyen in Holland, Brabant etc ook geweest.
De tweede plaege waermede de provincien van Friesland en Holland zyn besoght geweest, is door zeewormen, dewelke in de somer en na-somer aen de paelen van de dycken, aen de sluysen en scheepen groote schade veroorsaekt hebben met de paelen en scheepen te doorbooren. Die zeewormen waren een vinger langh, de achterste helft was een lange start, het voorste, de kop, was grooter met twee tanden. daer se de paelen en scheepen mede doorboorden. De heere Staaten in Holland hebben publike gebeden geordonneert, dat Jodene en die van ander religien mede gedaen hebben. Syn doorluchtigheit, den pauselijke nuncius te Brussel, heeft aen alle catholyken der Vereenighde Nederlanden brieven gesonden, om van God die plaege af te bidden, vergunnende tot dien eynde een volle aflaet. Die eens gevast hebbende, gebieght en gecommuniceert tot dien eynde God zoude bidden. In Vlaanderen te Ostende, Nieupoort zyn die zeewormen mede geweest.
De darde plaege is geweest ontrent Francfoort, alwaer door een wolke-breuk soo een mennichte water tusschen den 29 en 30 september gevallen is, dat eenige steeden, dorpen, landerye veele en groote schaden geleden hebben, mennige menschen en vee verdronken zyn. Daer door quam een soo groot water in den Rhyn, dat den 3 october alle koeyen en paerden alhier uyt
folio 189
de buyten-weerden moesten gehaelt worden tot groote schade van ons en der ingesetenen. Na verloop van drie weeken is het vee wederom op de wyde gekomen. Boven in Duytsland, in Vrankryk, in Italien heeft het water mede door het overstroomen der rivieren groote schade veroorsaekt. En in november is er te Napels en Ryk van Napels soo een schrickelyke aardbevinge geweest, dat er eenige steeden bij na geheel geruineert zyn en veele menschen onder de puynhopen dood gebleven zyn.
In de maand van februarius hebben de heere Staaten van Holland een gunstige Resolutie tot troost der Rooms-Catholyken laeten uytgaen, verlof gevende aen alle gepermitteerde priesters de H.H. Sacramenten in tyd van ziekte in andere gemeentens te mogen bedienen. Want die Jansenistenpastoors hadden, moghten in haere ziekte door andere priesters niet bedient worden volgens de resolutie den 10 mey 1704 gepubliceert, het welke nu ontrent die saek verandert is. De laeste resolutie is wel niet gedrukt, als die van 10 mey 1704, maer is door de heere Staaten kenbaer gemaekt aen de burgemeesters en regeerders der steeden, als mede aen bailliuwen ten plattelanden, die of mondelink of schriftelyk aen hunne onderhoorige priesters hebben bekent gemaekt. De stad Leyden heeft door het hier by gelyde geschrift aan de priesters bekent gemaekt volgens dit by gevoeghde geschrift folio 189.
Den 6 mey 1732 zyn de principale van de seculieren en regulieren geestelyke int Land van Kleef beschreven om te Marienboom tussen Santen en Calcar int klooster der Birgittinen by een te komen ter occasie van het gewonnen proces, dat de geestelyken geen accynsen moeten geven, om
folio 190
te beraemen op wat manier men tot executie zoude komen. Elk heeft eenig gelt daer toe gecontribueert, gelyk mede ons convent.
Dit iaer heeft het convent merkelyke reparatie aen 't bouwhuys moeten doen. De varkenshocken, die van houd waren en geheel verrot, zyn afgebrooken en van steen wederom opgemetselt. De groote steene poort des slots aen het blykvelt hadde verscheyde borstingen in de muur. En voor ongeluk vreesende, soo heeft men omhoog die sware poort wat afgebrooken. In patershof is de galerye geheel vernieuwt en de oude afgebroken. In den boomgaert achter het ziekenhuis is een fraeye packwerk tegen de grave geleyd, daer het water van de stad syne lossinge heeft.
In lange iaeren heeft onse Franse school soo wel niet gefloreert als deese somer, daer waren 28 pensionairen en drie kostjuffers.
In 't begin des octobers zyn de accynsen merkelyk verhoogt in de steeden van Kleefsland. Men soght alle de kloosters en geestelyke tot betalingen van die accynsen te brengen, maer die hebben haer selven daer tegen gestelt, soodat die nog vry zyn geraekt. Maer de borgers hebben die nieuwe verhoogde accynsen moeten betalen.
Den 12 december heeft ons convent door bevel des konings moeten opgeven het getal der dienstbooden van de kneghten en de meyden.
folio 191
1733
Deese winter zyn de meeste menschen bevangen geweest met eene buytegewone verkoudheyt met andere toevallen verselt, sodat de meeste menschen daer aen vast zyn geweest, niet alleen alhier en in Nederland, maer ook in Duytsland, Vrankryk, Engeland, Spaenien, en Italien, waer van verscheyden, meer als ordinaris, gestorven zyn.
Dit iaer hebben wy een drooge vooriaer en een drooge somer gehad, sodat er wynig regen gevallen is en by gebrek aan water moesten op verschyde wyden aldaer kolcken gegraven worden voor het vee om te drincken. Door die groote drooghte is het geschiet, dat er so wynig hooy gewonnen is voor de beesten den volgende winter op de stal staande. By menschen geheugen heeft ons convent so wynig hooy gewonnen als deese somer. Maer ons geluk was, dat wy de somer tevoren buyten gewoonten veel hooy hebbende gewonnen, daervan merkelyk overgespaart hadde, hetwelke deese winter wel te pas quam, anders zoude het met het vee van ons convent gestaen hebben en wy zynder nog mede toegekomen.
Den ooghst van garst, tarwe, rogge, is zeer goed geweest en wel geladen. Den ooghst van appelen en peeren is meede meer als gemeyn groot geweest.
Deese somer is de geheele kernmolen aen 't bouwhuys van buyten vernieuwt, zynde het van binnen nog goed. Ook is dit iaer een nieuwe galerye van houd in patershof geset.
Den 13 mey, zynde vigilie des Hemelvaert onses Heere,
folio 192
is den Hr. Cornelius Berkman van Wuytiers, gewaande Aartsbisschop van Utrecht, hebbende eenige daegen geweest op 't Huys Rynwyck onder het dorp Seyst ander halve uur van Utrecht, alwaer eenige gevlughte religieusen van Orval en andere religieusen en persoonen uyt Vrankryk gevlught sig ophouden, willende met een koets van daer wederom na Utrecht reyden, die intredende kryght een overval. En wordende daer wederom in huys gebragt, sterft zeer schielyk, oud zynde ontrent de 40 iaeren. Gekist zynde is syn lyck na Utrecht gevoert, en aldaer in den Hoeck gebraght, alwaer het een dagh in de kapel ten thoon heeft gestaen om van een ygelyk konnen gesien worden. En is van daer gevoert met een jaght na Warmond, een uur buyten Leyden, alwaer by de voorige begraven is.
Eyndelyk is mede dit iaer den .. december overleden in patershuys Jannetie Bonfils, klopie, dienst-maaght van patershuys, want voor haer leven als een lidmaet des convent was aengenomen, oud diep in de negentigh iaeren, zynde bedlegerig en byna verkinst, dat een groote last voor het convent was en verscheyde iaeren moest gedient en opgepast worden.
folio 193
1734
Het tegenwoordige jaer 1734 is een bedroeft en wonderlyck iaer voor veele geweest. Syn Heyligheyd den paus van Romen. Benedictus den twaalfde, die in gevoelen van groote heyligheyd gestorven is int iaer 1730, heeft eenige iaeren voor syn dood voorseyd, gelyk over al de gemeyne spraek gegaen heeft, dat als Paeschdagh zoude komen op Sint Marcus dagh, den 25 april, gelyk dit iaer geschiede, Pinxteren op den dagh van Sint Antonius de Padua en Heylig Sacramentdagh op de Geboorte van Sint Jan den Dooper, dat als dan de werelt “Wee, Wee” zoude roepen. En waerlyk: het is een wonderlyke en bedroefde iaar voor veele geweest.
Ten eerste. Verscheyden van de soo genaemde gereformeerde religie hebben in alle de seven Vereenighde Provincien onder de heeren Staaten General, als ook in den Bosch, Breda uytgestrooyt, dat op Sint Jans en Heyligh Sacraments nacht door het geheele land en der heeren Staaten gebied de godsdienst en religie zoude verandert worden, dat de catholyken overal zoude opstaen tegens de gereformeerden en die om hals brengen. In verscheyde steden hebbense verscheyde catholyke by de magistraten al te vooren aengeklaegt, dat in hunnen huysen schietgeweer, roers, kruyt en loot en alle soorten van geweer verborgen waren, soodat op verscheyde plaetsen de heeren van de magistraat hebben selfs sulke huysen hebben moeten visiteren om voldoeninge aen het gemyn volck te geven, al ist dat se wel wisten het valsch te zyn. En nergens hebbense eenigh
folio 194
geweer of yets diergelyks gevonden. Eenige gemeyn volck hebbe valsche oproerige brieven uytgestrooyt op de naem der catholyken. Als een schoolmeester in de stad Delft gedaen heeft, valselyk een catholyke borger beschuldigende, die recht versoght en syne onnoselheyd vertoonde. Zynde de schoolmeester daer over geciteert en van de magistraet verhoort en belydende, dat hy die brieven geschreven hadde, is daer over gevangen gehouden en heeft syn selven in de gevangenisse verhangen en op een horde daet uyt gesleept.
Zynde dan den avont en nacht van Sint Jan en Heylig Sacrament gekomen hebben zeer veele gereformeerden en anderen met ydele vreese bevangen niet derven te bedden gaen en hebben den geheele nacht gewaekt, haere huysen wel geslooten, en waren met waepens wel voorzien als den oploop zoude komen. Op die nacht van Sint Jan is in alle steeden de wachte verdubbelt, daer soldaten waren die nacht met soldaten geduurig omgegaen. En de catholyke weetende, datse onnosel en onschuldig waren nooyt gedachten hebbende van eenig oproer te veroorsaeken bleven gerustig in hare huysen en quamen die nacht niet op de straeten, soodat alle de regenten en alle andere gesintens klaer hebben konnen zien, dat het een valsche uytrooysel was. Dit niet tegenstaende veele van de gereformeerden zyn zedert dien tyd zeer verbittert geworden tegens de catholyken.
Ten Tweede. Dit jaar 1734 is een wonderlyk en bedroeft iaar geweest om de swaere en verwoestende oorlogen. Want verleden jaar in de na-somer gestorven zynde den koninck van Polen, die ook Ceurvorst van Saxen was, daer is een groote oneenigheyd in Polen geweest
folio 195
weegens de verkiesinge van een nieuwe koninck tot den throon van Polen. Veele hebben daer toe verkoren Stanislaus, wiens eenige dochter getrouwt was met den koninck van Vrankryk, die veele middelen gebruykte om zyn schoonvader, zynde in Polen geboren, tot den throon van Polen zoude verkoren worden. Die eertyds tot konink van Polen zynde verkoren, dat Ryck heeft moeten verlaten vlughtende na Vrankryck. Anderen hebben verkoren den Ceurvorst van Saxen, soon van den overledene koninck, die geholpen zynde van de keyserinne van Muscovien, is in Polen gekroont. Door dien oorlogh is Polen zeer verwoest geworden.
Maer swaerder oorlogh is er in Duytsland en Italien geweest, hebbende de koningen van Vrankryck, van Spanien en van Sardinien, die ook Hartoogh van Savoyen is, welke drie den oorlogh tegen den Roomsche keyser verklaert hebben. In Duytsland hebben de Fransen het sterke steedeken Philipsburg ingenomen, dat veel volks en langen tyd aen de Franschen gekost heeft om de mennigvuldige regens en natte somer. Maer in Italien hebben se van den keyser ingenomen het Hartogdom van Milanen, een deel van 't Ryck Napels en het volgende iaar het geheele Ryck van Napels en Sicilien.
Ten derde dit iaer is een wonderlyk en bedroeft iaaer geweest door de langduurige en groot regens. Want van den 5 julius en het volgende van dit iaer, en den geheele
folio 196
winter zynder weynige daegen zonder regen geweest, waerdoor het geschiet is dat het koorn syne rypigheyt niet gehad heeft en niet wel geladen en weynig hooy gewonnen en ook zynde een koude voorsomer geweest. Door den groote regen en overstroomen van den Rhyn hebben wy alle onse melkkoeyen den 11 julius uyt de gepachte weyde moeten haelen en den 12 julius onse paarden uyt de oplaage gehaelt, omdat den 11 julius s'nachts ten 11 uuren de sluys van den dam door het hooge water weghspoelde. Den 20 julius savons laet zyn de melck-koeyen wederom in hare weyde gekomen. In de maent van augustus hebbe wederom verscheyde menschen om het hooge water hare vee en beesten uyt de lage weyden moeten haelen. En ook dit iaar heeft men de melkkoeyen vroeger op stal moeten brengen als op andere iaaren, soo dat men overal moeyte hadde om in de winter op stal de beesten te onderhouden.
Dit iaer is den 9 februarius, de drie iaaren zynde verscheenen, wederom verkiesinge van de Eerw. mater geweest, en door de meerderheyt van stemmen verkoren Sr. Laurentia de Haen, en alsoo int materschap gecontinueert.
Den 24 julius op het feest van Sint Jacobus Apostel heeft de adelyke fruelle suster Maria Josepha van Heuvel hare professie gedaen. En terwylen onse hoogen autaer int jaer 1680 nieuw gemaekt zynde en omhoog het houd veel vermolft en verrot was, soo dat men voor onglucken vreesde en aldus was het mede gestelt met de kleyne autaeren, soo was het convent van gedagte metter tyd nieuwe autaeren te laten maeken. De HoogEdele Welgeboore Mevrouwe van Andels of Aelst, mama van de bruyd heeft geresolveert
folio 197
voor de professie den hoogen autaer met de twee kleyne autaeren aen onse kerk te vereeren. Die Haer HooghEd. voor duysent gulden Hollants aenbesteed heeft aen een meester schrynwerker te Nimegen, die weynige ondervindinge hadde om nieuwe autaeren te maeken. De oude autaren wierden afgebrooken den vyfde julius. Datter goed aen was, heeft men daerna tot een autaer gebruykt op de spinkamer int slot, en een deel tot het kleyn autaertie int school op de kleding-kamer der scholieren. En yetwes daervan tot een nieuw heylig graft op Witten Donderdagh.
De oude autaere afgebrooken zynde heeft men allenxkens beginnen op te zetten den hooge autaer en daer na de twee kleyne autaeren. Boven den hooge autaer en der selve pilaren was geen cieraet, maer daer stingen alleen twee kromme houten en het vergulde wapen op een hooge pedestal of ondersteunzel, gelyk de twee beelden van de Heylige Maria en Sint Joseph op de kleyne autaeren zonder eenige andere cieraet op den hooge autaer. Het werk voleyndigt zynde gaf het geene voldoeninge en dat het geen werk van duysent gulden was. Met verloop van tyd andere kenders en meesters dat werk zienende hebben der met kleynaghtinge van gesprooken, en de mama van de bruyd isser ook zeer qualyk over te vreeden geweest. Hoe het verandert is, zal ik int volgende iaar beschryven.
De wederspannige en ongehoorsaeme priesters in Holland tegen de Heylige Stoel van Romen hebben wederom op de valsche naem vant capittel en anonicken van Utrecht
folio 198
tot hunne gewaande Aertsbisschop van Utrecht verkoren den Hr. Theodorus van der Kroon, die als pastoor, maer onwettig, van de stad Gouda was en den welke den 28 october op den feest van de Heylige Apostelen Simon en Judas 's morgens vroeg door den gesuspendeerde Bisschop van Babilonien tot Aartsbisschop is ingeweyt. Wat syn Heyligheyt den paus van Romen van die saek geoordeelt heeft zal in het volgende jaer blyken.
1735
Den 19 januarii wynig na de middag is er geweest soo een sterke wint, verselt van een orkaen, dat die geheele namiddagh, den avond en tot de middenacht geduurt heeft, waerdoor byna over al groote schade geschiet is. Ons convent heeft meede daer door al veel schade geleden.
Terwylen verlede somer en de opvolgende winter so sware regen gevallen was, waerdoor zeer wynig hooy gewonnen is en de wegen, daer klei was, niet te gebruyken waren. Soo heeft God voorsien, dat dit iaer half april de koeyen na de weyde zyn gegaen en dat se soo lang op de weyde gebleven hebben, dat de melkkoeyen eerst den 3 december op de stal wierden gebraght, en den 16 december de stiers eerst op de stal gebraght
folio 199
zyn. Door de langduurige regen in de somer, in t naiaer en den volgende winter zyn de meeste schaepen alhier en rondom op veele plaetsen ziek geworden en gestorven. Iae, op verscheyde plaetsen zyn by na geheele kudde van schapen uytgestorven. Ons onvent heeft ook daer van al schade geleden, want er …
Dit iaer is voor veele menschen een schadelyke iaer geweest door den droevige brand, die op veele plaetse geweest is. Den 25 maert savons laet is er brand onstaen in het stedeken Griethuysen, alwaer de meesten dacken met strooy gedekt zyn, sodat die nacht by na het geheele stedeke is afgebrand, behalven de parochiekerk en het klooster der nonnen. Dat heeft veel occasie gegeven, dat door order van den koninck een bevel is gekomen, om over al in Kleefland in de steden alle de strooye dacken af te breken en die met pannen te decken.
Den 15 julius is er smorgens ten vier uuren ontrent soo een sware onweer van donder en blixem geweest, dat in de stad Gelder door de blixem een kruydtooren gesprongen is, waerdoor verscheyde menschen syn dood geslaegen en twee kerken en kloosters met veele huysen groote schade geleden hebben.
In de maent van october is te s' Heerenberg by nacht by na het geheele kasteel met de kostelyke meubelen van de graaf afgebrand.
