Het Bombardement van 2 oktober
OP 1 OKTOBER 1944 BEGON DE SLAG OP DE HEUVEL, WAARBIJ DE DUITSERS PROBEERDEN DE GEALLIEERDEN UIT DE BETUWE TE VERDRIJVEN. OP DIE ZONDAG KWAMEN VIA HET LOOVEER EN DOOR DE STAD HUISSEN NOG TANKS VAN DE NEGENDE DUITSE PANTSERDIVISIE OP WEG NAAR HET FRONT.
DIT WERD WAARGENOMEN DOOR DE GEALLIEERDE LUCHTMACHT. OOK EEN KRIJGSGEVANGEN DUITSER BEVESTIGDE, DAT HIJ VIA HUISSEN NAAR HET FRONT WAS GEKOMEN. BESLOTEN WERD OM OP 2 OKTOBER ROND HET MIDDAGUUR DE DUITSE AANVOERROUTE – DIE DUS PRECIES DOOR HUISSEN LIEP – TE BOMBARDEREN.
TEGEN 12.00 U. OP 2 OKTOBER WERDEN ROND DE 300 ZWARE BOMMEN (500 PONDERS) AFGEWORPEN BOVEN HUISSEN-STAD. MEER DAN HONDERD MENSEN KWAMEN HIERBIJ OM.
BOVENDIEN ONTSTONDEN BRANDEN, DOORDAT KACHELS OMVIELEN. TEGELIJKERTIJD WERD HET ZAND GETROFFEN DOOR ELF VLIEGTUIGEN MET IN TOTAAL 88 BOMMEN.
De Slag op de Heuvel (1-4 oktober 1944)
Op 25 september 1944 gaf Adolf Hitler opdracht aan het Duitse leger om de geallieerden weer uit de Betuwe te verdrijven.
Dat leidde tot een zware veldslag op de Heuvel aan de Bemmelse kant van de Linge.
Op 1 oktober zetten de Duitse troepen de aanval in.
Op de 4e oktober moesten ze zich terugtrekken tot over de Linge en was de slag voor hen verloren.
Duitse tank in een boomgaard |
Bij het begin van het bombardement verscholen de Huissenaren zich in hun (schuil)kelders.
Hier sliepen ze in die periode ook meestal.
Hier een plattegrond van de overvolle schuilkelder van de gezusters Scheerder in de Vierakkerstraat.
Het blussen van een brand in de Helmichstraat op 2 oktober 1944.
Op de voorgrond mensen die met enkele bezittingen de stad ontvluchten.
Een luchtfoto van de RAF van 2 oktober 1944.
Boven de stad Huissen (rechts op de foto) zijn duidelijk de rookpluimen te zien van de branden.
Acht leden van de familie Berendsen verdronken door het vol lopen van hun schuilkelder onder het hoekpand Langestraat-Weverstraat |
“Het is hier ’n hel”
In de morgen van 3 oktober 1944 schreef Willy Janssen:
Huissen, 3 Oct 1944 Lieve Emile, Ik hoop, dat deze brief je bereikt. Het is hier ’n hel. We leven allemaal nog en zitten nu in Malburgen. Ons huis heeft gisteren bij het bombardement ’n voltreffer gehad. We hebben niets meer. We willen nu proberen om de brug over te komen. Welke kant we dan uitmoeten weten we niet. Het is treurig. Als ik je ooit weer terug zie, zal ik je alles wel vertellen. We weten ons geen raad. Bid maar voor ons, ik doe het ook voor jou. Wanneer komt er toch een einde aan deze ellende. We zitten hier midden in de vuurlinie. Er zijn hier mensen die ook naar Utrecht gaan, die zullen deze brief meenemen. Wij waren met het bombardement bij Maters in de schuilkelder. Daarom leven we nog. Van Zaterdag op Zondag hadden we al ’n granaat in de bakkerij gehad. Tonny is net weer naar Huissen geweest. Het is er verschrikkelijk. Jongen, ik kan niet meer schrijven; het is te erg. Ik hoop je nog weer terug te zien. Bid maar veel, alleen God kan ons nog helpen. Dag lieve jongen, je Willy |