Immigranten, handelaren en veteranen in Loovelden?

Uit Mededelingen, jaargang 37, 2013, nr. 1

Door; C.G.Neijenhuis

 

De Limes

Een van de nieuwe wegen in het plan Loovelden in Huissen gaat Limes heten. Velen zullen zich afvragen wat de herkomst is van deze naam en al die andere Latijnse namen in de wijk. Om ze te kunnen verklaren moet je weten dat de grens van het machtige Romeinse Rijk ( ook wel Limes genoemd) ooit door Loovelden liep en dat deze namen verwijzen naar zaken die hier uit deze periode zijn aangetroffen. De Romeinse Rijn, die destijds de noordgrens van het Romeinse rijk vormde,stroomde langs Loovelden en ook toen was het hier al een drukte van  belang. De waarde van de Rijn als grenszone nam vooral toe na de verovering van Engeland, omdat de rivier tevens een belangrijke transportroute werd voor graan van Engeland naar het Romeinse achterland. Hoe weten we nu dat die Romeinse grens langs Loovelden liep?

We weten dat de Romeinen op regelmatige afstand versterkingen (castella) langs de Rijn bouwden om die grenszone te bewaken. Op de zuidoever van de Rijn lag een weg, de Limesweg, die de versterkingen met elkaar verbond en ervoor zorgde dat er snel troepen verplaatst konden worden en natuurlijk dat de troepen bevoorraad konden worden. Een groot aantal van deze versterkingen uit de Romeinse tijd zijn teruggevonden, en aan de hand van de ligging hiervan kon de globale loop van de Romeinse Rijn en de Limesweg bepaald worden. Enige jaren geleden is er in Meinerswijk bij Arnhem een Romeinse versterking (castellum) ontdekt en ook in de Loowaard onder Angeren moet een versterking hebben gelegen. Hoewel beide locaties nog steeds aan de Rijn liggen, wil dat niet zeggen dat de Rijn in de Romeinse tijd ook de loop van de huidige Rijn heeft gevolgd. We weten bijvoorbeeld dat in de middeleeuwen de Rijn langs de stadsmuren van Huissen stroomde. De Limesweg volgde ook niet altijd de loop van de rivier en sneed als dat beter uitkwam de bochten in de Rijn af.

Als we Loowaard en Meinerswijk met een denkbeeldige lijn verbinden, dan weten we dat de Limesweg het huidige Huissen moet hebben aangedaan. Dankzij de resultaten van het archeologisch onderzoek zijn we in staat om de loop van de Limesweg preciezer te bepalen. Van belang is om te weten dat men in de  Romeinse traditie zijn doden begroef buiten de woonplaats aan de uitgaande wegen. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werden bij het uitgraven van een gierkelder aan de Loostraat verschillende Romeinse crematiegraven aangetroffen. Circa 250 meter westelijker vond de Sectie Archeologie van de Historische Kring Huessen langs de Loostraat nog twee begravingen uit de Romeinse tijd.

De verspreiding van de graven geeft aan dat de begravingen zich over een grote afstand uitstrekken. Het was niet voor het eerst dat er begravingen uit de Romeinse tijd in Huissen ontdekt werden. In de jaren vijftig van de vorige eeuw  werd ook al een aantal Romeinse graven aangetroffen bij de bouw van de flats aan de kruising van de Duisterestraat met Stadswal. De Loostraat en de Duisterestraat liggen op de lijn Loowaard-Meinerswijk en lijken vroeger een doorgaand tracé te zijn geweest. Als je het tracé Loostraat-Duisterestraat doortrekt, kom je uit op het huidige Dominicanenklooster. In het een oud kaartenboek van de stad Huissen uit 1586 zie je duidelijk dat het verloop van de Duisterestraat in de richting van het Dominicanenklooster ooit bij de bouw van de stadmuur werd onderbroken.

loovelden1kl

Door archeologisch onderzoek, dat voorafging aan het bouwrijp maken van plan Loovelden, zijn inmiddels langs de Loostraat, buiten het bekende grafveld, ook vier mogelijke woonplaatsen uit de Romeinse periode vastgesteld en onderzoek uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw heeft uitgewezen dat ook op het terrein van het huidige dominicanenklooster al gewoond werd in de Romeinse tijd.