Den 17 febuarius heeft syne Heyligheyt den paus Clemens den twaelfde te Romen onderteykent een brevet of brief geschickt tot alle de catholyken van 't Vereenight Nederland, waer in den paus suspendeert en excommuniceert den gewaande Aartsbisschop van Utrecht
folio 200
Theodorus van der Kroon, zynde tegen de wetten der H. Kerke tot bisschop ingeweyt, deselve afsnydende van de gemeynschap der H. Kerke, en doet mede in den ban alle de geene, die daer toe mede gewerkt hebben van gelyke afsnydende alle die hem aenhangen. En ten hooghste verbiedende met hem en de syne in kerkelyke saeken gemeynschap te hebben. Die pauselyke brief is in de maent van april te Brussel gekomen aen syne doorluchtigheyt den pauselyke nuntius, die heeft de selven in drie taelen, als Latyn, franse en Nederduytse, als in drie colomme naest malkanderen laten drucken en heeft se aen verscheyde heeren in 't Vereenigde Nederland met de post toegesonden als meede aen onse Eerw. pater. De helft van die brief heeft den 3 mey in de Delfse Histoirische Courant gedruckt gestaen, belovende in de volgende courant de andere helft dan te vervolgen. Maer de wederspannige cleresie, dat niet konnende verdragen en wenschende dat die brief niet zoude bekent zyn, hebben soo veel by de heere regenten der lande uytgewerkt, dat aen de courantier swaer verboden is de andere helft in syne courant te zetten.
In mey zyn twee personen van Kleef na Huyssen gesonden, die verzelt van de heere borgemeester en koninklyke rentmeester de huysen hebben gevisiteert en gewaerdeert, voornamentlyk wegens het houd daer in getimmert..
In julius is een geswoore koninklyke landmeter te Huyssen gekomen om buyten de stad en het schependom Huyssen alle bouw en weylanden te meeten, hoe veel mergen lands yder is, dat meede in geheel Kleefland is geschied.
folio 201
Ontrent het eynde deses iaers is den heer Backer, die int iaer 1717 uyt onse kloosterkerck geprest en met gewelt gehaalt is om groot granadier te worden, hebbende na verloop van veele iaaren van den koninck verkregen het officie van borgemeester en secretaris te Huyssen, dat syn overlede broeder bedient hadde. Heeft het selve eenige iaere door andere laten bedienen, tot dat eyndelyk syn afscheyd van den koninck gekregen hebbende, is met mevrouw syn huysvrouw alhier gearriveert, en den 14 december van de borgerye ingehaelt, en heeft van 't borgemeestersch en secretaris ampt besit genomen.
Dit iaer in de somer heeft den hooge autaer van onse kerk om hoogh een beter cieraet gekregen van een salvator met syne kruys en twee knielende engelen, dat van een konstige beeldsnyer in Brabant te Antwerpen gemaekt is en boven op den hooge autaer geset. En het convent heeft het betaelt de onkosten, en bedraegen 312-5-0 hier onder is de specificatie
Nogh een andere cieraat heeft dit jaar onse kerk gekregen door de mildadigheyt van juffr Wittert, die eenige iaaren in ons school gewoont heeft, vereerende een silvere canon der misse, te weeten een silvere lessenaer, daer men het misboek opleyd met drie silvere bordekens die men op den autaer sedt.
Specificatie voor de beelden van den hooge autaer.
Voor de beelden van den hooge autaer 263 - 6 - 0
Voor de vraghte van Antwerpen op Rotterdam 16 -14 - 0
Voor de vraght van Rotterdam op Huyssen 19 - 3 - 0
Aen de smit 9 - 0 - 0
Aen de timmerman 4 - 2 - 0
312 - 5 - 0
folio 202
1736
In dit iaer hebben de twee kleyne autaeren in onse kerk meede haer cieraet omhoogh gekregen, want op de eene kleyne autaer was maer alleen het beeld van de Heylige Moeder Gods, en op de andere kleyne autaer het beeld van Sint Joseph, die nu geplaest zyn boven de deuren naest den hooge autaer. Een vermaerde beeldsnyer te Amsterdam heeft het cieraet boven de kleyne autaeren gesneden en gemaekt als meede de twee pedestalle ofte zuylvoete, daer de twee vergulde kandelaer opstaen aen de pilaer van den hooge autaer, hetwelke gekost heeft drie hondert en twee gulden 18 Stuyvers volgens de bygevoegde specificatie.
Voor het snyewerk van twee kleyne autaeren, met de twee voeten dienende voor Sint Maria en Sint Joseph
folio 203
als ook de twee pedestale, daer de twee vergulde kandelaere
opstaen, daer voor betaalt f 234 - 0 - 0
Voor de packkist f 12 - 0 - 0
Voor de vragt van Amsterdam op Huyssen f 11 -10 - 0
De timmerman f 0 -15 - 0
aen de vergulder f 26 - 5 - 0
aen Mr De Vries voor schilderen en vergulden der straelen f 15 - 0 - 0
aen de smit f 2 - 8 - 0
f 302 -18 - 0
Terwylen de brieven, geschriften en papieren des convents op verscheyden plaetsen verspreyt waren en niet wel konnen gevonden worden om se na te zien als men se van nooden hadde, soo is er een inventaris gemaekt van alle die brieven, geschriften en papieren. En onse Eerw. pater heeft na lange en veele moeytens een register of inventaris opgestelt, alles op order stellende en by malkanderen schickende volgens een nieuwe register, soodat tegenwoordig alles wat men van nooden heeft, ten eerste kan gevonden worden volgens de gemaekte nieuwe register, en het getal daer bygevoegt. De Eerw. mater heeft een nieuwe sterke eyken kast laeten maeken, die in 't slot, in 't stoofke, achter de spin- of werkkaemer geset is en die van binnen voorzien is met veele en verscheyde kleyne laeyen, die genommert zyn en alles ras te vinden is, dat men zoekt.
folio 204
Den 17 october 1736 zyn van Amsterdam hier gekomen twee meesterbaasen, als Monsr Verhoeven wegens het metzelwerk en Monsr Langkruys wegens het houd en timmerwerk en gesien, hoe bouwvallig het gebouw des oude siekehuys en dat daer aen toebehoorende was. Soo dat het wonder is geweest is, dat het in de volgende winter door de harde winden niet ingestort is.
Sy hebben dan een bestek en afteykeninge gemaekt van 't nieuwe gebouw en een overlegh wat er toe van nooden was ten naesten by.
Den volgende dagh is d' Eerw. mater voor de middagh by onse Eerw. pater geweest om te vermeemen wat syn Eerw. gevoelen was en of die het meede toesting. En heeft daer op geantwoort:
“Ick kan het niet aenraeden, nog afraeden, maer wanneer alle de
koorsusteren te vreede waren, dat ik het dan wel lyden moght.”
Op die middag heeft d Eerw. mater alle de koorsusteren op de kamer beroepen en het zelve hun voorgestelt en dat het convent nu nog doen konden zonder geld op te neemen. Sy waren allegader te vrede en hebben het toegestaen. Hier op is geresolveert dat de twee meesterbaasen in de winter de steenen, kalk en houd zoude gaen bespreeken en koopen en dat in de winter veele vensters, deuren en houd zoude bewerkt worden om in 't voorjaer soo veel te rasser met met timmeren en metzelen voor te gaen en spoedigen.
In de maand van december is den heer Backer, borgemeester, overleden, hebbende maer een jaer dat ampt bedient, zynde veel ziek geweest.
folio 205
1737
Den 19 januarii 1737 is na gewoonte de drie-jarige verkiesinge der Eerw. mater geweest en door eenparige stemmen Sr Laurentia Maria de Haen daer toe verkoren, en alsoo in haer ampt gecontinueert.
Den 2 april 1737, zynde dynsdag voor de Passieweek, heeft men begonnen het oude ziekehuys beginnen af te breeken om ons nieuwe ziekehuys en de aenkleve daer van op te timmeren en int vooriaer de gemaekte deuren, vensters etc, die te vooren in de winter te Amsterdam gemaekt waren, met een schip alhie gebraght, en dat alles in den doode trans geset, als meede het grootste deel van de blyck met steenen langhs den doode trans. Beginnende het oude ziekenhuys af te breeken, met de pannen af te neemen en de solders die sodanig vergaen waren, dat het met perykel geschiede. De steenen der ziekehuys zynde veel met lyn gemetselt, waren boven om hoog geheel los en droog, soo dat het
folio 206
te verwonderen is, dat het van selfs door harde winden niet ingestort is en religieusen daer in zynde daer onder niet waren dood gebleven. Byna alle de oude steenen, die groot waren, zyn in de fondamenten en binnemuuren gebruykt. De meeste fondamenten onder de aerde waren nogh goed, dat ons veel geholpen heeft. Veele vremde en arme persoonen uyt de stad wierde gebruykt om de steenen der afgesmeete muuren schoon te maeken, welke groote steenen en moppen goed waren.
Den 18 april, zynde Witte Donderdagh, wiert voor de middagh door d' Eerw. mater Sr Laurentia de Haen de eerste steen geleyd. Drie metzelaers, zeer ervaren, quamen van Amsterdam, en twee andere uyt Huyssen. De twee baese timmerluyden, zeer ervaren, en tot profyt des convents waren ook van Amsterdam, die twee of drie andere timmerlieden te Huyssen woonende, toegevoegt wierden.
Den 5 en 6 Mey aen de tol te Malburg belet een groote geladen schip met houd, daer willende voor by vaeren, aengehaalt, eyschende den tol daer van. Maer vermits wy van 't convent, als borger recht hebbende en hebbende onse privilegiebrieven getoont is dat schip met de navolgende scheepen, vry zonder tol den 6 mey te Huyssen gekomen.
Wy hebben dese somer schoon droog weer gehad, en wynig reegen tot voordeel des gebouws. De sware dicke balcken, waer op het dack moest rusten, wierden door instrumenten van Amsterdam gekomen, zeer
folio 207
gemackelyk om hoogh op getilt met wynig volk.
Geen ongeluk is er onder het werkvolck geweest als dat den 21 Mey een deel der steygeringe wat inviel en een metzelaer uyt Huyssen lichtelyk gequest wiert. Maer den 14 augustus is den selve metzelaar door syn eyge schult en onvoorsigtigheyt van de stygeringe gevallen, syn selven merkelyk bezeert en heeft na die tyd niet meer aen ons gebouw gewerkt. Het gebouw onder het dack zynde, al ist dat in 't naiaer nu en dan regende, dat belette de werklieden niet. Met het binnen-werk, pleysteren etc zyn de metzelaers tot den 7 december besigh geweest en vertrocken. Maer de timmerlieden tot den 22 of 23 december en soo vertrocken.
Wat aengaet, wat alle materialen van de metzelaers, houdwerk, kalck, steenen, glasen etc en wat alles gekost heeft, als ook het geheel gebouw, dat heeft d' Eerw Mater aengeteykent apart, met alle de quitansie die se in hare bewaernisse heeft.
Den 15 augusti s' nachts ontrent een uur is er een sware en harde stormende wint opgestaen, die tot savons ontrent vyf uuren duurde, maer omdat het dack des nieuwe gebouw niet hoogh is, hebben wy geen merkelyke schade aen de pannen gehad.
Dit jaar heeft ons convent een groote weyde van ontrent twintig mergen, gelegen onder Bemmel, genaemt de Boereweyde verkoght aen den Hoogh Ed. Welgebooren Heer en Graef van Rantwyck, amptman van de Opper Betuwe. De redens die het convent
folio 208
bewogen hebben om te verkoopen zyn de volgende.
1o Omdatse soover van Huyssen aen de Wael gelegen was.
2o Omdat veel schade en overlast hadden van de omleggende daer ontrent woonende menschen.
3o Omdat het convent qualyk geraden zynde, datse die weyde onder Gelderlant gelegen wel moghte koopen, dat noghtans tegen de plakaten van Gelderlant is (te weeten op haer eyge naem staende). Daerom met reden waren wy daer over bevreest, dat thans of morgen daer tegen een actie daer tegen zoude gemaekt worden, en groote schade te lyden.
4o Daer is eertyds een proces geweest wegens gelt op die en andere weyden opgeschooten, daer wy al eenige rysen te Nimegen geciteert om te compareeren, terwylen wy die weyde van den heer van Hulst, land-schryver van de Opper Betuwe, gekoght hadden sonder daer van aen ons te spreken. En nu den selve heer die weyde van ons gekoght heeft voor den Hoog Ed. Heer amptman, soo hebben wy de selve weyde weder verkoght, gelyk wy die van den heer landschryver gekoght hadden.
5o Om met dat contant en gereed geld ten deele te betaelen de onkosten van 't nieuwe gebouw des ziekenhuys.
Den 15 october is s' avons Syn Excellentie den heer Wittenhorst te Huyssen gekomen. Den volgende dagh wierden alle de jonghmans aengeseyd om op de Merckt voor 't raad-huys te verscheynen, maer weynige verscheenen daer. En den 17 october gingh elk rotmeester
folio 209
in syne rotte van van huys tot huys aenseggen dat alle jongens moesten verscheynen op het raadhuys. Daer komende allegader, weynigen uytgenomen, worden alle hunne naemen aengeteykent. Den 18 october worden aen verscheyde passen uyt gedeylt als toekomende soldaten, en den 19 october is Syne Excellentie ontrent de middagh wederom vertrocken. En is gelogeert geweest by den heer borgemeester, koninklyke inspector.
folio 210
1738
In dit jaer onse Eerw. pater van ouderdom beginnende te verswacken heeft op aenstean der susteren geresolveert om een assistent by syn Eerw. te neemen, waer over na holland geschreven synde is daer toe versogt een jong heer met namen Joan. Joseph. Potse, die om syn swackheyd en onpasselyckheyd als dan buyten bediening was. Waerom hem geraden wierd deese aenbieding aen te neemen, als die hier niet veel fatigues hoevde te ondergaen. Welke heer dierhalve hier is gekomen op de 18 november, synde den avond van het feest van Sint Elisabeth onse patronesse.
By aenkomst van gemelde heer Potse was onse Eerw. pater alsnog in een reedelycke staet, maer nauwlycks na verloop van 8 of 14 dagen kreeg syn Eerw. een seer slegte tyding aengaende seeker pastoor van het district van syn aertspriesterschap, hetwelke syn Eerw. seer ter herte nam en syn hooft daer over grootelycks quelde. Waerdoor syn verstand al begon gekrenkt te worden, als dat men van dag tot dag so merkelyk konde sien dat syn kragten begonnen te verswacken en syn leevensgeesten te verminderen, totdat hy op den 7 december, synde sondag, nog des morgens met veel moeyte mis geleesen hebbende, tegens den avond ten eenemael weeseloos wierd, en als buyten kennis geraekte. In welke staet syn Eerw. nog heeft geleegen tot den andere dag synde de feestdag van onse L.V. Ontfangenisse, op dewelke hy met de H.H. olien voorsien synde tegen de avond sagtelyck in den Heer is ontslapen in het 83ste iaer syn ouderdoms, tot overgroote droefheyt en ontsteltenisse van alle religieusen. Na dat syn Eerw. het convent ontrent de tyd van dertig jaren seer loffelyck in het geestelyck had bestiert en ook in het tydelyck seer voordeelig geweest, waer oor wy betrouwen dat hy syn eeuwige loon in den hemel sal hebben ontfangen.
folio 211
Op den agtste dag na het overlyden van onse seer Eerw. pater wierd desselfs lyckstatie plegtiglyck geviert, waertoe alle omleggende priesters versogt waren en ook tot 14 in 't getal deselve in haer priesterlyck gewaed bywoonden. De hoogmis wierd gesongen door den seer Eerw. heer Petrus van Erpen, deeken van Emmerick en aertspriester, geassisteert van d' Eerw. heer cappellaen van Huyssen en onsen heer assistent. De cerimonien der begrafenisse wierden verrigt door d' Eerw heer Hollen, pastoor tot Huyssen, maer volgens uytdruckelycke begeerte van de overleedenen wierd er niet gepreeckt. Na verrigte statie wierden gemelde heeren deftig ter maeltyd onthaelt.
Wy aldus van onse geestelycke vader en sielsorger berooft synde mosten onse gedagten laten gaen om weeder een ander te verkiesen. Hiertoe wierd eerst versogt den Eerw. heer Adrianus Augustinus van Dyck, pastoor tot Leyden. Welke heer het vorige jaer hier geweest synde van de Eerw. mater procuratersse reets was gevraegt geworden, indien onse Eerw. Pater, die reets so hooge ouderdom had, eens quam te sterven, of dan wel geneegen soude weesen het rectorschap van ons convent aenteneemen. Waer op syn Eerw. antwoorde, dat veel respect voor het convent hadde en dat hoopte dat den heer onse Eerw. pater nog lang gesont soude spaeren. Dog indien syn Eerw. quam te sterven, dat dan niet wygeragtig soude weesen indien hy tot pater verkooren wierd het selve te accepteeren.
Waerop wy ons verlatende meende nu reets van een toekomende sielsorger verseekert te weesen, maer ondertuschen, als het op het poinct aenquam, hebben nog lang moeten sukkelen. Want deese heer van Dyck nu versogt wordende, nadat hy eerst een geruyme tyd tot syn beraed had genomen en naderhand veelvuldigen, ook ongeleegenen conditien bedongen, die egter van de religieusen uyt gevoegsaemheyd meerendeels wierden toegestaen, heeft endlyck onder verscheyde voorwendselen ten eenemael bedanckt en het aenvaerden van het rectorschap opgeseyd.
Wy dus in onse verwagting bedroogen vindende hebben onse toevlugt
folio 212
genoomen tot den seer Eerw. heer Joan. van den Steen aertspriester van Holland, om te sien of syn Eerw. een bequaem priester ons konde besorgen. Dewelke het selve voorstellende aen den Eerw. heer Philippus Jacobus Otgens, pastoor tot Soeterwoude, heeft deese here het selve aenstonts aengenomen en eygenhandig aen d'Eerw. mater gescreeven van in 't kort hier te sullen komen. Waerop hy ook weesentlyck syn sending van den doorlugtigste heer nuntius van Brussel ontfangen heeft, maer siet: so schielyck als dien heer geresolveert was om het rectorschap aenteneemen, soo heeft was hy ook weeder verandert en heeft de vryigheyd gebruykt syn sending wederom te stueren tot groot ongenoegen der geestelycke overigheyd.
Dat weder misluckt synde syn er nog verschyden voorstellingen geschiet van en aen deese en geene heeren, sonder dat wy eventwel van een rector voorsien wierden, waeraen sommigen der religieusen begonnen haer gedagten te laten gaen om daer toe d'Eerw. heer Potse selfs te versoeken. Maer terwyel deselve nog wat seer jong was, heeft hetselve geen voortgang gehad. Ondertusschen wierden wy getrouwelyck bedient van d'eene kand door d'Eerw. heer pastoor, die de biechtstoel waernam, en van d'andere kand door d'Eerw. heer Potse die de kerkelycke diensten verrigten. En dat heeft geduert tot na het hoogtyd van Paeschen in het volgende jaer.
