Archeologisch onderzoek aan de Burchtgracht
Een aanvulling door Th.H.JANSSEN
Uit Mededelingen, jaargang 7, 1982, nr. 1
Van het Technologisch Laboratorium van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort zijn de voorwerpen van het in 1977 uitgevoerde archeologische onderzoek aan de Burchtgracht bewerkt teruggekomen.
Dit materiaal heb ik indertijd ter reiniging en conservering aangeboden. Het betreft een aantal voorwerpen welke destijds in of rondom de toen gevonden waterput werden aangetroffen, namelijk:
1. een onderdeel, waarschijnlijk afkomstig van een zich boven de waterput bevindende hijsinrichting;
2. een duig van een houten emmer ;
3. verschillende messen of onderdelen daarvan;
4. een verkoperd sierplaatje;
5. enige glasfragmenten;
6. een uit spaanhout vervaardigd deksel van een doos.
De onder de nurnmers 1 en 3 genoemde voorwerpen werden in het onderste vat van de waterput aangetroffen. In deze ton bevonden zich ook nog andere voorwerpen, waaronder een gesmede spijker, waaraan een scherf van een kan was gekoekt.
Daar deze scherf afkomstig was van een kan, welke in de 13e eeuw kan worden gedateerd, mag ook worden aangenomen, dat de onderste ton van de waterput uit de 13e eeuw stamt. De onder 1 en 2 genoemde voorwerpen kunnen dan eveneens in dezelfde tijd worden geplaatst.
De onder 3 tot en met 6 genoemde voorwerpen bevonden zich tussen het 12e en 13e eeuwse aardewerk, dat daar rond de tonput is gevonden.
Alles wijst er op, dat we in het erf van een boerderij uit de 12e en 13e hebben gezeten. Het vondstenpakket wijst er bovendien op, dat er een veestapel is gehouden, waarvan o.a. paarden, koeien,kippen en schapen deel hebben uitgemaakt.
De opgraving leverde nog een bijzonderheid op.
De 12e en 13e eeuwse afvallaag lag nagenoeg direct boven een laag uit de Romeinse tijd (2e eeuw) . Een enkel scherfje uit de Karolingische, misschien wel Merovingische periode, dat tussen beide lagen werd aangetroffen, doet vermoeden, dat dit terreingedeelte in het begin van de 12e eeuw, of wellicht nog.wat vroeger, is afgegraven en dat de grond naar elders is gebracht.
Wellicht kan deze afgraving in verband worden gebracht met de ophoging van de in de nabijheid gelegen Hazenberg, waarin cultuursporen uit de Romeinse tot en met de Karolingische tijd zijn aangetroffen. Na deze afgraving moet het terrein weer in de 12e en 13e eeuw zijn opgehoogd met allerlei huisafval .
De voorwerpen, waarvan ik in het begin gewaag heb gemaakt, kunnen als volgt worden beschreven:
1. Gesmede/gerolde ijzeren buis met ruw omgezette kraag, welke met spijkers op een eiken plankje is bevestigd. Het plankje is in het verlengde van de buis van een gat voorzien. De beide einden van het plankje zijn enigszins afgerond. Waarschijnl ijk heeft dat voorwerp deel uitgemaakt van een zich boven de waterput bevindende hijsinrichting. Zie pag. 22, afbeelding A1 en A2.
2. Duig van een emmer met gesmeed ijzeren beslagdeel, waaraan een hengsel is bevestigd. Hengsel en beslagdeel zijn door twee in elkaar grijpende haken aan elkaar bevestigd. Aan de binnenzijde van de duig bevindt zich op 2.5 cm afstand van de onderrand een 4 mm brede groef, waarin de bodem bevestigd is geweest. Aan de buitenzijde zijn in de duig drie, wellicht vier, afdrukken zichtbaar van de uit ijzer gesmede banden, waarmede de duigen in verband zijn gehouden.