Twee begraafplaatsen en vijf plaatsen waar gewoond werd in de Romeinse periode, allen gelegen op de lijn Loowaard-Meinerswijk, dit kan geen toeval zijn en men neemt aan dat hier in de Romeinse tijd het Limestracé heeft gelopen. Door het fragmentarisch onderzoek heeft men de Limesweg nog niet vastgesteld maar dat dit niet altijd eenvoudig is bewijst een onderzoek in het Wateringse Veld in de gemeente Den Haag. In 1996 werd hier over een grote afstand een Romeinse weg met vier Romeinse mijlpalen als een kaarsrechte lijn teruggevonden, maar zonder een enkel spoor van verharding, onderhoud of gebruik. Niet uitgesloten moet worden dat de Limesweg onder de Loostraat of ten noorden hiervan in de wijk Zilverkamp ligt.

De nederzettingen

loovelden2kl

 A t/m B Romeinse nederzettingen en grafveld (B) in Loovelden. De donkere strepen zijn de opgravingsvlakken tot medio 2012. Duidelijk is te zien dat er slechts een klein deel van het areaal is onderzocht.

Sinds 2001 is er in Loovelden onderzoek verricht in de nederzettingen en het grafveld. De oorspronkelijke vier gespotte nederzettingen die men aanvankelijk had vastgesteld, bleken uiteindelijk drie nederzettingen. Twee afzonderlijke vindplaatsen maakten, zo bleek bij nader onderzoek, deel uit van één langgerekte nederzetting. Van één nederzetting is vastgesteld dat die nog verder doorloopt in het stuitbos tussen Huissen en Arnhem.

De nederzettingen zijn gelijktijdig bewoond geweest; ze moeten dus gezien worden als een soort lintbebouwing op de hoger gelegen oeverwal langs de Loostraat. De nederzettingen zijn duidelijk pas in de Romeinse tijd ontstaan en waarschijnlijk na de definitieve inrichting van de Limes rond 70 na Chr. De nederzettingen zijn globaal bewoond geweest van de eerste tot en met de derde eeuw. Er zijn echter aanwijzigen dat er ook in de vierde eeuw nog gewoond werd.

loovelden3
Gesleten en deels afgebroken  hak  met inscriptie  >.T.F.  de eerst letter is een omgekeerde C een Centuriateken  dat verwijst naar een legereenheid . De  T.F. is een afkorting van de naam van de centurio . Eeen centurio is  een functie in het Romeinse leger


Alles wijst erop dat de stichting van de nederzettingen een nauw verband heeft gehad met de militaire ontwikkelingen in het gebied. De omvangrijke met militaire precisie aangelegde greppelstructuren doen de militaire bemoeienis bij de aanleg van de nederzettingen vermoeden. De ligging aan de Limes zou het deels militaire karakter van de vindplaatsen kunnen verklaren.

Niet duidelijk is geworden welke rol de nederzettingen en hun bewoners hebben gehad langs de Limes. Men gaat ervan uit dat men langs een dergelijke strategische route alleen kon wonen met instemming van de Romeinse machthebbers en dat dit voorbehouden was aan goede relaties.  Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat we hier te maken hebben met een militaire wachtpost. Een stationes (tussenstation) voor de troepen is in verband met de nabijheid van de castella van Meinerswijk en Loowaard niet aannemelijk. De nederzettingen lijken geen surplus aan agrarische producten te hebben voortgebracht. De productie lijkt vooral gericht op zelfvoorziening. Naast lokale graansoorten was er ook sprake van import (tarwe, walnoot en vijg). Er zijn ook geen aanwijzingen dat de nederzettingen een bovenregionale functie als marktplaats hebben gehad.

Traditionele bouw

Het archeologisch onderzoek door de instituten heeft 235 fragmenten van Romeins bouwmateriaal opgeleverd. De Sectie Archeologie van de Historische Kring Huessen heeft een vergelijkbare hoeveelheid verzameld. Het merendeel van de fragmenten was afkomstig van tegula (dakpannen). Voor alle stukken geldt dat ze zeer fragmentarisch waren. Dit zou kunnen betekenen dat het materiaal secundair is gebruikt en al als fragment is aangevoerd. Er zijn tot nu toe geen aanwijzigen voor monumentale bouw met een dekbedekking bestaande uit tegula. Gezien het militaire karakter van de vindplaatsen en de nabijheid van de Limes is dit opmerkelijk. De verwachting is dat de gebouwen vooral op de traditionele wijze gebouwd zijn zonder dakpannen