Den 25 april 1738 wordt den suster door de Staten van Gelderland toegestaan om te verkoopen een wei-weerd, gelegen in de buurschap Haelderen, kerspel Bemmel, ambt van Overbetuwe; zie Groot Geldersch Placaat-Boek III, 586.
folio 213
1739
Terwyl wy nu aldus, gelyck gesyd is, bleeven sukkelen in een gestadige onseekerheyd en ongerustheyd, wat rector wy soude krygen, is ons van den doorlugtigste heer nuntius selfs eene voorgestelt, te weeten den Eerw. heer Theodorus van den Broeck, pastoor in de ketel. Van dewelke getuygt wierd, dat hy was een bejaert man, dog sterck en gesond van complexie. Dog syn doorlugt. voegde er deese woorden by “Ik roem UE niet, nogtans als gylieden daer toe resolveert sal myn aengenaem weeten.” Door deese voorstelling wierd de gemeente vry wat in verleegentheyd gebragt, van den eene kand weetende, dat sy niet lang dienst van soo een bejaert pastoor soude kunne hebben en van den andere kand niet wel dervende de begeerte van d'heer nuntius als haer geestelycke overigheyd afslaen. Waarop sy endlyck resolveerde deese voorgestelde heer van den Broeck te accepteeren, met die gedachten, indien het met d'heer van den Broeck niet wel mogt lukken, sy dan met regt haer klagten by d'heer nuntius mogten inbrengen.
folio 214
Met deese acceptatie nu van den heer van den Broeck hadde wy wel voldaen aen de begeerte van d' heer nuntius, maer d' heer van den Steen sulks hoorende was daer seer gevoelig over en liet ons grootelycks syn ongenoegen blyken, als hy seer ontydig d' Eerw. Potse weeder na Holland op ontbood. Namentlyck des woensdag in de Goede Week kreeg syn Eerw een brief van d' heer van den Steen, waerin hem bevoolen wierd op het ontvangen van dien aenstonts over te komen, ten eynde om nog op het Hoogtyd van Paeschen tot Velsen dienst te kunnen doen. Dat stipt bevel bragt soo wel d' heer Potse als ons in verleegentheyd, want voor eerst was de tyd al te kort om nog voor Paeschen gevoegelyck tot Velsen te kunne weesen. Ten tweede was het sulk slegt en quaed weer, dat de pater predickheer die hier op Goede Vrydag de passie most preeken niet eens over de Ryn konde komen om syn statie waer te neemen. En ten derde in dien d' heer Potse als dan vertrocken was geweest, hadde wy hier soo schielyck geen andere priester weer kunne krygen, om aen ons na gewoonte op Witte Donderdag de H. Paescommunie uyt te deelen en de verdere ceremonien van de Goede Week in onse kerk te verrigten. Daarom resolveerde d' heer Potse nog het Hoogtyd van Paeschen by ons te blyven en aen d' heer van den Steen de bovengemelde reeden tot syn verschooning door een brief te kennen te geeven. Maer dit wierd soo hoog van d' heer van den Steen opgenomen, dat hy aenstonts een scherpe brief weerom schreef, met uytdrucking, dat hy d' heer Potse niet weer in syn district soude verwagten. Dat nu sal ongetwyfelt wel voortgekomen hebben uyt een sugt en genegentheyt die d' heer van den Steen voor ons convent hadde, omdat hy de persoon en humeur van den heer van den Broeck wel kennende genoeg voorsag, dat het hem hier niet soude lukken. Ondertuschen was het ons leed, dat d' heer Potse om onsentwil in verlegentheyd raeckte, daer hy soo wel als wy in dit geval geheel onschuldig was.
folio 215
d' Eerw heer Potse dan, siende dat d' heer van den Steen soo misnoegt was, resolveerde met den eerste na holland te gaen om sig daer mondelings te verschoonen, dog konde by syn eerste aenkomst geen gehoor verkrygen, waerom syn Eerw. nog eens door een wytloopiger brief syn reeden van verschooning aen d' heer van den Steen voorstelde. Het welk van die uytwerking was, dat die saken kort daer na wierden bygeleyd en d' heer Potse als cappellaen na Amsterdam in de kerk De Posthoorn wierd gesonden, hetwelk ons veel genoegen was te hooren.
Ondertuschen terwyel de heer Potse op Belooke Paeschen vertrocken was tot onse groote droefheyd en verleegentheyd, want wy waren doen in 't geheel sonder priester, bleeven wy in verwagting wat voor een heer ons als onse rector soude toekomen. Hetwelke wy ook korte dagen daer na gewaer wierden, als wanneer d' heer van den Broek hier quam om eerst eens inspectie te neemen, verselt synde van eene pater Jesuit, cappellaen van den ambasadeur van Spanjen in 's Hage. Maer de gemeente siende dat de heer van den Broek reets so oud en styf was, gaven haer verlegentheyt soo aen den heer van den Broek als gemelde pater Jesuit te kennen, als dat sy vreesden, dat syn Eerw. het rectoraet niet soude kunne waerneemen. Maer de pater Jesuit verklaerden syn Eerw. daer toe genoeg in staet te weesen, waerop dan de religieusen meer om de begeerte van d' heer nuntius te voldoen als om het genoegen dat sy in den heer van den Broek hadde nogmaels toestemde om syn Eerw. tot haer pater aenteneemen. En soo syn beyde die heeren weeder vertrocken met toesegging dat d' heer van den Broek haest weeder soude komen om possessie van den rectorschap te neemen, terwyl wy ondertuschen alweer een andere priester van Emmerich mosten versoeken om onse kerkelycke diensten soo lang waerteneemen.
Het was dan op den eerste dag van mey 1739 dat d'Eerw. heer van den Broek alhier als rector syn intree deede, maer
folio 216
van de beginnen af bleeck het reets, dat syn Eerw. ons niet lange tyd soude kunne bedienen, want was also styv van beenen, dat nauwlycks den altaer op konde klimmen, soodat men aanstonds genoodsaeckt was een leuning te laten maken van beneden in de kerk tot boven op het choor.
Want sonder leuning konde syn Eerw. de choortrap niet op komen om aen de susters de H. Communie te brengen. Ja het duerde nauwelyks twee maenden, of syn Eerw. wiert soodanig met quade beenen besogt, die van alle kanten openbraeken, dat niet meer in staet was om selfs de kerkelycke diensten waerteneemen, soodat wy al weeder de meeste tyd een andere priester tot syn behulp mosten hebben. Ondertuschen was syn Eerw. goethartig en ruym toegevende genoeg, soo dat ten waer d' Eerw. mater en andere religieusen, die sogten d' oude gewoontens en gebruyken nauwkeurig te onderhouden, daer in standvastig waren gebleven, deselve door andere die daer soo veel werk niet van en maeckte ligtelyck om syn Eerw. toegeventheyd te niet soude syn gegaen. Insonderheyd aengaende de loffelycke gewoonte, hier in ons convent door de goede sorg van onse overleedene pater zalr altyd onderhouden van geen koffie, thee of chocolade te drinken. Eventwel alles soude sig nog al reedelyck geschickt hebben, indien d' Eerw pater niet uyt holland ontbooden had een seeker klopje, die van te vooren syn huyshouster was geweest. Want alhoewel syn Eerw. om syn quade beenen die wel tot syn dienst nodig had, soo was sy nogtans niet dienstig voor het convent, voornamelyck om dat sy seer klapagtig was en alles tuschen de Eerw. pater en de susters ging overdragen. Waer uyt al veel onlust en ongenoegen ontstaen is.
Aengaende deese verandering kan hier nog bygevoegt worden de seldsame verwisseling die er als dan geschiet is, als dat te weeten de heer Potse van Huyssen is gegaen na De Posthoorn tot Amsterdam. De cappellaen uyt De Posthoorn na de ketel en d' heer van den Broek uyt de ketel na Huyssen.
folio 217
Omtrent deese tyd is de groote hof van het convent, dewelke van te vooren voor het meestendeel maer een boomgaert was, tot een moes en vrugttuyn aengeleyd en heeft in dit jaer
d' Eerw mater op goede raed een tuynman uyt Holland ontbooden om deselve waerteneemen in plaets van de werksusters en meyden, die het van te vooren deede. Deese tuynman is voor syn leeven aengenomen op conditie van in 't patershuys te woonen en terwyel van te vooren in de boomgaert de asche en andere vuyligheeden waeren uytgeworpen, soo is het veel moeyte geweest, de gront ter deege te suyveren en vrugtbaer te maeken. Naderhand is er tot meerder geryf ook een steene put in den hof gegraven om by droog weer de grond te begieten.
In dit jaer is ook in de gang van patershuys gemaeckt het geheym gemack naest de trap, hetwelke van te vooren onder het kamertje, dat in de keuken is en seer ongeleegen was. Alsmeede is doen afgebrooken een kleyn kamertje of huysje genaemt Emaus, hetwelk was agter de kamer naest de eetsael.
folio 218
1740
Dit jaer mag met reden gesyd worden, dat besonder fatael voor ons convent is om de menigvuldigen en merkwaerdigen rampen en tegenspoeden, die ons van in het selve hebben beginnen over te komen. Want vooreerst soo is het in dit jaer een seer harde winter geweest, beginnende het te vriesen op H. Driekoningenavond, welke vorst omtrent vier maenden heeft aengehouden, waerdoor het convent in een groote verlegentheyd is geraeckt aengaende het onderhoud van haer beesten. Want bemerkende, dat sy wynig voeder hadde en dat de strenge koude bleef lange tyd aenhouden, mosten seer spaersaem weese in het vee te voeren en het voeder soo veel mogelyck wat uyt te recken om maer tot de mey te komen, in hoop dat de koude dan wat minder en het saisoen wat sagter soude worden om de beesten dan na de weyden te kunnen senden. Maar elaes als de mey was aengekomen, wierd de verlegentheyd nog grooter want het voeder toen op was. En het guere weer nogal bleef aanhouden, in welke omstandigheyd men genoodsaeckt was onse soo twee als driejarigen stieren na buyten te stueren, schoon de wyeien nog heel scrael waeren, alwaer sy sig wel eenige dagen behielpen met het geen op de weyden gevonden wierd. Maer korte tyd daar na weeder op nieuw een groot onweer van hagel, sneeuw en wind opstaende was het de beesten onmogelyk haer selve langer te redden en vermits het ook ondoenlyk was de selve weer 't huys te halen, omdat men niet te voeren had. Soo heeft het convent geresolveert eenig strooy te kopen om daer meede de beesten in de weyden te voeren, geevende voor ieder vim synde 104 bossen 8 gulden; daervan te samen betaelt 150 gld . Dit strooy wierd tweemael daeghs na de weyden gebraght en daer meede de stiers, welkers getal vry groot was, synde 31 te samen, maer wynig dagen onderhouden. En geen strooy meer te bekomen synde wierd de bekommernis nog grooter, waerom de procuratesse geen andere uytkomt siende tweemael 's daeghs te weeten de morgen en de agtermiddag, de kneghten heeft uytgesonden om de dunsten takken van de willigenboomen af te houden en daer meede de stiers te onderhouden.
folio 219
Ondertuschen waren de melckbeesten nog op stal gebleeven in hoope dat het weer sig haest tot beeterschap soude schicken. Maer hetselve nog al even guer blyvende en het voeder nu geheel geconsumeert was, was men genoodsaekt ook de melckbeesten na buyten te senden, hetwelk voor een dag 5 a 6 nog al reedelyck ging. Maer als dan weeder een nieuw onweer ontstaende, was het die beesten onmogelyck langer buyten te kunnen houden, waerom men genootsaeckt wierd die 't savonds 't huys te laten halen, hetwelk een droevige vertooning was voor al die het sagen. Alsoo de beesten 't huys komende van koude en ongemack stonden te brullen en te beeven. Ja, de koude was soo excessief dat men goed vond om de kalveren te behouden, die in de kelder te zetten, aen dewelke dit niet tegenstaende eventwel de ooren en staerten bevrooren, als meede de pooten aen de hoenders. Soodat ons geen middel meer over was om de beesten te behouden als ons betrouwen op God te stellen en Hem om gunstiger weer te bidden, hetwelk egter nog al eenige tyd aenliep, soodat men endtlyck genoodsaeckt was om gelyck de armenluyden gewoon syn queeken van buyten op het velt te doen halen, waertoe alle geringe menschen gebruyckt wierden, die maer de queeken konde aenbrengen. En voor ieder sack een stuyver gegeeven, hetwelk nog al reedeleyck gong, soo lang de queeken duerde. Maer na die tyd was het convent niet meer in staet de melckbeesten langer op stal te houden, maer genoodsaeckt die na de weyde te laten gaen, dog eventwel voorsiende, dat sy buyten niet konde geneeren met het geen daer te vinden was, most men deselve alle dagen des avonds weeder 't huys laten halen en met wat roggemeel gemengt met water onderhouden, tot er tyd dat de weyden in staet waren de beesten te kunnen voeden.
Ondertuschen heeft het de Heer eventwel behaegt ons al onse beesten te laten behouden, uytgenoomen een tweejarige stier, daer het vermoeden van was dat door verhuysen van de waertsman was verongeluckt.
Daerenboven heeft het convent door deese strenge en lang aenhoudende koude grote schade geleeden en gebreck gehad aen haer koorngewas, so dat met haer eygen gewas lang ze niet kunnende toekomen om de gemeente daer van te onder
folio 220
houden, dit jaer genoodsaeckt is geweest te koopen 100 mudden rogge, belopende 540 gulden en 20 mudde tarwe, 120 gulden. Daer het convent sig meede heeft geneert en in 't vervolg half garste en half roggen brooden gebacken om de gemeente te onderhouden. Syn Koninglycke Majesteyt in Pruyssen heeft wel naderhand door syn gecommitteerdens in Cleefsland laten opneemen, hoeveel morgens koorn was doot gevroren, als meede hoeveel land onbesaeyt was blyven leggen, gelyck het convent dit ook heeft moeten opgeeven, waerdoor sy sig vleyden, eenige vermindering van schattinge te sullen krygen. Maer hebben buyten alle verwagtinge, dit jaer nog meer als in vorige jaren moeten betalen.
In dit voorjaer is weeder een nieuwe verkiesing van d' Eerw. mater geweest. Maer alsoo het ongenoegen over den heer van den Broeck ten opsigte van syn onbequaemigheyd om de gemeente te kunne bedienen hoe langer hoe grooter wierd, hebben de religieusen d' heer van Erpen, deeken tot Emmerick, versogt om in deese verkiesing voor te sitten en de stemmen opteneemen, by dewelke geassisteert heeft d' Eerw. heer Becker, canonicus tot Emmerick, die als doen hier was om d' heer van den Broeck te assisteeren. En na deese verkiesing is met eenparig van stemmen weeder verkooren Sr Maria de Haen.
En omtrent deese tyd wierd ook voorgeslagen om tot de verkiesing van een andere pater over te gaen. Maer alsoo sulks sonder toestemming van d' heer nuntius niet konde geschieden, heeft de gemeente deese saeck en haer verlegentheyd aen syn Exell. omstandig voorgedraegen met een ootmoedig versoeck, dat hier in mogt voorsien werden en sy in een andere rector mogten verkiesen. Waerop d' heer nuntius heeft geantwoord, dat sulks niet konde geschieden sonder dat d' heer van den Broeck vrywillig afstand hadde gedaen. Dog in dien d' heer van den Broeck sulks deede, konde sy wel een andere verkiesen. Hierop hebben de religieusen den heer van den Broeck daer toe soeken te bewilligen, gelyck hy dan ook na veel voorstellinge geconsenteert heeft, dog alleen mondelings, dat sy tot een andere verkiesing konde overgaen. Als wanneer er drie heeren aen de gemeente syn voorgedragen, als te weeten den Eerw. heer Reynierse, d' Eerw. heer Boustart, en de voormaels meer genoemde Eerw. heer Potse, op welke laeste als dan met meerderheyd van stemmen
folio 221
de keus is gevallen, waer op aenstonts aen dien heer is geschreven en de gedaene verkiesing aen hem bekent gemaekt, met versoeck om het rectorschap te willen aenneemen. Maer terwyel wy nog geen schriftelycke afstand van d' heer van den Broeck hadde, waren wy verleegen of d' heer Potse op soo losse voet wel soude besluyten om tot ons te komen. Dog syn Eerw. kon dit nog ligter doen, om dat hy nog maer cappelaen was en soo nog geen vaste statie hadde. Waerom syn Eerw. ook gunstig antwoorden, betuygende, dat indien syn geestelycke overigheyd hem daer toe quam te schicken, hy bereyd was om te komen bystaen. Met beding nogtans, dat gelyck hy het vorige jaer tot onse hulp hier het Paeschfeest was overgebleeven, nu ook alsoo het selve feest, want het was in de Vasten, soude moeten afwagten om als dan syn pastoor die wat gebreckelyck was nog by te staen, waerna hy dan ten eerste soude overkomen.
Wy hebben dan soo lang ook gedult gehad, en syn Eerw. geheel die tyd met verlangen tegemoed gesien, dewelke ook tot onse troost dan hier op de 7de dag van mey is aengekomen, en met volle genoegen als onse rector ontvangen. Maer toen bleev de verlegentheyd nog aengaende de heer van den Broeck, die om syn quade beenen nog hier most blyven tot groote onvryigheyd van ons nieuwe rector. Want alhoewel hy selve syn kamer bleev houden, soo was het klopje gestadig over huys. Welke verlegentheyd nog des te grooter was om dat syn Eerw. nog geen schriftelycke afstand had gedaen, ja selfs aen d' heer nuntius had voorgegeeven, dat van syn selve niet konde bestaen. En daerom behoorde van het convent van syn leeven eenig onderstand te genieten, gelyk d' heer nuntius sulks selve ook al aen de religieusen had voorgestelt. Dog alsoo sy van syn Eerw. staet beeter onderrigt waren, hebben geoordeelt daer toe geen verpligting te hebben. Waerom sy ook hebben aengehouden en endtlyck syn Eerw. bewogen een schriftelyck afstand te doen met bygaende handteekening, dat in alles van het convent voldaen was en niets meer daer van te pretendeeren.
folio 222
En siet als door een besondere schicking van God: soo haest als de heer van den Broeck schriftelycke afstand had gedaen, begonnen syn beenen, die van te vooren onherstelbaer scheenen, van dag tot dag te beeteren. Soodat hy na nog eenige weeken, nog altyd op syn kamer blyvende, hier geweest te syn in staet wierd om te kunnen vertrecken. Als wanneer hy met syn klopje en meubelen, na genoome afscheyd, van van hier na Nymegen is gereyst en naderhand tot Antwerpen is gaen woonen. Soodat als doen onse nieuwe rector het vrye besit en gebruyck van syn huis konde genieten en wy van alle bekommmemissen endtleyck ontslagen waren.