Gemeten aan het gebogen verloop van het hengsel moet de emmer aan de bovenzijde minstens 30 cm in doorsnee zijn geweest. Zie pag. 22, afbeelcËng B1 en B2.
3. Onder de messen of onderdelen daarvan bevindt zich een handgesmeed fors puntig, enigszins binnenwaarts gebogen werkmes. De drie samenstellende delen: het lemmet of snijgedeelte (aan één zijde gescherpt met punt en aan de andere zijde roet verdikte rug) , de versmalde angel waarom het heft bevestigd is geweest en de brug of balans (de overgang van lemmet naar angel) zijn uit één stuk ijzer gesmeed. Om de balans is een sierstrip uit koper aangebracht. Vanwege de dikte fungeerde de balans tevens als heftbeschermer. In het lemmet is aan de tafelzijde (dat is die zijde van het lemmet, dat boven blijft liggen wanneer het mes rechts van en met de scherpe zijde naar de eigenaar toe is neergelegd) een merk ingeslagen, waarvan de voorstelling echter niet meer herkenbaar is.
Zie afbeelding C 1 en C2 op p. 24.
Naast dit mes werd ook een kleiner mes aangetroffen met smalle angel. De overgang (balans) tussen heft en lemmet is zeskantig afgewerkt. Zie afbeelding D op p. 24.
Vervolgens een benen heft. Hiervoor is een bot enigszins in het profiel van een handgreep gesneden en geschuurd, waarbij tevens het merg is verwijderd. Het heft behoort waarschijnlijk bij het onder Cl genoemde mes. Zie afbeelding E op p. 24.
Het volgende mes is een schoenmakersmes. Niet vreemd daar in de onderzoekput ook snippers leer werden aangetroffen. Zie afbeelding Fl en F2 op p. 24.
Als laatste een zakmesje. Op de verdikte rug van het lemmet is een sierstrip uit messing bevestigd. Lengte van het mesje plm. 13 cm. Zie afbeelding G op p. 24.
Tussen de overige uit ijzer vervaardigde voorwerpen bevond zich nog een herkenbare keg. Zie afbeelding H 1 en H2 op p. 24.
4. Het verkoperde sierplaatje is enigszins in profiel geslagen. Aan de achterzijde is met twee kopnagels een reep leer van overeenkomstige breedte bevestigd. Waarschijnl ijk is het een beslagstuk van tas of zadel geweest, waarvan tijdens de opgraving een fragment is gevonden.
De beide randen van de reep leer zijn van stikgaatjes voorzien, zodat moet worden aangenomen, dat het ergens op gestikt is geweest. De sluitkoppen van de nagels, waarmede de strip leer is vastgezet, zijn plat geslagen op twee minuscule messing stripjes. Aan de bovenzijde is in het plaatje een merk of versiering geslagen. Zie afbeelding II, 12, 13 en 14 op p.26 en voor wat betreft het merk onder I5.
5. Onder de glasfragrnenten bevond zich een bodem en een wandgedeelte van een flesje met ruitvormige nappen aan ee buitenzijde. Het glas is donkerbruin van tint. De moge!ijkheid bestaat, het van Romeinse makelij is daar het in de directe omgeving van Romeins materiaal werd aangetroffen. Indien het niet uit die periode stamt, dan is het in elk geval 12e of 13e eeuwe glaswerk. Zie afbeelding Jl (aanzicht) en J2 (verloop van glaswand) op p.26.
6. Het uit spaanhout vervaardigde deksel is samengesteld uit een gesneden plankje (afmetingen 22 x 10 cm) en een hierom bevestigde rand van plm. 3 cm. breedte. Het houtwerk is plm. 4 mm. dik.
Alle van deze opgravingen afkomstige voorwerpen zijn voor geïnteresseerden te bezichtigen in het Kring—documentatiecentrurn ten gemeentehuize tijdens de vastgestelde openingstijden.