Er waren tot nu toe weinig plattegronden van huizen gevonden. Dat kan te wijten zijn aan het fragmentarisch onderzoek. De levensduur van een traditionele houtbouw is circa 40 jaar. Gezien de periode van bewoning zou er dus een groot aantal huisplattegronden aanwezig moeten zijn. Er zijn echter tot nu toe alleen erfgreppels en plattegronden van spiekers, een soort voorraadschuren op palen, vastgesteld. Men veronderstelt dat men in het onderzoek vooral op toenmalige achtererven is bezig geweest. (Bij het meest recente onderzoek in 2012 zijn pas voor het eerst huisplattegronden ontdekt. C.N.) De onderzoeken in het plan Loovelden lichten slechts een tipje van de sluier op. Veel vragen blijven onbeantwoord omdat het onderzoek slechts fragmentarisch is geweest, men moest zich bij het onderzoek beperken tot het maken van onderzoeksleuven en slechts een klein deel van de sporen kon onderzocht worden.

Welstand

loovelden4kl

In de nederzettingen is nagenoeg geen inheems aardewerk of andere materiaal van inheemse oorsprong gevonden. Van het gebruikte aardewerk was 97% elders in het Romeinse rijk gemaakt volgens de Romeinse traditie en vormen.  Men importeerde voedsel en aardewerk en men bezat sieraden; de vondst van graffiti op aardewerk en twee zegeldoosjes geven aan dat men kon schrijven.

Ring van gemaakt van git met een afbeelding van negroïde kopje, Git is een delfstof die maar op een paar plaatsen in Europa wordt gevonden. De ring is uniek , er is geen tweede exemplaar bekend. De ring is niet erg draagbaar,dergelijke ringen werden soms speciaal vervaardigd om mee te geven als grafgift.

Een fragment van een Romeins godenbeeldje betekend dat de bewoners hun heil ook bij de Romeinse goden zochten. De bewoners hebben duidelijk geleefd volgens de Romeinse tradities. Een aantal luxeobjecten die schaars zijn voor rurale nederzettingen zijn in de nederzettingen in Loovelden, wel voorhanden geweest. Het bezit van geïmporteerde zaken, voedsel, sieraden, de omvangrijke grafmonumenten met grafheuvels (onderzoek 2012, nog niet gepubliceerd) duiden op een zekere welstand. De grafmonumenten, niet zelf geproduceerde goederen en geld zijn een indicatie dat de bewoners van de nederzettingen daar wat tegenover gesteld moeten hebben.

Economie

In het rivierengebied was geen sprake van uitgebreid grondbezit en dus ook niet van een elite die rijk was geworden door agrarische producten te verbouwen voor een grotere markt. De regio zelf was nauwelijks van economisch belang. Het enige “surplus“ van betekenis dat de oorspronkelijke bevolking produceerde, was waarschijnlijk de rekruten voor de hulptroepen. Als er geen aantoonbare surplus aan landbouwproducten was, dan is mogelijk het leveren van diensten en goederen een bron van bestaan geweest.

Het gebied was belangrijk om militair-strategische reden: de aanwezigheid van een verdedigbare Rijn die tevens een belangrijk transportkanaal vormde. De bevoorrading van het Romeinse leger liet men niet aan de vrije handel over, maar waarschijnlijk is er sprake van handelaren en transporteurs die speciaal in dienst waren van het Romeinse leger. Granen werden aangevoerd vanuit goed georganiseerde landbouwbedrijven uit het zuiden of uit Engeland. Vee werd plaatselijk gekocht of als tribuut gevorderd aan de overzijde van de Limes.

Het ontbreken van hoornpitten en staartwervels van runderen in het onderzoek kan worden gezien als een indicatie voor het villen van runderen en het afvoeren van de huiden omdat deze delen aan de huid bleven zitten. De aanwezigheid van paardenresten gecombineerd met de aanwezigheid van jonge dieren wordt ook wel gezien als een aanwijzing voor het fokken van paarden. Het voorkomen van paardenskeletten met een schofthoogte van 140 en 151 centimeter wijst erop dat het geen inheemse paarden betrof.