Nog een nieuwe swarigheyd is dat dit jaer het convent ontmoet aengaende de Halderse Waert, dewelke verkogt synde, soo men niet beeter wist, als met goed octroy. Soo komt d' heer amptman, Grave van Randweyck, na deselve twee jaren in het besit gehad te hebben, pretentie maeken op de uytweg van die weyde en het convent over de vryheyd van die uytweg van die wyede aenspreeken. Daer het convent meende, dat alles te goeder trouw was overgetransporteert, maer hier in misleyd geweest synde hebben niet minder die saeck kunnen afmaeken als voor 405 Gld, die haer het selve gekost heeft.
In dit Jaer is overleeden Syn Majesteyt, den tweede Koning in Pruysen, over wiens afsterven in alle de kerken deese lande een lyckpredicatie heeft moeten geschieden over deese woorden van Paulus, door wylen Syn Majesteyt selfs daertoe uytgekooren: “Ik heb een goede stryd gestreeden, ik heb de loopbaen voleyndt, ik heb het geloof behouden etc.” Welke predicatie, alsoo onse Eerw. pater van huys was, hier in onse kerk gedaen is door den Eerw. heer van de Weyer, missionarius tot Arnhem, synde de preeckstoel en de voet van den altaer met swart laken bedeckt. En syn Eerw. alleen in 't swart gekleet sonder choorkleed of stool. En de predicatie geschieden des namiddags omtrent twee uren.
folio 223
Omtrent deese tyd heeft onse Eerw. pater de kamer naest de eetsael, alwaer te vooren de bibliotheek was, tot syn slaepkamer verkooren. En is in de selve van binnen veel verandering gemaeckt tot syn Eerw. gereyf en gemack. En als doen syn syn in die kamer also ook in de eetsael nieuwe schuyfraemen gemaeckt.
Dit jaer heeft nog niet kunnen eyndigen sonder nog grooter en swaerder droefheeden en ongevallen meede te brengen, alsoo wy alhier op kersnagt van een groote overstrooming van water syn overvallen. Soo onverwagt, dat de religieusen genoodsaekt wierden in plaets van sig na haer rust te begeeven, met alle haest haer provisie uyt de kelders te halen en het selve soolang in de trans of panden te plaetsen, opdat die door het water niet bedorven soude worden. Waermeede tot omtrent middernagt beesig geweest hebbende, syn alsdan als na gewoonte na het choor gegaen om het blyde hoogtydt van de geboorte des Saligmakers te vieren, alles ondertuschen aen de Heer beveelende en latende soo lang de knegten te wagt houden. Na geeyndigde godsdienst is de procuraterse omtrent 10 uren des morgens na het bouwhuys gegaen om te sien hoe het daer gestelt was. Maer elaes vond het in een deerleycke toestand. Want alsoo des nagst den Waeldyck was doorgebrooken, stond het water tot voor de poort van het bouwhuys. Soo dat men rondsom niet anders als in een volle zee quam te sien en het convent soo wel als de geheele stad als een andere arcke van Noe in de wateren scheen te dryven, hetwelke geen klyne consternatie veroorsaeckte. Dewelke nog vermeerdert wierd, doordien de inwoonders van de stad om het water dat hun quelden te loosen van de religieusen vergden haer deuckers te openen, waerdoor de geheele hof en het convent ondergeloopen soude hebben, hetwelke dierhalve met regt gewygert is geworden. Alsoo sy wel verpligt waren het gemeene water te moeten ontvangen, maer niet soo buytengewoone overstrooming.
folio 224
Op Kersdag tegen den avond scheen het water enigsins te vallen, waerna de religieusen sig toen gerust tot slapen begaven. Maer omtrent 12 uuren middernagt quam weder een oproep, waer door de susters geweckt wierden en men seyde dat de stadsmuer was doorgebrooken en het patershuys in gevaer stond. Waerop wy aenstonds resolveerden om onse Eerw. pater te gaen opwecken.
Maer eer dit geschieden, quam al de tyding, dat het doorgebrooken gat weeder gestopt en welbesorgt was, hetwelke ons een groote verligting en gerustigheyd veroorsackte. Want indien het water was doorgedrongen, soude syn meeste drift en scheut op ons bouwhuys hebben gemaekt en ligtelyck met vee en al wat daer in was weggespoelt. Ondertuschen is eventwel op de volgende dag, omtrent de middag, het water nog tot in de koestal doorgedrongen, soodat aen het laegste eynde reeds vyf beesten in het water stonden. Maer door de naerstigen arbeyd van de bouwknegten is het weeder gestuyt en syn verder door Gods goedheyd op het droog gebleeven. Nogtans is het convent niet geheel buyten schade gebleeven, want het koorn aen de Carrebrug en op Camervoort meer als tien weeken lang omtrent een manshoogte heeft onder gestaen, waerop gevolgt is een harde vorst. En deese ophoudende hebben de schollen ys het tweejarig houtgewas ten eenemael bedorven, soodat men genoodsaeckt is geweest het selve tot grote schade afte houwen, daer het anders tot vyf of ses jaren had kunnen behooren te staen.
De schaden en ellenden die deese overstrooming van water veroorsackt heeft, is genoegsaem onbeschryfelyck als waerdoor niet alleen veel beesten maer ook verschyden menschen syn verdronken, veele huysen weggespoelt. En die buyten haer huysen en leeven nog behielden mosten sig met vee en al na boven op de solders retireeren, Ja sommigen op de daken en boomen haer leeven salveeren, waerdoor de nood en behoeftigheyd van die armen menschen ten uyterse jammerlyck was. Om hier in te voorsien
folio 225
hebben de heeren van Arnhem en Nymegen eenige schuyten uytgesonden om die in nood en gevaer waren nog te salveren en andere eenig onderhoud te besorgen.
En terweyl onse meede suster Maria Josepha van Hovel seer verleegen en bekommert was over haer vrinden die in de Betuwe woonden, heeft van hier af een aack met twee wercksusters en eenige knegts regt toe regtaen na het huys tot Andelst gestuert met eenig voorraed om te sien, hoe het daer gestelt was. Alwaer de vrinden altemael na boven hadde moeten vlugten alsoo het water tot omtrent 6 voeten hoog in het huys had geweest. Dog hadde andersins haer voorraed nog in tyds geborgen, waerop onse susters en knegten wederom midden door de Betuwe heen na huys syn gevaren. Ondertuschen was de stad Huyssen opgevult van vlugtelingen en vee en heeft ook ons convent haer bermhertigheyd getoont so veel als mogelyck was met verschyden menschen en vee in haer bouwhuys te salveren. Dog de jammer en ellende was nog het grootste als wanneer het begon te vriesen soo dat het ys te veel was om door te varen en te swack om over te gaen, waer dan geen middel meer was om die gebreck leeden eenig onderstand meer te doen.
folio 226
1741
Na dat de voorgemelde watervloed nu wat vermindert was heeft men sig mogen verwonderen en God besonderlyck moeten danken, dat Hy de soo slegt bemuerde stad Huyssen nog bewaert en behouden heeft. Egter was de dyck van weerskanten soo veel afgespoelt, dat er geen rytuyg meer over konde passeeren, maer genootsaeckt de gemeene straet te ryden. Men was alsdan van voorneemen om de dyck weederom te repareeren en weeder eenigsins in staet te stellen. Waertoe de geerfdens vryheyd hadde om haer volk te mogen senden, sullende ieder knegt 3 daegs 10 stuiv. en een paert en kar 1 guld. verdienen, waertoe dan ook het convent haer knegten en carren gesonden heeft. Maer alsoo er geen goede directie over dit werk was, heeft men in plaets van de dyck te verhoogen, sooals het nodig en dienstig had geweest, derhalve nog 2 voeten lager gemaekt waer over geerfdens seer ontevreeden syn geweest. En als er naderhand wierd voorgeslagen om de selve weederom aen te hoogen, hetwelk nu dubbelde onkosten en moeyten soude geweest hebben. soo hebben de meeste geerfdens daer tegen geprotesteert en begeert dat het alleen een zomerdyck soude weesen als sullende anders alleen strecken tot voordeel van die daer hun bouwland en huysen hebben, hoopende men ondertuschen dat het water soo hoog niet weeder sal worden en by gevolg het weyland weeder in staet geraken. In deese omstandigheeden heeft ons convent gelyck wel te denken is, heeft ons convent al meede veel schaden geleeden.
Egter heeft ons God door Syn goedheyd van merkelycke toevallen bewaert.
In het voorleede jaer heeft sig nog een nieuwe en groote swarigheyd opgedaen voor het convent, hier in bestaende, dat als wanneer
folio 227
het convent haer landeryen onder Gelderland hoorende quam op te geeven om daer van het collaterael te betalen, dat alle 39 Jaren van de geestelycken goederen gegeven moet worden, als dan beschuldigt wierd in het jaer 1701 8 mergen versweegen te hebben, waer tegen het convent geen klaer bewys kunnende vertoonen is daerover met den amptman in verschil geraeckt en heeft tot boete van die voorgegeeven stilswygentheyd moeten betalen
Aen den amptman, grave van Randwyck, de somma van f 225- 0 - 0
Aen de fiscael f 15-15- 0
Aen de procureur die het convent bedient heeft f 9- 9 - 0
te samen f 250- 4 - 0
Aengaende het vervallen collaterael, dat het convent heeft moeten betalen, soo syn haer landeryen, schoon nu minder in waerde als in 1701, nog veel hoger geschat geworden. Want in het jaer 1701 is het convent getaxeert geweest van haer landeryen onder Gelderland op 3000 gulden. Soo dat als dan voor het collaterael betaelt heeft 150 gulden, maer nu het vorige jaer is het getaxeert op 6638 guld. waer van het collaterael te weeten den twintigste penning heeft moeten betaelt worden beloopende volgens ontfangen quitantie,
voor het collaterael selve f 331- 8- 0
voor de jura van taxatie f 33- 4- 0
voor het quartierszeegel f 10-10- 0
te samen f 375- 2 -0
Dit Jaer in april heeft de Koning van Pruyssen een groote victorie bevogten tegens de Ongaren by Molurts in Silesien, waer over Syn Majestyt heeft bevoolen, dat in alle kerken een dankpredicatie soude geschieden. Daar toe verkiesende de drie eerste versen uyt den 21 Ps., na de getal reekening van de protestanten, die met de Hebreen den 9 Ps. in twee verdeelen en soo in 't vervolg altyd een ps. in haer reekening by de catholycken voor uyt syn tot aen den 147 ps. die sy weeder met de 146 ps. vereenigen, soodat nu de
folio 228
opgegeven ps. was de 20 na onse reekening, dewelke begint: “Heer in uwe kragt sal de koning sig verblyden enz.” De predicatie is hier gedaen door een heer van Emmerick die hier, voor onse
Eerw. pater na Holland synde, soo lang den autaer bediende, maer alsoo dien heer juyst geen agt had genomen op het onderscheyt tusschen de catholycken en protestanten in het tellen der psalmen, soo had hy syn text genomen uyt de drie eerste verzen van den 21 Ps. na onse reekening, dewelke begint: “Godt myn Godt, siet op my waarom hebt Gy my verlaten enz.”, welke woorden juyst by die gelegentheyd geheel niet wel te pas quamen.
In het laest van september is het weer soo hoog water geweest, dat het convent is genoodsaeckt geworden haer melckbeesten van de weyden te laten haelen en op het Gelders te brengen, daer het koorngelt weeder van moest betaalt worden. De beesten syn omtrent 10 dagen van de weyden geweest, wanneer den Heer het water weeder heeft laten vallen en de beesten weeder op de weyden syn gekoomen.
In de maent van october is hier een bevel gesonden van Kleef, waerin de principaelste
burgers en ook het convent bevoolen wierd in de tyd van acht dagen te moeten leveren drie last koorn, haver of garst.
Voor de haver soude betaelt worden per molder Berlynse maet 2 rycksdaelders en 40 Kleefse stuyv., maekt Holl. 5-6-10. Wel verstaende dat de Berlynse maet op ieder molder Holl. 2½ scheepel meer is als de Hollandse maet.
Voor de garst het molder 3 rycksdaelders Kleefs maeckt Holl. 6-0-0, maer de maet is het selve van de haver.
Voor 1000 ponden hooy werden gepratenteert 13-0-0.
Dat alles werd de inwooners opgedrongen te leeveren op een boete van 50 rycksdaelders Kleefs geld, Holl. 100 guld. Hetwelke dus van de koning van Pruyssen
folio 229
is geordonneert geworden om na het Franse leger te werden gesonden, hetwelke groote bekommernis veroorsaeckte, omdat de inwoonders aen een vreemde potentaet mosten leveren hetgeen sy selve soo nodig hadde voor menschen en vee.
Het gewas van het koorn is dit jaer soo wat tuschen beyden geweest. De weyt was wel geladen en goed koorn, maer quam wat dun af. Het convent heeft als dan nog behouden van haar winterkoorn 3 morgen wintergarst en ook soo veel weyt, daer men soberlyck den eet van konde hebben. Het soomerkoorn is reedelyck geweest, maer syn verdronken 4 morgen koolsaet.
folio 230
1742
In dit jaer heeft het convent om de slegten tyd 4 van haer knegten vermindert, maer siende, dat het werck niet konde gedaen werden, hebben aen daghuer dit jaer moeten betalen
174-1-0 en nog 2 arbeyders moeten aennemen tot mey 1743. Waarom eyndelyck is geresolveert tegen die tyd weeder 2 vasten knegten aenteneemen.
In dit jaer is hier omtrent een groote plaeg geweest van de veltmuysen, die in groote menigte op het land syn verscheenen en byna alles hebben bedorven. Van het convent syn door deselve opgegeeten drie morgen koolsaet en 4 morgen weyt, soodat het land weeder omgebouwt en besaeyt heeft moeten. Men had uyt voorsorg in ons bouwhuys diepe greppen rondom de bergen gegraven om de muysen te beletten daer in te komen. En in de selve syn gevangen 678 muysen, dog het koorn is God lof in de bergen onbeschadigt gebleeven.
De rog was andersins rykelyck geladen als ook de wyet, maer de somergarst seer slegt, en de haver meerendeels door de muysen opgegeeten, soodat maer 9 molder hebben overgehouden en de geele erweten waren ook vernielt.
folio 231
1743
Dit jaer in januarij is weer een nieuwe verkiesing geweest van een Eerw. mater. En is heer Van Erpen, Deeken tot Emmerich, versogt om daer bij nevens onze Eerw. mater te assisteeren. En is als dan met eenparigheyd van stemmen weeder bevestigt S Laurentias Maria de Haen.
In dese maent januarij is ook gestorven de Eerw: heer Henricus Hollen, pastoor tot Huyssen, na dat sijn Eerw: 40 jaren pastoor was geweest, De lijcksstatie is hier geschiet door D'heer deeken van Erpen als toen hier tegenwoordig sijnde, En daerbij hebben verschijden omliggende priesters geassisteert, De Predicatie is gedaan door onse Eerw: pater nemende tot sijn text deese woorden: “Moyses, den dienaar, is gestorven”. Voornamentlijck sinspeelende op de 40 jaren dat Moyses het volk van Israel geleyd hadde. En de overleedene insgelijcks de gemeente van Huyssen bestiert.
Met dit voorjaer sijn de muysen op het veld wel eenigsins vermindert, dog hebben eventwel nog eenig koorn, dat weer gesaeyd was, bedorven Soodat het een slegt gewas van rogge en weyt is geweest, En het convent genoodzaeckt koorn te koopen om brood voor de huyshouding te hebben. Also alsdan het school door Gods goedheyd wel van pensionairen en kostjuffrouwen voorsien was.
folio 232
1744
In dit jaer is hier te lande weeder het selve verschil geweest omtrent het vieren van het Paeschfeest, geleyk voorheen in het jaar 1724 aengemerckt. Soodat de protestanten het selve weeder agt dagen vroeger hebben gedaen als de catholijcken. Dog daer is dit jaer geen besonder bevel van de Koning van Pruyssen over gesonden, soodat het een ieder vrij heeft gestaen het gemelde feest op sijn gewoone tijd en manier te vieren.
Dit Jaer heeft het Convent om het slegt gewas ook weeder Weyt en rogge moeten koopen
folio 233
1745
In dit jaer is door gansch het land als mede in Holland en andere plaetsen een groote stervte geweest onder het rundvee. Waervan ons convent wel droevig gevallen gehad heeft, want in de tijd van 10 dagen heeft het convent door malkander verloren 83 beesten, so kleijn als groot. Dese sieckte was bij alle beesten niet even eens, want sommigen sijn gestorven aan de tweede, andere aan de vierde, anderen ook aen de selfde dag. Men heeft sommigen, dog wijnigen, geopent en daer bespeurt, dat de gal veel grooter was als ordinair is en hier in sijn sij alle gelijck geweest, dat het wit van d'oogen gansch rood was en gestaeg het water daar uijt liep als ook uijt de neus en moel. Het convent heeft alsdan geen kosten gespaert aen medecijnen, maer was alles tevergeefs. En bij het gebruijckvan de selve weder ieder beest met een deeken toegedeckt om aen 't sweeten te helpen, maer konde niets baten. Deese sterfte is rondom soo algemeen geweest, dat bijna niemand daervan vrij is geweest. En heeft alle haer beesten het sij wat vroeger of later hebben verlooren, soodat er wijnigen overbleven, Ja, sommigen hebben die 2 a 3 mael agter malkander verlooren, hetwelk gevaer het convent insiende heeft geen beesten weer aengekogt, maar sij soo veel kende, beholpen, totdat soo langsamerhand weeder wat konden aanwinnen. Soo dat er dan dit jaer ook geen rundvee is geslagt, maer meerdere varkens als gebruikelijk was, te weeten 20 in 't getal. Hetgeen nog in dit droevig toeval tot ons geluck was, was dat de pagt van 3 koningsweijden. die het convent voor ses jaren gepagt had, daervoor 's jaerlijcks betalende de somme van 400 Gld., juijst dat jaer geeijndigt was. En alsoo er nieuwe rentmeesters waren gekomen, die meerdere pagt wilde hebben, konde het convent daer toe niet resolveeren, maer praesen het selve als voorheen te betalen en dat weeder voor ses jaeren. Dog
folio 234
terwijl de rentmeesters daer toe aenstonts niet wilde overgaan, heeft ondertuschen ons Heer ons de sterfte der beesten overgesonden, wanneer het convent ten eenemael van die weijde heeft afgesien om soo nog dat geld te spaeren en af te wagten, hoe de saken sig verder souden schicke.
