De studiereis naar Ceský Krumlov
door DR.E.SMIT en DRS.J.H.F.ZWEERS
uit Mededelingen jaargang 7, 1982, nr. 5
Nadat Brandenburg en Palts Neuburg in 1614 de Kleefse erflanden voorlopig onder elkaar hadden verdeeld, kwam een einde aan het gezamenlijk bestuur, dat vijf jaar geduurd had sinds het uitsterven van het Kleefse hertogelijke huis in 1609. Johann Sigismund van Brandenburg nam echter een groot aantal verplichtingen op zich, die hem handen vol geld kostten.
De keurvorst zag zich dan ook genoodzaakt orn aanzienlijke sommen geld te lenen teneinde zijn tekorten te dekken (1). Deze politiek werd door zijn zoon Georg Wilhelm (1619-1640) voortgezet.
Keurvorst Georg Wilhelm had een onbegrensd vertrouwen in de Kleefse stadhouder Adam Graf von Schwarzenberg. Hij verschafte verschillende malen geld aan de keurvorst. Op 19 september 1633 leende de graaf aan Georg Wilhelm maar liefst 156.000 Reichstaler, waarbij Schwarzenberg Huissen in onderpand verwierf. Vanaf dat moment - tot zijn dood in 1641 - was Adam von Schwarzerberg de hoogste bestuurdervan Huissen. Na zijn dood werd Huissen bezet door de nieuwe keurvorst Friedrich Wilhelm (1640- 1683).
De keurvorst betaalde echter de 156.000 Reichstaler niet terug met als gevolg, dat de nieuwe graaf, Johann Ado!ph, een proces tegen de keurvorst aan spande. Pas in 1649 kwam het tot een overeenkomst tussen Friedrich Wilhelm van Brandenburg en Johann Adolph von Schwarzenberg. Huissen bleef 8randenburgs (2).
De voorbereiding van de reis De eerste aanwijzingen over de verpanding van Huissen aan Schwarzenberg werden in het Hauptstaatsarchiv te Düsseldorf aangetroffen. De aldaar aanwezige archivalia. hebben echter alleen betrekking op de verwikkelingen tussen Friedrich Wilhelm en graaf Johann Adolph (3). In Düsseldorf is echter ook een microfilm aanwezig uit het "Statni Oblastni Archiv" in Trebon (C.S.S.R.), waarop ook opnamen van akten betreffende Huissen voorkomen. Het was deze microfilm, die ons op het spoor bracht van de verblijfplaats van het familiearchief Schwarzenberg.
In september 1981 werd begonnen met het inwinnen van informatie bij de Tsjechische ambassade, waarna op 25 maart '82 toestemming werd verkregen om het archief te raadplegen. Het bleek te zijn ondergebracht in het voormalige stamslot van de Schwarzenbergs in Cesky Krumlov. Nadat we in september een visum hadden gekregen, stond niets een bezoek aan Cesky Krumov meer in de weg.
De reis
Op vrijdag, 15 oktober vertrokken we per trein naar Praag,waar we op zaterdagavond arriveerden. Op zondag hadden we een ontmoeting met Georg Freiherr Pavlovsky. Hij gaf ons nog een aantal waardevolle tips alsmede een introductie bij Karl Fürst zu Schwarzenberg, die in Wenen woont. Volgens Pavlovsky beschikt deze ook over een gedeelte van het familiearchief en hij achtte het dan ook raadzaam met hem contact op te nemen. Op maandag, 17 oktober reisden wij door naar Cesky Krumlov, alwaar we tot en met vrijdag ons onderzoek konden verrichten.
De resultaten
Mede dankzij de zeer bereidwillige medewerking van het hoofd van Statni Oblastni Archiv, de heer Záloha, heeft het onderzoek zeer veel resultaten opgeleverd.
Bij aankomst op het archief bleek, dat de heer Záloha reeds een groot aantal stukken voor ons klaar had liggen. Naast een groot pak met correspondentie uit de periode 1633-1641 waren ook de verschillende verpandingsoorkonden onmiddellijk ter beschikking. Nadat dit materiaal was bestudeerd, moest echter worden geconcludeerd, dat er niets over de afwikkeling van de pandschap - dus over de periode 1641 - 1649 - aanwezig was.
Desgevraagd ging de heer Záloha nogmaals op onderzoek en uit het materiaal, dat toen ter beschikking werd gesteld, kwam een dusdanige hoeveelheid stukken te voorschijn, dat het reeds aanwezige kwantum werd verdubbeld.
Momenteel worden de door ons geselecteerde archivalia op microfilm gezet. De - naar schatting - 1000 opnamen zullen waarschijnlijk in december of in januari arriveren. Dan is het mogelijk om de periode 1633- 1649 goed te gaan bestuderen. De desbetreffende periode behoort dan tot één van de best gedocumenteerde uit de Huissense geschiedenis.
Hoewel tijdens het onderzoek in Cesky Krumlov nauwelijks tijd over was om de archivalia te bestuderen, kan globaal toch wel worden gezegd, dat een schat aan gegevens is aangetroffen. Het gevonden mater iaal is, voor wat de periode 1633-1641 betreft, enig. Wat het tijdvak 1641-1649 aangaat, sluit het uitstekend aan op de gegevens, die reeds in Düsseldorf, Marburg (Hessen) en Wenen zijn gevonden.
NOTEN:
1) Zó leende hij in 1616 100.000 gulden via Pieter Hoefyser uit Amsterdam. Over de vérstrekkende gevolgen van die lening - óók voor Huissen - is geen of nauwelijks literatuur voorhanden.
2) Statnî Oblastni Archiv Cesky Krumlov. Familienarchiv Schwarzenberg. Abgekommene Besitzungen. Laden 61,IAb 9i.Huissen. inv .nr. 324 en 325.
3) Hauptstaatsarchiv Düsseldorf. K.M.A. inv. nr. 339.