Bekend is dat een militaire eenheid kon beschikken over een stuk land dat met de Latijnse naam “prata” (weiden) werd aangeduid. In een prata vond je nederzettingen, boerderijen en ambachtelijke bedrijven. Het gebied had een bescheiden landbouwproductie die gericht was op zelfvoorziening en diende daarnaast als voorraadpunt voor aangevoerde en geproduceerde producten en levende have. Het beheer van de functies hierbinnen werd meestal gedelegeerd. De metaalvondsten uit het onderzoek weerspiegelen  ambachtelijke en handelsactiviteiten, maar wijzen ook op de aanwezigheid van een militaire component. Het militaire materiaal wijst waarschijnlijk op de aanwezigheid van soldaten in de directe omgeving van de vindplaats of zelfs in de vindplaats

De bewoners

De inheemse bevolking, de Bataven, hield zich voornamelijk bezig met veeteelt en zij ontleenden ook hun status aan de grootte van hun veestapel. Zij verbleven bij hun vee in de landelijk gelegen nederzettingen. Deze nederzettingen hebben een lange historie en de bewoning loopt door van de prehistorie tot in de Romeinse tijd. Hun gemengde bedrijf leverde net genoeg om in eigen behoefte te voorzien en meestal niet meer dan dat. Men was niet bereid om huis en haard te verlaten voor een maatschappelijke loopbaan. Ook bij Nijmegen als de stad van de Bataven waren voor zover we weten geen Bataven betrokken bij publieke functies. Van de twee raadsleden die we kennen van Nijmegen, weten we dat het geen Bataven waren, maar handelaren die normaal gesproken niet tot deze functie werden toegelaten.

Het ligt niet voor de hand dat er net na de Bataafse opstand, rond 70 na Chr., met hulp en instemming van de Romeinse machthebbers, nederzettingen met Bataafse inwoners langs de Limes zijn gesticht. Als er sprake is van een “prata” met de geschetste voorzieningen dan ligt het voor de hand dat het geheel onder militaire regie stond maar dat de bewoners ook een bepaalde vrijheid van handelen hadden. Met de bewoners bestond een vertrouwensrelatie en het vermoeden bestaat dat het een gemêleerd gezelschap betrof dat weinig banden had met de lokale bevolking maar uit hoofde van de gedelegeerde taken meer binding had met het Romeinse leger of er zelfs ooit in gediend hadden. Een dergelijke aanname lijkt goed aan te sluiten bij de resultaten van het onderzoek. Als we op basis van deze aanname een profiel moeten schetsen van de bewoners dan moeten we eerder denken aan immigranten, handelaren en veteranen.


Literatuuroverzicht (chronologisch)

Legerboick en register der Rentmeistereien Huessen

Gelders Archief Domeinadministratie

J.E. Bogaers; Opgravingsverslag Hazenberg, 1951. Niet als zodanig gepubliceerd

Willem J.H. Willems; Romans en Batavians A Regional Study into the Dutch Eastern River Area, I Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Jaargang 31 1981

C.G. Neijenhuis; Opnieuw Romeins graf aan de Loostraat. Mededelingen Historische Kring Huessen, Jrg18,1993, blz 52-57

Tilman Bechert en Willem J.H. Willems; De Romeinse Rijksgrens tussen Moezel en Noordzeekust. Matrijs, 1995

C.G. Neijenhuis; Huissen van Prehistorie tot middeleeuwen. Bijdrage tot geschiedenis van Huissen XIV(2002) Historische Kring Huessen 2002

C.G. Neijenhuis; Ulpius Quietus een “Huissense Romein”. Mededelingen Historische Kring Huessen, Jrg21,1996,  blz 156-159

Miel Schurmans; Twee nederzettingen op de grens van het Romeinse Rijk. Opgraving Huissen Loostraat-Zuid. ACVU Archeologisch Centrum Vrije Universiteit Zuid-Nederlandse Archeologische Notities nr. 139 2008

Antony Kropff; Forum Hadriani. Een aanzet tot Urbanisatie? Westerheem 3, jaargang58- juni 2009, blz. 98 tm 111

W. Roessingh en E. Blom; Boeren of reizigers langs de Limes bij Huissen Rapport 1569 ADC Archeoprojecten,. mei 2011

W. Roessingh; Huissen Loovelden rioolsleuven. Rapport 2565 ADC Archeoprojecten, januari 2011

Plangebied Loostraat-Zuid te Huissen Een archeologische kartering en waardering, Raaprapport 759

IIII M.P. naar M.A.C. Romeinse mijlpalen en wegen. Haagse Oudheidkundige Publicaties nr 8. Afd. Archeologie Dienst van de Dienst Stadsbeheer van de Gemeente Den Haag