Dit jaar op den tweede Pinxterdag is hier in onse kerk getrouwt d'heer Heijdendael, medicine doctor tot Arnhem, met juff- van Manen van Harderwijck, welke juff- hier lange jaren in het school in pensionair als kostjuff- hadde gewoont. Waerom versogt hier in de kerk getrouwt te mogen worden. De trouwplegtigheid is geschiet door onse Eerw. pater 's morgens vroeg onder een stille mis, doende sijn Eerw. daer onder een korte aenspraeck tot de nieuwgetrouden. Maer de buijtendeuren bleeven soo lange geslooten, tot de hoogmis begon. Des middags is hier een brave maeltijd gehouden, waerop ook eenige vrinden waeren en des avonds sijn de nieuwgetrouden met een koets na Arnhem gereeden. En ook andere vrinden vertrocken.
In november deeses jaer is onse Eerw. pater aangestelt tot aertspriester over geldeland door sijn excell. d'heer Ignatius Guylle, aerdsbischop van Caesareonen, nuntius tot Brussel, in
plaets van d'Eerw. heer Creuwel, pastoor tot Doesburg, die om sijn ouderdom en onpasselijckheijd versogt had daer van ontslagen te worden.
folio 235
1746
Dit jaar is weeder met eenparigen stemmen tot mater verkoozen Sr. L.M. de Haenen, maer bij deese verkiesing is alleen tegenwoordig geweest onse Eerw. pater.
Den 7 april dees jaers, sijnde Witte Donderdag, is hier een droevig ongeluck geschiet. Hier in bestaende, dat omtrent een half uur na de hooge mis door het omvallen van een kaars is brand ontstaan in het H. Graf, hetwelke aenstondts in een ligte vlam geraeckte. Waarover een a twee susters nog op het choor sijnde neven D'Eerw. mater ten uijterste gealtereert wierden, dewelken aenstonds sig daer na toe begeevende. Sogt Eerw. mater ten eerste het tabernakeltie, daer ons Heer in was daeruijt ten neemen, dog had het ongeluck, dat de deurtjes opensprongen en de kelk met de H. hostie op de matten nedervielen. Waerop onse Eerw. met hart geroepen, sijnde niet sonder groote ontsteltenisse, ons Heer weeder heeft opgenomen, in de kelk gelegd en soo lang in de sacristie bewaert, totdat weeder schicking omtrent het H. Graf gemaeckt werd. Bij dit toeval sijn eenige kostelijke tafellakens en andere cieraden verbrand. Dog anders geen verder ongeluck geschiet, behalven dat d'Eerw. mater nevens nog een andere suster haer handen eenigsins hebben gebrant en gelijck wel te denken is er groote alteratie in de heele gemeente is geweest.
Terwijl wij dit jaer nog geen rundvee hadden om te slagten, is tot onderhand van de keuken goed gevonden een duijvenslag boven op het nieuw gebouw te maken, om jonge duijven aen te queeken.
folio 236
Omtrent deese tijd is aan de sijde van den orgel een kleijn oxaeltie gemaeckt tot dienst van eenige susters, die tot vervulling van het choor hadde begonnen op de viool te leeren speelen, dog het selve heeft geen voortgang gehad.
folio 237
1747
In het voorleede jaer was ons convent van wegens de Krijgs- en Domainenkamer tot Cleef aengesprooken nopens de vrijdom van het malen met onse rosmoolen, ongetwijfelt op valsche berigten, alsof er op onse molen somtijds koren voor eenige burgers van de stad gemalen wierd. Westhalven ons tijdelijke Visitator Loci, aen dewelke dierhalven de sleutel overgegeeven soude moeten worden om telkens de molen te komen open- en toesluijten en meteen te verneemen wat soort en hoeveel koorn er gemalen wierd. Dog de religeusen door haer brieven kunnende aentoonen van voor lange tijden het regt en vrijheijd van een eijgen rosmoolen te mogen gebruijken van de toenmalige vorsten des lands gekogt te hebben, hebben tegens bovengemelde beveelen geprotesteert en haer saken voorgedragen aen den toenmaligen Heer Resident van de Palts. Dewelke eenige instantien dies aengaende voor het convent gedaen hebbende is egter nog andermael aen de regeering van Huijssen order gesonden het voortseijde tot uijtvoer te brengen. Dog de religieuzen daertegen weeder protesteerend sijn in het malen voortgevaeren, totdat in dit jaer de Heer Krijgsraed van dit Departement, hier komende, nogmaels mondelings er omtrent eenige aenspraeck heeft gedaen. Maar de religieuzen haer reeden weeder voorbrengende heeft endtlijck geseijd, dat dan op de oude voet soude voortvaren, sonder dat wij egter positive antwoord of schriftelijcke resolutie hier over van het hof van Cleef hebben gekregen.
folio 238
In het laetst van dit jaer is hier soo een swaere stormwind geweest als oijt bij menschen geheugen beleeft was, waardoor hieromtrent veel schaden is geschie. En het convent heeft ook veel geleeden aen haer daken en pannen sijnde het meeste gevaer omtrent patershuys, alwaer de bouwknegten mosten sorg dragen om aenstonts de gaten, daer de pannen afwayden, met stroo toe te decken of het heele dack soude ligtelyk afgewayd hebben.
En de vrees van ongeval werd nog vermeerdert door dien van de tooren van de groote kerk al het lood boven was afgewayd. En het scheen in het schemerligt van de maen of 'er ook een gat in het houd van de tooren was gekomen, soodat men vreesde het bovenend met knop en kruys van boven te sullen wayen. Dog is geluckig blijven staen en men sag de andere daeg, dat het houdwerk nog digt was gebleven. Deese storm heeft omtrent 5 a 6 uren geduert te weeten tot 's avonds omtrent 10 uren.
Omtrent deese tijd is hier in deese landen door koninklijk bevel, hetwelk opentlyk is afgekondigt, het pressen verbooden tot groote vreugt en genoegen der ingesetenen en ook tot
gerustigheyd van ons convent. Alsoo wij andersins altijd Geldersche knegten mosten hueren, om van het gevaer der pressery bevrijd te sijn. Dog in plaets hiervan is op alle huysen een soort van familiegelt gesteld, dat alle jaren betaalt moet worden om daarvoor nieuwe recruten te werven.
folio 239
Gemerkt dat zedert den jaare 1747, als wanneer d'Eerw. pater Josephus Potsen in een slegte toestant begost te komen, na die tijdt 't convent met veel tegenspoeden en voorval van bittere zaaken, processen en voor oorlogszaaken, waardoor 't convent veel geleden, en agteruijt gegaan zijnde geen lust of moed is geweest t'annoteeren tot den jaare 1780 kwam te expireeren. Soo hebbe voor mij genomen de notabelste zaeken, die ik bijgewoont hebbe nog te beschrijven na mijn gering vermogen, opdat het soogenaamde legerboek of annales des convents een gevolg mag hebben tot onderregting voor onse nakomelingen, en Godt lovend, die ons genadelijk onder veel tegenspoeden gezegent en bewaart heeft. En hoop ons vorder in Zijn dienst zal versterken en door geduurige sucsessie tot den dag des oordeels in Zijn dienst doen groeijen, gelijk de bischoppen ons gewenst hebben soo gaan dan voort. In de Naam des Heeren. Amen.
folio 240
’t Jaar 1748
Zijnde het 300ste dat ons convent gestaan heeft en door den goeden Godt in veel gevallen wonderlijk beschermt; zijnde dan een jubeljaar, maar voor ons een bitter jaar door een voorval, dat hier noijt gebeurt is.
De freule van Hoevel genaamt suster Maria Josepha, zijnde goed van inborst, verstand, goed schrijven en rekenen, soodat de Eerw. oversten en raatsusters haar tot procurates gemaakt hebben, eerst voor de jongste en daar na alleen. Hetwelk niet goed begon te gaan en gewaar worden de t'convent seer agteruijt gong en geen opregte aantekeningen dede nog reekening gaf, zaamen goed gevonden is haar op de beste en zagste wijze te veranderen. En wederom int school, daar sij voor deesen meesteres was geweest, te stellen. Nu van aanzegging gekregen hebbende haar boeken op te maaken, t'welk zij niet konde. Heeft dit seer kwalijk genoomen en haar toevlugt genoomen tot haar vrouw moeder, die op het nieuwe huijs hier in kost woonde en haar verdere famillie, vermits sij nog int bouwhuijs was en daar gelegenthijd hadt, veel opstant gemaakt, Ja, soo verre dat zij d'Eerw. pater wilde weg hebben. t'Welke de susters gewaar wordende hebben daarover geschreven aan
folio 241
Zijne Excelentie de nuncius en de geheele gemeente met groote liefde en eendracht geteekent om zijn Eerw. te behouden, dat ook is geschiet. Dit haar niet luckende heeft gemaakt, dat zij zelve daaruijt mogte gaan. Op wat voorwensel is Godt bekent, dog op conditie weer in een ander clooster te gaan. Welk simpel consent ons van den Amplissimus van Emmerik, die in persoon hier kwam getoont wierd en dat in stilte bij avond zoude geschieden. En d'uijtgave, de helft van de metgave, g'accordeert, is vertrocken de 9 julij 1748 des avonds om 7 Uren. En in de stadt den geheele nagt gelogeert, met schrijven overbragt. Haar vrouw moeder was al in meij voor haar vertrocken. Wij hebben nog bij meer andere ondervindinge, dat het niet goed is, de moeders der religieusen hier in de kost woonen. Zij hadde order om weer in een ander clooster te gaan, maar hebben lang overal int ront gerijst om haar weer int klooster te krijgen, maar wilden nergens haar aannemen. Soodat sij genootzaakt is geweest voor de twede reijs, biddende en smeekende, bij d'Urselinnen tot Elten
folio 242
die 6 a 7 zaamen in een huijs woonden en nog geen klooster hadden, te vertrecken. Door d'abdessinne van Elten daar toe als gedwongen, die sij moesten ontsien, met welke hulpe daar
na een clooster gebouwt is. Zij had daarna wel spijt, als ook haar vrienden die verschijde maelen gesogt hebben haar hier weer in te hebben. Edog is daar nog stantvastig gebleven en soo wij hoopen wel afgestorven. Godt geve haar d' eewige ruste.
D'Eerw. oversten dit geval seer ter herten namen en d'Eerw. pater die reets een longteering had, daardoor erger wierd, en d'Eerw. mater een pleuris kreeg. Bij ons slegt uijtzag, dog deese bitterhijd kwam Godt versoeten van een brave, welhebbende religieus die op St. Jacob binnen kwam. d'Eerw. pater wat beter en d'Eerw. mater herstelt, soo trak die Juffr. de cap aan op onse L. Vrouw geboorte en was den heugelijke dag het convent 300 jaren gestaan had. Hetwelk met groote plegtigheden en vreugd geviert wierd, waar van d’juffrouw de goedhijd hadde dit alles te bekostigen. Een juffrouw hier
folio 243
woonende, die de poesie verstont, maakten op dit dobbelfeest een fraij gedigt en vierde 3 dagen met solemnele missen en predicatien, bij uijtnementhijd schoon. De kerk wierd ongemeen verciert, het autaarstuk wierd uijtgenomen en diep in daar nog een autaar in gemaakt, op welke men stelde het beelt van onse L'Vrouw uijt de kast op de kamer met haar best versiercel. Aan weerskanten beelden, levensgroote, knielende, aan d'eene kant St: Elisabeth, de silvere lamp daar middenin, want midden door de kerk boven de communiebank en besijden de klijn autaren waren versierde latten met festonnen, daarop veel pennen met brandende kaarsen. De lijst van t'autaarstuk met versilvert en vergult rankwerk, met corenaeren en druijven op die mannier als de zilvere boog, van t'tabernakel hoog boven den autaar en boven den orgel en langs geremmelte voor t' choor, waren. Weerskanten de beelden waren veersen met groote letters op bortpapieren geplakt, rontom met blomwerk versiert.
folio 244
Zinspeelende de veersen op t'feest en met uijtstekende letters het jaargetal uijtmakende. Dit bleef alttegaar staan tot na t'feest van St. Elisabet.
Na deese vreugde volgde wedrom geen klijn onweer. Met het vieren van dit feest hadden wij afgenomen t'wapen van de voorgenoemde freule, dat boven den autaar, vermits int convent komende, den autaar voor een kerkenpresent vernieuwt hadden en in plaats van dat t' wapen van de Hl Kerk gestelt, dat nu boven St: Franciscusautaar hangt. t'Welk niet onreedelijk scheen, edog haar adelijke famillie nam dit soo kwalijk, dat sij ons met geregt van Cleef daar over aandeeden. t' Convent niet graeg weer wilden ophangen, zijn daar over in proces geraakt. Dat wij verlooren en wel F500 gld gekost heeft, ons leerende met onse groote schade liever wat toe te geven als ligt in proces te treden.
Dit int jaar
1749
in het welk d'Eerw. pater meer verswackten, was genootzaakt een assistent te nemen. t' Welk was d'Eerw. heer N.C. van Oijen, geboortig van Nijmegen. Zijn Eerw liet hem voort preken en cathigiseeren, maar hiel de biegt aan sig zelven. t Welk nog duerde tot kersmis van t' jaar 50.
folio 245
1751
Met 't nieuw jaar biegten wij ook bij d' Eerw. assistent en de siekte nam toe. En om de groote zwakte kreeg d'Eerw vroegtijdig den Hl olij, was een exempel van gedult en overgeven in de wille Gods. Dog zeijde zelfs, als t'Godt hadde behaagt nog wel bij ons hadde willen blijven om ons vorder tot de volmaakthijd te geleijden, terwijls de gemeente ter nu in order en goede rust was. Maar Godt, die zijn arbijd en leijden vroeg wilde beloonen, op den 8 februarij 1751 in een sterke bloedspouwing na middernagt overleden. t' Lighaam wirt int warmhuijs gebragt 6 a7 daagen en door de heer pastoor kolckens met gevolg van alle omleggende priesters met een open kist in de kerk gesteld en met exelente predicatie vereert en sollemneele mis, int' priestergraf geset, niet zonder veel traanen van de geheele gemeente. En wij verloren daar alleen niet aan, maar ook heel Gelderland, waar van zijn Eerw. aartspriester was, seer geleert en bequaam daartoe. Zijn Eerw. liet ons na uijt liefde f 833 gld. Men versogt voort d' Eerw. heer van Oijen onse biegt mogt blijven hooren
folio 246
en een faculteijt, om een pater te verkiesen. Dewelk na een tweede verkiesing op d'Eerw. heer van Oijen is gevallen, die dat ook met liefde aannam, en de zending kreeg op onse L' Vrouw Boodschap voorts ons int' geestelijke en tijdelijke bijstaan de tot de doodt toe.
1752
Onse Eerw.:mater Laurentia de Haan, met haar 16 jaren int convent gekomen zijnde, weesende 41ste int getal, zijnde geweest procuratesse en daar na 22 jaar mater en 50 jaar int clooster, hadde groote begeerte om haar zelven nog eens met dit jubilee aan den autaar des Heeren in de kerk op te dragen. Maar met alle voorgenoemde bittere toestanden, die haar Eerw. met een groote kloekmoedighijd deur gestaan had, kreeg eerst nog een siekte met een verval van kragten, dat wij vreesden haar te verliesen. Edog wiert beter, soo verre dat haar Eerw. het konde doen. Daartoe wiert de kerk weer gestelt in haar versiersel soo als opt 300 ste Jaar, maar men veranderde de beelden van St. Fransiscus en St. Elisabet, die agter in den autaar gestaan hadden in een paus St Sextus in een pauselijk gewaat, en St Laurens
folio 247
als een levit, met een rooster dat magnifiek stont. Ook 3 dagen sollemnel missen met 3 a 5 priesters en ook alle 3 dagen predicatien. En vierende het selve voorts met veel vreugde.
Een maant daarna, op St Simon en Judas, zijnde haar Eerw. geboortendag, wierd wedrom aangetast met een pleuris, daarbij sterke koorsen. Men voorsag haar Eerw. met de Hl Sacramenten. Bij volle verstande en overgeving in de wille Gods overleedt Alderzielendag op den dormter op haare celle. En hoopen met de heele vageviersche schaare ten Hemel is gevaaren. Die suster, die haar Eerw. t' meest had opgepast, kreeg ook de rotkoorsen en stierf ook daar aan den 7 november en nog een werkzuster aan dezelve den 20 dito, soodat wij 3 dobbel in figilieleesen waaren vervallen. Die wij bij beurten tot kersmis op t' choor lasen, maar doen gaven d' oversten permissie de rest bij ons zelven af te leesen. Men versogt opt' alderspoedigste een facultijt tot verkiesing van een mater, en kwam in tijdt van 9 dagen over, dat op den 13, zijnde St Didacus, de verkiesinge geschiede met liefde, en Eendragt. En viel op St Johan na Constantie Hanlo, zijnde geweest 30 Jaaren novicemeesteres, en daarna
folio 248
eenige tijd procurates.
folio249 t/m 254 zijn leeg.
folio 255
[1782]
In het jaar 1782 is ons wegens vrugtbaarhijd nog al voordeelig geweest, maar in andere zaaken een bitter jaar. Eerst is de geut aan de kant van den dormpter aan de zijde van 't kerkhof vernieuwt. Door den ouderdom al eenige jaaren veel leckasien in den trans veroorsaakt, soodat de susters daar bij reegen niet droog konden passeeren, en heeft gekost
aan houdt 48 - 9 - 0
aan spijkers 10 - 0 - 0
kalk en verven 5 - 0 - 0
aan leijen 24 -10 - 0
arbijdsloon 72 -10 - 0
voor nieuw loot en zoldeeren f 235 - 4 -
voort t oude loot af f 153 -13 -
-----------------
f 81 - 31 - 0
------------------
dus zaamen 242 - 0 – 0
Deese gedaan zijnde en onse Eerw. pater M. van Oijen daar saaterdags nog na gaan siende heeft t’ God behaagt zijn Eerw. met een zwaare siekte te besoeken, duerend maar daagen. Sijn Eerw. kon sondaags den H. dienst niet doen, maar wierd door d' oude heer capelaan verrigt. De ziekte nam voorts toe door zware koortsen, waardoor zijn Eerw. buijten staat wierdt van veel zeggen. Nauwelijks dat even een liquidatie geschiede met het convent en zijn Eerw. te kennen gaf op de vragen van Eerw. mater wegens
folio 256
zijn Eerw. begrafenis, zooals die van Eerw. pater van Beest ofwel als Eerw. Potsen. Antwoorde ten deele, want wilde geen predicatie hebben. Voorts bij goede kennis van de Hl Sacramenten voorsien, een exemplaar overgeven in de wille Gods, is op den 9 dag, zijnde den 29 júlij, in den Heer gerust. Tot een aldergrootste droefhijd des heele convents, want zijn Eerw, nu 33 jaren het ampt van ons rectorschap, soo int' geestelijke als tijdelijke getrouwelijk en loffelijk bedient heeft, zig niet meer beklagende als dat zijn Eerw. ons niet meer goed konde doen. want zijn Eerw. ons ongemeen veel bijstant gedaan heeft. Den 5 augústús is het lighaam met groote plegtighijd ter aarde bestelt int gewoone priesterlijk graf. Ter assetensie van alle omleggende priesters, int priesterlijk gewaad, 8 pensionaeren als bruijdjes, in den rouw met brandende keersen, kruijsdrager, takdrager vooruijt, de bouwknegs dragende. De heer pastoor kwam also het lijk afhalen, tot aan de bouwhuijspoort, daar alle de priesters en koster etc wagtende zig daar bij voegende tot in de kerk. De hoogmis met 3 priesters, en de lijkdiensten alle in zang geschiet zijn, door de heer pastoor
folio 257
J. Kolkens. De susteren door groote droefhijd niet wel konnende zingen riepen de priesters na boven, de susters maar zouden stille zijn. Zij zulx voor ons zouden verrigten, dat deftig gong. De priesters hebben hier een deftige maaltijd en belooning gehadt, want zijn Eerw. had daartoe een goede zom voor de heele begraffenis gegeven.
Hier na moesten de susteren denken om een nieuwe herder te verkiesen, waartoe de facúlteijt van de nuncius gekomen zijnde en de heer pastor Kolkens nu al omtrent 30 jaaren onse extraordinaire biegtvader geweest zijnde en van Zijn Exelentie de núncius order ontfangen had, onse geestelijke zaaken waar te neemen, soo wilde Eerw. mater de heer pastoor daar zoude tegenwoordig zijn, om ons de stemmen af te nemen. Daar wierden 3 voorgestelt, waarvan d'Eerw. heer B. Roes, pastoor tot Arnhem ,gekoosen wirdt. De susteren, de deugd en bekwaamheeden van deesen heer, wierd egalelijk verkosen. Zijn Eerw. van zijn kant ook genegen daar toe, versogten wij de zending. Die ontfangen en ook geacsepteert hebbende, soo komt, daar een verhindering. Een priester, kwaat van leven, soekt door de heeren van de regeering zijn
folio 258
zijn pastorij in te dringen, waarom zijn Eerw. tot zijn eijgen leedwesen en d'onse zijn plaats tot zalighijd van zijn gemeente in te houden en ons te bedanken, behoudende altijdt een grootagting voor ons. En wierd daar na genomen voor onse extraordinaire biegtvader.
Ondertusschen viel er nog iets zeltzaams voor, dat de susteren int verlegenthijd bragt. De tijdt was daar om wedrom een mater te verkiesen. d'Eerw. mater Const Hanlo, nu 30 Jaren agtervolgende bediend hebben, zijnde jubilaria, versogt aan de nuncius ontslagen te worden van deese last, en kreeg tot antwoord, dat haar begeerte zoude vervult worden. doordien zijn Exelentie voor alle zijn onderhorige kloosters g'ordonneert hadde, niet langer als 2 maal agtereen mogten gekoosen worden en dan 3 jaar afgegaan, zijnde daarna weer kiesbaar zijn. Men raade al, wat men konde met de heer pastoor om deese resolútie van ons te keeren en terwijl er nu nog geen pater was, dat men d'oude Eerw. mater weer mogt kiesen. Maar daar was geen middel op. Dit moest deur gaan en d'andere cloosters onder zijn Exclenti dit voor ons al hadden ondergaan.
folio 259
De verkiesing gong dan voort op zijn tijdt op den 13 november. En is met meerhijdt der stemmen gevallen op suster M. Aloysia Schaapsman. En heeft deese last moeten opnemen, nu oud zijnde 61 jaeren, noijt procurates geweest zijnde nog haar gemoeijdt hebben met conventszaeken dan alleen met de school. Die haar betrouwen alleen op Godt moest stelle. En d'oude Eerw. mater haar belovende t' assisteeren, die sul ook trouwelijk gedaan heeft, levende met haar en geheele gemeente in liefde en eensaamhijd. Haar Eerw. behielden volgens merite de naam van oude mater.
Om nu wedrom te komen tot de verkiesinge van een pater, daar moest wedrom een nieuwe faculteijt versorgt worden, nadat er nog al een verkiesinge mislukt was. Als wanneer
op aanrading van de heer pastoor ons na Holland keerden en den amplissimus van Holland ons 2 geleerde en godvrugtige mannen aanwees, waarvan, door d' aanprijsinge van brave heeren, ons wierd geraden de heer J.F.J. Goders, op welke dan ook de meerhijd van stemmen viel. Daartoe versogt wierde en, hoe wel zijn Eerw. eenige zaaken hadde, waarom hij kwalijk zijn Eerw. pastorij tot hij ca. nu 12 jaren geweest, konde verlaten, nam het egter aan. Deese keus geschiede den 5 december 1782.
folio 260
[1783]
Na Driekoningen 1783 kwam zijne Eerw. hier om met ons te spreken. Wij zagen voort en zijn Eerw. zeijde t' zelfs een wrak lighaam te hebben. Daarom versogte een clopje, zijn Eerw. dienstmeijd, mede mogte brengen om zijn Eerw. bedeckte kwaalen t' assisteren. Dat toegestaan wierde, vermids t' clopje, die de boodschappen des convents niet pasten te doen, van de vervallen. die anders de patersmeijd trekt, zoude geven 10 gl aan een jonk meijsie, die dan de boodschappen zoude doen en ‘t clopje in de werken wat helpen. Zijn Eerw. kwam voorgoed bij ons de 4 maart, zijnde den derden dag van 40 urengebedt. Zijn eerste intré was voort in de kerk en was bij uijtnementheijdt een godvrugtig man.
Tot deese tijdt is hier nogt gebruijk geweest de coffij en thee te drinken, De susteren deden daar professie op om dit niet te gebruijken nog ook geen chocola of het moest door een algemeene toelating daar in koomen. t' Welke tot heeden ook getrouwelijk is onderhouden. d'Eerw. pater Goders nogtans door aanrading van Hollanse heeren en zijn vrienden liet dit toe. Komende op Assenwoensdag voor’t eerst in de school. De susteren zijn Eerw. daar een copje thee schenkende, gaf
folio 261
permissie aan de schoolsusteren om mede te drinken. t' Welk de mater en oude susteren hoorde, seer aangedaan waren en zijn Eerw. over deese toelatinge niet met de raadsustern daar over gesproken had, gelijk t' hadde moeten zijn. De mater niet wetende wat daar in doen versogt dit te willen uijtstellen, te minsten den Hl. Vastentijd, om ondertussen Godt te bidden en een reglement te beschrijven om alle disorders, misbruijk en breken der cilentium te voorkomen. 't Welk also is geschiet en wierd niet eer als een week of 3 na paaschen op het cappittel door zijn Eerw. afgelesen. En is besloten, degeene die het wilden doen, konden en die niet laten. En terwijl d' ouderen susteren daar seer tegen waeren, soo zijn 5 choor- en 3 werksusteren geweest, die beslooten haar bij haar eerste goede voornemen en de belofte te houden. En 2 jongere choorsusteren hebben ook beslooten zulk noijt te gebruijken. Godt geve t' getal vermeerdere, want t' geene daar meest van beklaagt word, is dat de susteren in die tijdt als t' gebruijk word, plegten veel voor ‘t He. Sacrament te bidden en andre devote oefeningen te doen alsmede profijtige handwerken, dat men – Godt betert – nu soo veel niet siet.
folio 262
Zijn Eerw. versorgte nog de bisschopskamer tot 2 vertrecken voor zijn Eerw. zouden gemaakt worden, t' welk ook geschiet is, omdat beneden voor zijn Eerw. zwack lighaam te vogtig was. Heeft gekost omtrent 200 gl. t' Liet zig aanzien, of zijn Eerw. bij ons seer content zijnde ook beter zoude worden, maar is door een schielijk toeval van een beroerte tussen 1 en 2 august 1783 van ons weg gerukt zonder voor zijn vrienden van zijn Eerw. goederen geschik gemaakt te hebben. Het convent is egter soo geluckig geweest, want kort te vooren had zijn Eerw. 100 ducaten aant convent geschooten, om daar mede lang geborgde rekeningen te betalen, daar bij gevende een brief: soo lang zijn Eerw. leefde daarvan konde disponeeren, maar zonder andre making komende te sterven. t' Convent voor zulk een lief daat nam aan ’s jaarlijks voor de ziel requiem te zingen, rekenende 200 gl voor extra onkosten en 't overige voor de groote en klijne memorie der overledene. Omdat in deese tijdt des jaars een groote hitte was, konde men het lighaam, dat zeer veranderde, niet lang boven aarde houden, maar is op een avond in stilte door de bouwknegten en de heer pastoor, int patersgraf gezet. De cermonien zijn op behoorlijke tijdt daar na gedaan op de zelfde wijze als Eerw. pater van Oijen.
folio 263
d' Eerw- Mater over dit toeval extraordinair aangedaan en met alle deese veranderingen niet al te wel bevinde, sooals t' lighaam van d' overledenne Eerw. pater int warmhuijs gestelt was, na t' zieken-huijs begeven. Viel in een zwaare doodelijke siekte en voorsien met de laatste Hl. Sacramenten. En niemand dogt sij het te boven zoude koomen, gaf ondertussen de zorg over aan d' oude Eerw. mater, die dat met liefde dede. Deese siekte duerde omtrent 33 weeken. In deese tijdt kreegen ook heete coorsen d 'oudste schoolsuster en de novisiemeesteres, soodat de 3 medeprincipale te gelijk int siekenhuijs in den He. Olij lagen.
De heer pastoor J. Kolkens en zijn rector, d' Eerw. heer Peters, bedienden ons in deese tijdt met een ongemeene liefde en alles op zijn tijdt, soodat ten tijde van 3 maanden, dat wij nog geen pater weer hadden, 't minste van de godsdiensten, niet agter is gebleven. Tot verwondering van een ijder, te meer omdat in deese heete tijdt alhier en rontom de heete coorsen en roode loop soo danig grafiseerde, veel mensen daar aan stierven, alhier 4 a 5 op een dag begraven wierden en heele halve dagen uijt waaren om de menschen te bedienen. Godt bewaarde hun en ons convent hier van seer naamkondig,
folio 264
want van de susters niemand heeft gehad als 3 novicie een klijn attaque, die spoedig herstelde; onder de kinderen en juffr. niemandt; int bouwhuijs kregen het eenige, maar is maar een aan gestorven; en de timmerman aan de heete coorsen. Onder alle deese voorvallen moest men evenwel weer een herder verkiessen, welke facultijt gekomen zijnde, wierd met meerhijd der stemme verkooren den geleerde heer Jacobus Som, alsdoen pastoor tot Harderwijk, en is met genoegen bij ons gekomen 2 dagen voor Alderhijligen, door welkers resoluijt humeur de mater verkwickte en vorder herstelde.
[1784]
Deese winter komende tot int jaar 1784 is een extra felle koude en vorst geweest. Egter bleef alles buijten op de velden nog al behouden tot het olij zaat toe. Maar t' ijs los gaande groote hoogtens op elkander geschooven verstoppingen veroorsaakten, kwam zulk een watervloed, en deurbraken der deijcken, dat de heele Betouwe en rontom hier alles onderliep, de stadt van Ceulen een groot end van haar mueren en 80 huijsen weg sleepte, waarvan hier omtrent de meubelen en goederen kwamen aandrijven. Eenige mensen en veel beesten hier en daar verongelukt alle.
folio 265
Daar kwam ook afdrijven op onse stadt aan een ongemeene groote schol ijs, waardoor men vreesde de geheele stadt zoude beschadigt en onderloopen, maar Godt heeft ons weer wonderbaar behoed. De wint draijd om, keert de schol ijs van de stadt af, waar door egter andrewegens deurbraken geschieden tot groote schade van veel mensen, maar tot voordeel van de heele stad. En onse landerijen, waardoor wij het water losten, koren en alle gesaij bijna geen schade leed. En daar is op gevolgt een warme vrugtbare zomer, een goede oost. Het olijzaat, dat wij ook behouden hadden, seer duer is, waarvoor wij maakten 38 en halve gl. En veel menschen verkwickten weer van hun armoede.
[1785]
Het jaar 1785 is een nat jaar geweest, veel regen. Egter den oost nog redelijk binnen gekregen, goede booter en vette slagt beesten. Den 13 november zijnde een nieuwe verkiesing van een mater met meerhijd der stemmen ingekoosen suster M: Aloijsia Schaapman, de winter intredende en voorts
folio 266
[1786]
Int jaar 1786 is een lange winter geweest. Int voorjaar door geduerende invallende vorst het kooren veel geleden, t'olijzaat ten eene maal vervrosen. t' Land weerom moeten bouwen. Met vervolg van 3 maanden droogte zonder de minste reegen, tot groot nadeel ook van de boomvrugten en gras, soodat de beesten op sommige plaatsen als honger moesten lijden. Het vervolg van de zomer guer en nat weer, soodat de vrugten der aarden met groote moeijte en zorg verzaamelt zijn, even soo veel behoudende als benoodigt voor t'huijshouden.
Den 17 augustus stierf ons Aldergenadigsten Souverijn Fredrik Wilhelm, den tweeden koning van Pruijsen, Ceurvorst van Saxen, Hertog van cleef ect ect, met bijnaamen De Grooten, door dapperhijd zijnder daaden verkregen. Tot droefhijd van t' geheele land, besonder van de Rooms Catholijken, die hij seer in de godsdienst mainteneerde, toelaatende te bouwen kerken en de kloosters, die door brant of ongeweerte beschadigt, laatende de godsdiensten en previlegien des kloosters in haar weesen. Zijn broeders zoon heeft voort de regeering aangenomen.
folio 267
Den 17 septemb is zijn zoogenoemde solemnele begrafenisse geschiet en in alle deese landen met het luijden der klocken, s'morgens van 7 tot 8 uren 3 poosen, van 10 tot 11 wedrom 3 en van 2 tot 3 desgelijks. En op de gewoonen tijdt een predicatie van lofreden, t' welk onse Eerw. pater tot roem van een ieder seer loffelijk heeft uijt gevoert, volgens opgegeven tekst: “Feci que nomen quasi unius magnorum, qui celebrantur in terra sparali pomenor.” – “Ik heb u een naam gemaakt soo als de grooten op aarde namen hebben.” (s chronijk 17 v 8).
Int begin van de maant november begon hier voort een sterke vorst bij menschengeheúgen om deese tijdt des jaars soo niet geweest. Wij en meer anderen hadden al ‘t kooren nog niet in de gront en de meeste menschen hadden d' aardappelen nog buijten, die alle vervrooren. in december wiert het doeij en moeij weer, waar mede nog veel rogge is gesaijdt. Godt geve den wasdom.
folio 268
[1787]
Int begin van den jaer 1787 den 10 januarij vervond men, dat de schepershond int bouwhuijs een dolheijdt had, is voort gedoodt en uijt bevreesthijd alle omloopende katte en honden ook gedoodt. Hebben daar vorder geen ongemak meer van gehad. De scheper met de hond omgegaan hebbende heeft 9 daagen eenige remedie, die in voor zorg gebruijkt. Is onverhindert gebleven.
t' Voorjaar was in den beginne seer voordelig. Int laatst van februarij seer warm, oft in de meij was. De ploeg gong wel 14 daegen vroeger uijt als ordinair.
Aan 30 maart is hier een droevig ongeluk geweest, de leijendecker vallende van t' dak onser kerk, door welke val de steenen dieper in de gront zackten. Onse waerde pater ziende uijt de studeerkamer de val, kwam toegeloopen, opheffende zijn hand om de generale absolútie te geven. Bevont, dat hij leefde. Meer anderen, die met de barbier schielijk toekwamen, is door W patershuijs op een stoel na zijn huijs gedragen. En door de barbier gevisiteert zijnde, bevond men geen doodelijke wonden te hebben. Is door Gods hulpe en goede behandeling der barbier en goede lieden heel herstelt en voorts met een week of 6 weer aan ‘t werken geweest.
folio 268.(inlegvel)
[1789]
In dit jaar 1789 den 17 maart, feest van St Joseph, heeft onse heer pastor J. Kolken zijn 50e jubeljaar op d' alderplegtigste wijse met alle omlegende priester gehouden. Pater Tiburtius, concionater van Elten, dede een deftige predicatie daar op tot genoegen van alle. Vorders met een goed tractement en vreugde 2 a 3 daegen geviert. Zijn Eerw. bedogt ons wel, zond een brief met 3 ducaten voor recreatie en wijn en een zooij vis, waermede wij ook vrolijk waeren. Zijn Eerw. was 43 jaeren hier pastoor geweest en 36 jaren ons extraordinaire biegtvader. Int laatst van augustus is zijn Eerw. overvallen van een zwaare siekte. Den 9 dag met volle en overgeven in de wille Gods geestelijk en tijdelijk welbesorgt hebbende, soo wij vertrouwen, ten hemel gevaren. In zijn plaats wedrom gekomen de heer H. Húbers, burgerzoon hier uijt de stadt. Is mede onse extra ordinaire biegtvader gestelt.
folio 269
Onder andere een onser grootste weldoensters, juffrouw Christina Maria Hanlo, geestelijke dogter, die eenige jaeren boven t' siekenhuijs bij ons gewoont hebbende, heeft uijtgedaan en betaalt onse grootste schulden, ons aangekoomen door slegte tijden, opbrengen, processen aangekomen. Daar wij Godt niet genoeg voor konnen danken, want in veel jaere ons convent in zulken goeden staat en min schulden niet is geweest als heeden. Hoope Godt ons verder zal zeegenen en in Zijn liefde en dienst bewaren ten eewige daagen. Haar Eerw. overleede seer godvrugtelijk in den Heere na een beroerte. Daaraan leggende met goede kennis nog 7 weeken, zijnde 19 Februarij 1789, hebbende een deftige begravinge met alle omleggende priesters en maaltijdt in patershuijs en susteren deftige recreatie. Haar weldaden zijn, in de reken- en memoireboeken breder beschreven. Requescant in Pace. Egter blijft t' convent nog in schult van 4000 gulden.
28 april is een noijt gehoorde zaak gebeurt. Eenige dieven of moetwillige hebben s' nags om 12 Uuren, in w patershuijs in de kamer naast de zaal in de glasen gebroken. De trouwe meijd wat hoorende steekt ligt aan, meende dat w. pater op kwam, iets mankeerde. Gong in de saal en vorder in de gang, waar sij hoorde, dat glas viel. Nam d'astrantie en dede
folio 270
met gerugt de kamer open en sag de gaten in de glasen. Sij liep nog voort na buijten om te sien, maar waeren weg, laatende leggen een grote knuppel houts. Men gaf daarvan kennis aan de burgemeester. En ordonneerde de nagtwaeker eenige tijdt zig s' nags aan die kant wat stil zoude houden. Men is voorts niet weer gewaer geworden.
Van Pinxteren tot omtrent Hooge L' Vrouw is men gedúrig in anxt geweest voor een overvloed der wateren over de weijlanden, die geduerig in gevaer waeren. Maar Godt en de getrouwe medewerking der bouwmeester en dienstboden met damme, zijn wij bewaert gebleven. Maar onse naburen veel schade, soodat niet alleen de kooren- en weijlanden onderliepen, maar ook de hooven der menschen de vrugten bedurven, soodatse niets behielden. Een groote armoede veroorsaakte, sooseer dat tot Bemmel 2 huijshoudens van de knegten der brouwer draf haalden om te eeten. Den brouwer dit gewaer wordende, heeft zijn best gedaan, om deese noot te voorsien.
Voorts was nog een redelijke oost, maar zeer weijnig hoij. Dat Godt voorsiende gaf een zagt najaar, dat de melkbeesten tot den 11 december nog in de weij liepen en de paarden tot Nieuwjaar.
folio 271
[1790]
Tredende int jaar 1790. Den 6 januarij op 3 koningen hadden wij een algemeene groote en soete vreugd. Suster Aloijsia Schaapman, houdende plegtelijk het 50e jubilaar, met de cermonien op 't choor, waarvoor een plaats berijd was. Sooals anders voor de bruijden in de kerk, s' morgens t' eerste keer geluijd zijnde en de w' pater in de kerk begon t' choor de Veni Creator. Ondertussen kwam w' pater na boven, zong het gebed. En de bruijdscaars in de hand nemende, kwam w. mater spulmende, daar de bruijd zat en gaf haar de caars in de hand, ging vooruijt, en de bruijd, met 6 jonge bruijdties, 2 met caarsen, 2 stroijen, 2 anderen met de croon op een zilver schoteltie, en proffessiebrieft gelijd tot een bevrijde plaats, alwaar de verdre cermonien al leesende zijn geschied. W. pater haalden vervolgens ons Lieven Heer op 't choor en de bruijd als eerste comuniceerde alleen. En vervolgens de andre na gewoonte. Een beste mis en fraaije predicatie van d' Eerw. pater en die g'eijnd zijnde: “Te Deum Laudamus”. De kerk was ongemeen versiert
folio 272
gelijk ook de pand en refter. de susteren zaten alle aan w. maters tavel, want de tavels wierden int midden van de refter gesteld. Met een woord daar: was een algemeene vreugd en goed genoegen. De bruijd bleef 3 daegen op t' choor met alle bruijdjes zitten, 2 dagen zingende mis, den 3 dag lesende. Daar ware geen vrienden, maar alleen geestelijken, die den 2 dag een deftige maaltijd hadden met eenige omleggende priesteren maar voor een dag. Maar de susteren 3 dagen en daar wierd op 3 koninge briefjes getrocken, dat de w.-mater, oude mater den bruijdt met de novisiemeesteres te beurt viel, soodat wij in dezelve order op de refter en een octaaf in vreugt overbragten. Godt, geeft ons alle d' eewige vreugd.
Dit Jaar is gestorven den Keijser Josephus den 2. Sijn broeder in plaats verkoosen, Leopoldus den .. genaamt.
Dit Jaar zijn wij Godlof redelijk wel gepassert. Een voorspoedige oost, een zagt najaar, soodat den 7 november in de hoven en op kerkhof nog veel bloemen stonden, namelijk angelieren en hebben ook vet geslagt.
folio 273
1788
In dit jaar is een redelijke oogst geweest en niet opmerkelijks voorgevallen. In t najaar waaren de susters wat in verlegentheijd, omdat 15 november de susters moesten overgaan tot verkiesing van een ander mater, doordien sijn Exelensie de Eerwaarde nuntius J: Busca in t jaar 1782 geordineert heeft, dat de maters niet langer als 6 jaare agtereen mooge daaraan blijven. Den dag van de verkiesing dan weesende den 15 november is ons wd pater rector Som geassitteert door de Eerwaarde heer pastor van Huissen op 't choor gekoomen. En nadat ons wd pater een fraaje predicatie gedaan hadde, de stemmen van de susters afgevraagt. Soo is met meerheijd van stemmen verkoose su. Johanna Constantia Hanlo, die voor heen 30 jaare agtereen mater hadde geweest. Deese om haar hooge ouderdom en weesende al 33 Jaar jubilaria bedankte om deese last te aanverden, daar ons wd pater en heer pastor niet veel teegen hadden. En dus was die verkiesing ongedaan en moesten voort tot een ander overgaan. De mater met procuraters gonge van t choor op t celletje om briefkens te schrijven en wiert aan een gegeven en jder bij wd pater sijn stem gebrogt hebbende, soo sijn meerderheijd van stemme geweest en tot mater verkoosen S Christina Beijens, die deese last seer noode aanverden. Sij was bij de 8 jaaren procuraterse geweest, maar
folio 274
of sij sijde daar toe niet bequaam te sijn, daar was niet aan te doen.
Deese mater heeft swaare posten gehadt in haar bediening en veel benauwtheede uijt gestaan, doordien men voorsag een swaar oorlog aanstaande was, en t' rees al 4 a 5 Jaaren door al de 7 provintien al gebroeid hadde tusse princegesinde en patrijotte. En de France de partij van de patrijotte hielden. ‘t Was in Frankrijk bedroeft gestelt: de onderdaane tegen haare koning.
1789
In dit Jaar is hier niets merkelijks voorgevalle, dat verdient geboekt te worde als dat ‘t een extra lange swaare koude winter is geweest, edog is er Godt lof een redelijke oost geweest.
1790
In t jaar 1790 is niet besonders geweest, anders als 2 blaade vooruijt te zien is.
1791
Dit jaar is een redelijke oost geweest en niets besonders. Alswel dat die van t convent in benauwtheijd waaren voor den oorlog, daar men dagelijks in de corante door vernam: droeve omstande die in Frankrijk teege de koning en koninglijke familie uijtgewerkt wierden. Daar groote droeve gevolge van gevreest wierde, want de Nationale Conventie in Frankrijk wilde sig niet begeeven onder eenige magt te staan. Ja, soo gruwelijk, sij erkende geen Godt!
folio 275
1792
Na veel droeve tijdinge, die men door de corante quaam te verneeme. is wel een van de principaale dat de Conventie in Parijs op den 21 januarij deses jaars haaren koning Lodewijk den 16 na veel voorgaande smaat seer schandelijk op t schavot hebben doen onthalsen Over welke tijd alle de kooninge en moogenheede sig hebbe wille wreeken en dus is er een swaare oorlog aangegaan: alle moogentheede gelijk saame teegen Vrankrijk. Jedog al wat men vernam, de France kreege alom de overhand en waare al schielijk Brabant, Breda, Geertuijdenberg en al omligende plaatse in haar magt. En hoe droevig t daar al toeging met bombardeeren en plundere, is niet te schrijve, waardoor een groote vrees ontstont onder de susteren, temeer om dat men vernam dat de France soo qualijk met geestelijke en religjeuse te werk ginge. De religjeuse op een gestelde uur dagelijks na t coor om Godt te bidde om genaade en sijn straffende hand over onse stat en convent te wille inhouden. In t najaar quaam een order van sijn Exelentie de Eerwaarde nuntius, dat al de pristers, ook geheel Holland door, alle daage na de H. mis en na de vesper in de kerk overluijd soude leese de groote kerkelijke litanie van alle heijlige. Dat hier door onse waarde pater ook geschied is.
folio 276
1793
In dit jaar getreeden sijnde waaren de susters niet te min benauwt als t voorige door tgeen men hoorde van die droeve oorlog. Daarbij quaam een groote droefheijd in t convent voor de overste en susters, een saak die in t convent, Godt sij gedankt, noojt voorgevalle is. Godt geeve t nooit meer mag gebeuren.
In t jaar 1779 sijn in onse school 2 pensionaire gekoome, met naame Christina en Debora Sprengeler, gereformeert van religie. Haar suster, die haarlieden hier bestelde. woonde te Suriname. Sijn waare ouderloos, maar hadde nog een stiefmoeder, die haar beijde niet wel onthaalde. Christina, die de outse was en seer wel in haar gereformeerde zekte onderigt, na een jaar in onse school gewoont te hebben siet door de genaade godts haar dooling en wenst niet anders als t Rooms Catolijk geloof te beleijden. De ander, haar suster Debora, was van de selve conditie en wilde ook apsolleut Rooms worden. Dat ook van haar beijde geschied is tot groote vreugt van al de religjeuse. Soodra sij catolijk geworden waare, hielden sij sterk aan om religjeus te worden. Daar de overste nog een jaar of 3 meede getraagt hebbe, omdat men vreesde sij sulks uijt nood begeerde, want vrinde trokke de hand van hun af en t convent wierd voor t costgelt ook niet meer voldaan. Egter t convent, beweegt
folio 277
over hun sijnde, en van goede familie afkomstig, edog soo arm als Jop. hebbe haar beijden uijt liefde in t convent gehoude. En omdat de outse seer instantelijk bleef aanhoude om religjeus te worden, hebbe de oversten haar de plaats vergund en is den 12 meij 1783 ingekleet. De jongste, een ongemak door een beroerte gekreege hebbende en daar onbequaam geworde om religjeus te worde, is in t convent gebleve als kostjuffrouw, uijt liefde om haar in t geloof te bewaare. Naardat de outse, nu Sr Josepha genaamt, haar profesie gedaan hadde en als een goed religjeus in alles hadde gedragen, is sij van de overste in de school als meedemeesteres over de pensionaire gestelt. Daar sij sig eenige tijt ook seer wel heeft gedraagen, maar daarna was sij traag tot de communiedaagen en versogt ontslag aan de overste om smorgens van t coor te blijve. Dat haar toegestaan is de halve tijt, omdat sij t toens wat veel te doen hadde in de school bij gebrek van schoolmeesteresse. Eijndelijk door duijvelse ingeeve en te veel vrijheijd met werelse mense en denkelijk met een geusemevrouw, die toens in t school woonde en veel werk van haar maake, soo is sij, ongelukige Sr Josepha Sprengeler verlaatende haar religjeuse staat, den 7 meij 1795 savons om 10 uuren door hulp van die geusemevrouw haar dienstmeijd met een lader opwekke, vond haar niet te bet. Die meijd gaat binne bij de keukesuster en segt ik kan ma seur Josepha nergens vinde. Die haar antwoort: “Sij sal nog op t
folio 278
coor sijn”. En die gaad voort na t coor en siet of Sr Josepha daar is en gaat voort weer heen. De mater denkt “Wat komt gij hier sien en segt niets?” De mater gaat van t coor af en segt: “Waar komt gij na kijken?” “Ag mater”, segt sij “se konne Sr Josepha niet vinde.” “O”, segt mater, “die sal wel in school sijn.” De mater gaat direct meede naar school, maar vond Sr Josepha niet. Dat aan de mater een overgroote altratie gaf, alsmeede aan alle de susters. Een van de costjuffrouwe die nog te bedde was, hoorde dat Sr Josepha gesogt wird, gaf een groote schreew: “Ag”, segt sij “is Josepha weg? Dan heb ik haar gisteravont om 10 uuren met mevrouw haar meijd sien buijten gaan, mijnende t een ander juffrouw was.” De droefheijd en altratie van de overste en susters was niet om uijt te spreeken en de materse maakte so veel te doen. dat die geusemevrouw en haar meijd den eijgen dag t huijs uijt gonge. De wd pater met de heer capelaan gong uijt om t verloore schaap te soeken, maar niet gevonden. Soo is sij geus geworden en de belijdenis bij de domine gedaan en is in t najaar voor governantte gaan woonen te IJselstijn. Men hoorden veel van haar segge, maar wijnig, dat ons deede hoope dat sij weer soude koomen.
folio 279
1794
Dit jaar is – Godt sij gelooft – een redelijke goede oost versamelt, maar groote vrees was er in t convent, doordien men vernam dat de France sterk avanseerde en over al de overhand kreegen. Besonder als men hoorden in de maand july, dat se al in Luijk waaren geavanseert. De stat was hier en alle omligende plaatse vol van vlugtige pristers en religjeusen. In ons convent sijn 8 religjeuse nonne geweest en 2 pristers in w paters huijs. Die de religijeuse gaf men ider een cel op den dormter, ook wat in de school. Sij hielden coor met onse suster en aaten met ons in den refter. Maar in t laatst van september wierd de vrees soo grood, dat die ongelukkige vlugtige religjeuse niet langer durfde bestaan bij ons te blijven. En vertrokke den 24 september met groote droefheijd, 6 in t getal. De ander 2 met de 7 pristers uijt w patershuijs ook niet langer dervende blijven vertrokke in october. In welke maant hier en omligende plaatse seer veel krijsvolk is gekoomen, daar t convent seer veel swaare inquartieren van heeft geleeden. En moesten al dat volk en seer veel paarde van nodruft en alles versien. Dat waaren Hesise, Hollanders, Hanoverse van dees laatste heeft t convent veel schaade gehadt
folio 280
in ons houtgewas en een eijkenbos. Sij kapte maar voor de voed af, dat sij wilde, sonder dat daar iets teegen kon gedaan worden. De schaade van t houd is geschat op 4460 gulde Holands. In de
maand december, als dees vertrokke, kreegen men kijserlijke in plaats niet beeter als de voorgaande.
1795
t Voorige jaar met veel benauwtheijd doorgebragt sijnde, soot sijn de France den 10 jannuary na veel cermuselinge teege de kijserlijke troepen over de Maas, die door den sterke vrost voor haar een voedweg was geworden, overgekoome, sijnde saterdagavond. Als kijserlijke tuijs quaamen, waarde als woedende honden en moesten sondags heel vroeg vertrekken om te vlugten voor de France.
Op die avond en nagt is veel benauwtheijd uijtgestaan, soo van de burgers als in t convent. In t bouhhuijs waare ’t kijserlijke, die t convent dreijgden, die nagt t heele convent te sulle omhaalen, ten waar sij wijn genoeg te drinken kreegen. De wijn is haar gegeven, soo veel sij eijsten want er geen order was en sij vrij pleundere hadde die nagt. Dat de suster in een
folio 281
groote benauwtheijd brogt. Dien eijgen saterdagavond, als de susters van t coor in den dormter waaren, de mater nog in de trans sijnde hoort dat er soo hart geschelt wort. Soo segt de poortsuster: “'t Is een quaaje kerel, die wil hier in weesen”. Hij klopte op de duur met sulke gewelt. dat men vreesde hij de duur aan stukke soude geslaagen hebben. Waare pater rector was juijst niet in huijs. De meijd was in groot anxst, lamenteerde soo, dat die in t slot gelaaten wierd. De kerel geen gehoor krijgende om ingelaaten te worden, springt over de muur naast de schel op t klijn plaatsje van w patershuijs en slaat daar met furie de glaase aan stukke. t Geen een groote altratie veroorsaakte, want de mater vreesde t heele clooster soude geplundert worden. Die kerel dan in wp huijs sijnde steekt de kaars aan en loopt t huijs door. W paters orlogie, dat juijst op tafel leij, pakt hij meede als ook eenige dingen die in de keuken voor de hand leijden en gaat soo weer weg. Ondertussen komt w pater tuijs. Die met een knegt en de meijd t heel huijs door ginge sien, maar nimand vonde. Soo dat die nagt vol anxt is door gebrogt. En smorgens om 5 uuren, sijnde sondag den 11 jannuarij, sijn sij vertrokken en den
folio 282
selve dag voor middag waaren de France in de stat door de magistraat ingehaalt. Daar men die dag geen overlast in t convent van hadde, als datse bij wd pater braaf wijn hadde gedronken en wilde ook 10 ducaate van t convent hebbe. De procuraters gaf hun soo veel sestalve en sij waare tevreeden.
2 a 5 Daagen daarna quaam t hier soo ongemeen vol, dat de heele school voor hun gebruijk moest gegeven worden, soodat die geruijmt wiert en al dat men kost na binne wierd gedraagen. De pensionaire, die toens maar 9 in getal waaren, hadden haar verblijf op t nieuwe gebouw in de kamer booven t warmhuijs en de schoolsusters op t kamertje daarnaast. De pensionaire quaamen smiddags en savons op den refter eeten, als de susteren gedaan hadden.
De schoolwooning is voor t hospitaal gebruijkt, daar de gequeste en zieken in gebrogt wierden. En daar dikwils meer als 100 gesonden bij. Men moest die al van cost en drank, bedde en lakens en dekens versien. Buijten de aartsteeden, waaren er 3 a 4 cagels soo onder als boove geset daar t convent t stooksel in moest besorgen. Daarbij was t soo een extra koude en lange winter als bij mensegeheuge niet is geweest. En de susteren waaren in groote
folio 283
benauwtheijd, dat de France in t slot soude koome, want sij paseerde door de tuijnen en quaamen aan de deuren en vensters, daar men altoos wagt moest sette, dat er nimant in quaam, want moesten gedulden dat de France in ons bakhuijs op de bleek daagelijks quaame brood bakken. En moesten meester van de binnepoort weese. Dat veel anxst voor de susters was, omdat t bouhuijs ook soo vol France was.
Op ons Lieve Vrouw Ligtmisdag, als de stille dienst uijt was, want wij mogten geen orgel nog klokke nog schel roeren, in die tijt quaam de burgemeester met een Franse heer in wd patershuijs en versogt om een magesijn in t convent te maaken. Dat viel de overste swaar op t hert. De mater voor koomende segt teege wd pater: “Laaten wij de kerk ruijmen. Die niet grood genoeg sijnde t coor daarbij, opdat t slot vrij blijft”. Men ging de kerk besien en t wierd door de heer goedgekeurt. En terstont is al wat los kon uijt de kerk gedraage. Maar niemand heeft gebruijk daar van gemaakt. t Was maar om t slot te doen, maar de goede Godt heeft ons daarvoor bewaart.
Wij hielden ons kerk en coor toens op de spinkaamer en communiceerde daar ook. t Tabernakel met ons Heer stont op de kas over de deur in maters stoofje, want dorve t op de kamer niet te laaten, omdat er somtijts 2 a 3 France in t slot quaamen uijt order van de generaal om t clooster en kooren solders te sien. Al de haver, die daar was, moest haar gegeven worden en moesten selft de haver koopen en extra duur betaalen want
folio 284
hadden niet om te saajen. t Waar al te lang ales te melden, dat in die tijt is omgegaan. Veel anxst en benauwtheeden dag en nagt. En de schaade, die t convent geleeden heeft in t een en ander.
sedert begin van october 1794 tot in maart 1795, is geschadt soo men best kon op 9624 gulde Holands en is ook ingelevert. Of daar wat sal vergoed worden, dat sal de tijt leeren.
In april gaf de Eerwaarde heer pastor Roes, pastor tot Arnhem, als nog magt hebbende van sijn Exelentie de Eerw nuntius consent om de 2 novisies laate profesie doen, doordien men hoopte t meeste gevaar voor ons convent over was. De mater, die om de omstant van de tijt aan haar bediening heeft moeten blijven, deede sterke pooginge om nu ook ontslaagen te worden en dater een ander mater soude verkoosen worden. Maar de susters hebbe soo veel bewerkt door Eerwd heer pastor Roes bij den Eerwaarde sijn Exelentie de nuntius, dat Sijn Exelentieus de Eerwaarde nuntius heeft toegestaan en heeft gorordineert dat de mater nog 6 jaaren in haar bediening als mater moet blijven, soodat er geen nieuwe verkiesing noodig was. Edog omdat de heele gemeente de uijtspraak, van sijn Exelensie bekent moest gemaakt worden, soo heeft de outste suster, nadat de mater in julij 1795 sondags capitel hadde gedaan, en de mater weg gaande van de kamer de gemeente de facultijt voor geleesen,
folio 285
die waarde pater gedeeltelijk in t Holands hadde overgeset.
In dit jaar sijn er seer veel quaade ziektens geweest en van t voorjaar af seer veel mense gestorven. En alles ongemeen duur en schaars, dat geen mens sulks geheugede. Nogtans heeft – Godt sij gelooft – een goede oost geweest. En veel hofvrugten en veel moescruijden sijn der gewassen. Egter was t cooren nog seer hoog in prijs. De rog koste 16 gul t molder, de wijt 18 gul, de garst 9 gul, de boekwijd 8 gul en de haver 9 gulde.
In t najaar waaren de graane nog veel hooger in prijs. En door dien t convent 13 beesten heeft moeten leeveren, moeste de slagtbeeste koopen en seer duur betaalen. En hebbe ook 43 schaapen van t convent moete missen voor de France, dat t convent in groote verlegentheijd brogt om de costganeresse en sustere den nodruft te besorge. Edog met dat al konne wij God niet genoeg looven en danken dat hij ons soo bewaart heeft en dat de religjeuse bij malkander in t convent hebbe moge blijven.
In october quaam de heer pastor van Arnhem met een juffrouw van Nijkerk aan t convent met een aangenaame tijding en was deese: als dat sij lieden verstaan hadden door een brief van Sr Josepha Sprenger, die t convent in t jaar 1793 schandig hadde verlaaten, versogt om weeder int convent als een verlooren soon in genade ontfangen te
folio 286
worden. t Geen van de overste en susteren met veel genoegen is toegestemt, hoewel men vreesde of sulks wel uijt een goede meening en waare bekeering voortquaam, omdat sij aan de wd pater of mater daar niet over eens een brief schreef. Soo is geschied, dat sij seer onverwagt de 18 december 1795 des midags om 12 aan t convent is gekoomen, vergeselschapt met die juffr van Nijkerk, niet sonder groote aandoenig van de overste en sustere en teffens met vreugt, dat t verdoolt schaap op de regte weg weer quaam.
Sij is dan eerst bij wd pater in huijs gegaan en aan sijn Eerwd haar schult bekent en haar berouw getoont. Terwijl was de mater voor om haar in t slot te neemen, want hoe wel t eetenstijt was heeft in t wp huijs niet gebleeve om te eeten. De mater haar inneemende met groote aandoening van weers kanten heeft haar direckt gebrogt op t camertje boove de klok genaamt clopjens kamer. De susters, die haar onder weegs ontmoeten en bij quaame met veel traanen omhelst. Den eijgen dag sond wd pater een expresse na den Eerwd heer amplisimis tot Embrik, maar zijn Eerwaarde kon daar niets van ordineeren, maar moest door sijn Eerw Exelentie de nuntius geordineert worden, wat voor boete de penitent moest doen. Dus is Sr Josepha op die kamer afgesondert van de gemeente gebleeven. Sij kon door t huijs gaan, daar sij weese moest. In de hal ging sij smorgens haar getijden leesen en hoorde daar ook de mis. Op de kamer worde haar eeten en drinke gebrogt.
folio 287
1796
Den 1 januarij bequaam wd pater rector de tijding van de nuntius weegens de boedpleeginge voor St Josepha. t Is seer sagt geweest. Den 2 januarij deede de mater haar t abijd weeder aan en toens is sij savons voor t eerst op den refter gekoomen. Heeft daar haar schult van haar bedrijf met veel traanen bekent en voor t tafeltje bliven sitten en water en brood gegeeten. En is soo voort de jongste geworden aan de tafel, op t coor als novitie een maant lang. In welke tijt sij nog 2 rijsen op de refter water en brood heeft gegeten, als ook op t coor voor t comunibankje voor de mis op sondag publiek haar geloofsbelijdenis gedaan en haar cloosterlijke belofte vernieuwt. Daags daarna in haar exersietie gegaan 8 daagen om haar tot de bigt te berijden en den 2 februarij, onse Lieve Vrouw Ligtmisdag, voor t eerst weer gekomuniseert. Daags daarna is sij van de novicietafel geplaatst bij de coorsusteren. En is de jongste gebleeven op 2 na, die na haar uijtgaan profesie hadde gedaan. De susters, dit niet gaaren siende, dat sij soo verneedert geplaatst was, versogte aan wd pater, die daar magt toe hadde van sijne Exelentie de Eerwaarde nuntius, dat Sr Josepha haar plaats mogt hebbe volgens haar jaare van profesie.
folio 288
dat waarde pater aan de susters heeft toegestaan en dus is Sr Josepha den 20 februarij op haar plaats geset volgens rang van profesie.
Godt geeve haar en ons alle een salige volherding. Dit dient voor onse nakomelinge tot onderrigting, want wij t ook niet wisten, hoe men daar meede moeste doen, indien t ongeluk overkomt dat een religjeus haar clooster verlaat en na de werelt keert, so Godt genaadige en bermertigheijd de gratie doed van weeder tot t clooster te keeren. Soo mag niemant haar aanspreeken dan wd pater en mater. Sij moed een apartement hebbe in alles afgesondert van de gemeente, soo lang tot dat sij van den ban ontslaagen is. En als t soo veer komt, dat sij van den ban geapsolveert sal worden, dan moet sij t abijt van order aan hebbe. En komt dan op den refter voor t tafeltje of op de spinkamer voor den altaar knielende. Alsdan moeten al de susters daar present sijn en sooals de mater de Misereren begint te bidden met de susters, moet sij sig geesele of disiplineen op de arm of been, soo lang dat bidden duurt. Als dat uijt is, komt de wd pater rector of die daar aangestelt is bij haar met coorkleet en paarse stool aan en apsolveert haar van den ban. Dan mag sij onder de gemeente weesen en dan volgt de boedpleeging na goedvinding der overste en nadat se sig schikken.
folio 289
Nog 1796
In dit jaar is den oogst – God sij gelooft – seer wel gelukt en t kooren nog al even duur. Alsmeede alle winkelwaaren, houd en turf. Daar t convent door de schaade, die in t jaar 1794 en 1795 geleede heeft van de krijgstroepen, veel houd en stroo heeft moeten koopen. En nog niets van de schaade en liveranties aan t convent is vergolden, doordien den oorlog nog niet gedaan was.
1797
In dit jaar is den oost redelijk wel binnegesamelt. t Convent heeft veel wijd gehadt, als in 30 jaar niet geweest is. Hebbe daar van konne verkoopen. Maar dat veel teegen viel, was dit, dat alle graane in dit jaar soo goedekoop waaren, dat t convent en andere boulieden weenig voordeel meede hadden.
Onse suster Josepha, die in t jaar 1793 uijt t clooster geloopen is en den 18 december 1795 tot ons aller vreugt weeder binnengekoomen is en in die tijt een stigtig leeven – soo men voor t uijtwendig moest gelooven en nogtans den gevijnden heeft gespeelt – soo den Heer sulks niet langer gedoogde, is t geschied, dat sr Josepha den 6 october 1797 bij de mater in stoof quaam om iets doen intussen. Komt sij met de mater in discoers en sr laat sig eenige reedens ontvalle, strijdig en dat gans ketterij was. De mater daar teegenaan, maar t was al verkeert. Sij bragt al uijt na de calvinisteleer en de mater was seer ontstelt over soo een onverwagte ontmoeting. Die mijnde, dat sij nu een
folio 290
goede religjeus was en sulks van haar noojd hadde gedagt, naardat se bekeert was. Deese saak wierd aan de pater rector door de mater bekent gemaakt, die sig ook over dat geval ontstelde. Lied haar in de tralie bij sig koomen en verbood haar om tot de tafel des Heere te gaan. Na veel reedens met malkander sijde, dat er pointen waaren, die sij bij t aaneeme van ons Rooms geloof nooit gelooft en hadde, want sij gereformeert is geweest en in jaar 1780 hier Rooms geworde is. Maar men mag wel segge in den schijn en om den broode.
De religjeuse dit al weetende die tevoor seer in leevens wijs gestigt waaren, konde niet lijden, sij op t coor of refter meer quaam want waaren er seer in verergert. Soo heeft de mater en wd pater goed gevonde, sij smorgens en al de kerkdienste in hal soude gaan sitte. En dit was van korte duur, want sij brogt al haar boeke, Latijnse en Holandse, klijn en grood, schilderijen, kruijs en al wat na t Rooms leekent, op de spinkamer voor de maters stoof. Dat weer niewe droefheijd voor de mater was, dat daar vindende. Sijn Exelensius de nuntius hier koomende en ander geleerde heeren hebbe de mojte gedaan om haar over te haalen, maar sij wird nog hertnekgier. Om haar van de gemeente heel af te schijden is haar de eerste kamer gegeeven booven op t nieuw huijs bij de trap en terwijl sij uijt t ontrouwe was, hebbe de overste goedgevonden savons de kamer te laaten sluijten. En onder alle godtsdiensten en als de susters aan tafel waaren en op sijn tijt, wierd haar t eeten door de wermsuster gebracht. Eenen geus geweest sijnde, is sij een jodin geworden, leevende na de joodse wet tot hier toe.
folio 291
In dit najaar is hier de sterfte onder t rundvee in t convent geweest. De melkbeesten tuijs koomende van de weij den 21 december gesond en vris. Daags daarna wierd een siek, die gebetert wierd. De andere, tot 14 melkbeeste in getal, sijn gestorven en 4 runders ook gestorven, soo dat t convent maar 2 melkbeest hadde. Om door de voorspraak van de H Moeder Godts verlosing van deese straf te verwerfen, hebbe de susters na de zingende missen op t coor gesongen t antifoon “Hec est precaria”.
t Was een swaare post voor t convent: eerst door de France troepen in t jaar 1795 35 beesten en in de 40 schaapen moete leevere sonder vergelding daar voor te bekoomen. Want moesten al ons booter en melk voor onse swaar huijshouding koopen en t convent was niet magtig om beesten te koopen, want gebeetert was seer duur en ongebeetert dorf men niet waagen, omdat de ziekte nog in omlogende plaatse regeerde.
1798
In jannuarij wierd een brief van de heer overamptman Roijaars aan t convent, uijt order van Domijne Krijskamer, aan t convent gesonden met drijging van swaare executie om binnen 14 daagen de agterstalige weijpagt te betaalen, die door de omstant en oorlog en duuren tijden t convent in onmoogelijkijd had gebragt te konne betaalen. Hierover na veel smeeking om van de
executie bevrijd te blijven wierd t convent niets toegegegeven. Is t convent genootsaakt een request aan den koniglijke regering in te leeveren om consent om eenige morgens lant te verkoopen om de schulde te betaalen. Op dit versoek wierd ons convent een visitater van den koning gesonde, die alles hier opgenoomen heeft en die saak ook goedkeurde. Edog vertrokken sijnde schreef hij aan
folio 292
t convent dat men permisie om te verkoopen soude aan de Gelderse overheijd versoeken. Intusse gaf onse wd pater rector kennis van deese saak aan sijne Exelentie onse pouselijke nuntius, die wd pater antwoorde t convent niets van landerijen verkoopen moogt sonsent van Sijn Hijligheijd de paus van Roomen, die toenstertijt weegens den swaare oorlog niet in sijn plaas was. Dus deese saak na veel koste is ongedaan gebleeven. En die van konings Domijnekamer hebbe t convent niet meer soo swaar lastig gevalle. En men betaalde nu en dan, soo veel de vermoogens toelieten.
Den oost is Godtlof dit jaar redelijk goed binneversamelt, maar alles wat winkelwaar aangaat soo schrikelijk duur, dat bij menseheugenis soo niet geweest is. En dat al door den oorlog, dat er niets uijt Engelant nog uijt zee kon koomen.
1799
In t najaar 1798 in begin december is t hier seer koud geweest en soo sterk aan vriesen gegaan, dat men sijde omtrent Kersmis de koude grooter was als in t jaar 1740. En heeft heel lang geduurd tot in de maand meij nog seer koud.
Daarbij quaam een groote bebenauwdheijd in t convent en in de heele stat. Den 3 en 4 februarij des savons om 9 uuren quaam er soo groote nood van t hooge water, dat men vreesde den dam soude doorbreeken en op verschijde plaatse t water in stat liep. De klok wierd alarm geslaagen savons ten 9 uuren, dat groote benauwtheijd veroorsaakte, dat de dam t niet soude houde. Soo bennen de schaape op den refter gebargt en de verkens op de bakhuijssolder. Den heele nagt was men besig
folio 293
om alles uijt de kelders en laagtens na de hoogten te dragen. En bleeven in groote anxt de dam soude door breeken. Des smiddags, als de susters op de spinkamer aan tafel saaten, edog met weenig lust om te eeten, wierd weer op de klok alarm geslaagen. Aldoen bragt de bouwmeester al de beesten in klooster om op den refter te plaatse. Toens wierde de schaapen van den refter na t bakhuijssolder gebragt en de verkens op t saaltje van t nieuwe huijs. Dat geen klijne omstant te weeg bragt, t is te segge in wat benauwtheijd alles was. De priesters van de stat waare dag en nagt met verset meedewerkende aan den dam. Na verloop van eenige daagen hoorden men veel droeve tijdingen van seer veel doorbraake van dijken, daardoor veel huijsen en mense door t water en ijs weggedreeven en verongelukt sijn, als ook veel vee verongelukt. Bij geen mensegeheugen en is er desgelijke waternood hier geweest. Onse stat en t convent is door Godts genade sonder merkelijke schaade bevrijd gebleeven.
Den 24 februarij, sijnde t vee verder in t bouhuijs geplaatst, hebbe de susters verder op de refter gespijst, sijnde juijst donderdags halfvasten. De duurte en schaarsheijd was seer grood, soo door den oorlog tussen Holand en Engeland, alsook doordien veel landerijen en hooven door t hooge water en eijs bedorven waaren. En door langduurende koude alles seer laat aanquaam voor mense en vee en t hoij schaars en duur. t Winterkooren is voor t convent Godt sij gelooft wel gelukt, t soomerkooren was seer wijnig en nog niet droog tuijs konne krijgen.
folio 294
1800
In dit jaar is niet merkelijks voorgevalle. De oost reedelijk wel gelukt en de graane als ook ander levensmiddelen seer duur.
1801
De oost dit jaar redelijk wel tuijs gekoomen, soo van t eene als t ander. t Convent dit Jaar groote schade geleede met de paarde. Een paart 4 a 5 Jaar geleede is door den boumeester van t convent veruijld en dat geruijlde paart bevonde een quaade droest te hebbe. Heeft al de paarde van t convent met die ziekte aangestooke. Een voornaam meester, die sig uit gaafde de selve te konne geneesen. Edog na veel mediecamente gebruijkt te hebbe, wierden de paarde soo slegt, dat men t werk buijten op t lant er niet met kon gedaan krijge. En hebbe dus de paard tot 10 in getal moete van kant maake en ander 10 moete koopen om t land te bouwen, dat t convent een swaare slag was.
t Heeft de almoogende Heer belieft op den 26 augustus onse seer geliefde waarde pater Jacobus Som na een korte ziekte van ruijm 2 daage uijt dit tijdelijk tot Sijn eeuwig rijk op te neemen, nadat sijn Eerwaarde t convent 17 Jaar en 10 maande loffelijk hadde bedient. Soodat de susters genootsaakt waaren een ander pater rector te kiesen en toen is met meerheijd van stemme verkoose door onse
folio 295
sustere den Eerwaarde heer Johanes Stam, weesende die tijt pastor tot Didam. Sijn Eerwaarde was geboortig van Embrick. En is tot ons als rector met veel liefde ontfange den 15 october 1801. En sijn Eerwaarde heeft den beginne waare blijken getoont van een opregten herder, soo in t geestelijk en tijdelijk ons convents welsijn betragende. Den Heer verleene sijn Eerwaarde een lang en gelukig leeven tot eeuwig ons en tijdelijk welsijn en hierna de eeuwige vreugt.
De leveranties en schade, die t convent in t jaar 1795 weegens den oorlog van de Franse troepen heeft gehadt, t geen bedroeg over de 4000 gul Holands gelt, is in dit najaar aan ons convent afgedaan.
met 1547 - 14 - 0 daar bij t contingent half quyd gedaan
was 632 - 53 - 0
dus same 2180 - 7 - 0
Men hoopte ook voldoenig voor de leverantie geschied aan de Hanoverse en Kijserse troepe wegens deselve oorlog. Edog en nog niets van tot vergoeding geschied.
1802
(Hierna is niets meer opgeschreven)

iconiconicon