De slag bij Angeroyen
uit Mededelingen jrg 3, nr 1 (1977)
Terwijl Jaarlijks — op Huissens gebied — het felt wordt herdacht, dat in 1502 de Gelderse belegering van de stad Huissen een fiasco uitliep, is mij steeds niet helemaal duidelijk geworden, waar en hoe Karel van Gelre verslagen werd. Uit de bronnen is wel algemeen duidelijk geworden, dat niet de belegeraars werden verdreven, maar dat een aanval op een Kleefs ontzettingsleger "aen die Angelroise gemeinte" tot het overhaaste vertrek van de Geldersen leidde.(1) In het volgende verhaal wil ik proberen de plaats te bepalen, waar 's hertogen nederlaag zich voltrokken te beschrijven, hoe deze gebeurtenis verliep.
I. Plaatsbepalinq.
Het verhaal van de slag bevat drie duidelijke plaatsaanduidingen, namelijk de plaats, waar het Gelderse leger de IJssel overstak (Iseloort) , de plaats, waar de Kleefsen lagen (Pottingshuys) , en de plaats, waar de slag werd geleverd (Die Angelroise gemeinte) .
Omdat duidelijk is, dat de slag "aver" (aan de overkant), in de Lymers dus, plaatsvond, is het voor de hand liggend bij het zoeken naar de benamingen onze overburen te raadplegen.
Die Angelroise gemeinte of juister de Angeroyense gemeente ontleent volgens de Lymerse historicus A.G. van Dalen haar naam aan de waard Angeroyen. Letterlijk betekent dit Angers eiland. Angeroyen was een waard, die in de twaalfde eeuw of eerder voor Angeren in de Rijn ontstond en waaronder een groot gebied viel , dat destijds nog op de Betuwse oever lag.
Hiertoe behoorde ook het huidige Loo. Angeroyen en Loo vormden samen één buurgemeenschap. Deze gemeenschap moet in de dertiende eeuw door rivierverlegging op de Lymerse kant terecht zijn gekomen.
Het eigenlijke Angeroyen verdween in de Rijn, maar wat bleef was de benaming voor de gemeenschappelijke weiden, de uiterwaarden: "Angeroyensche ader Lohesche gemeinte". (3) Kortom, wat ons verslag "die Angelroise gemeinte" noemt, zijn de uiterwaarden ten zuiden van Loo.
Iseloort of, zoals het nu heet, IJsseloord, is de enige nog bestaande benaming. (4) Bij IJsseloord lag destijds de splitsing van Rijn en IJssel, welke door natuurlijke omstandigheden zó was, dat de Rijn eerder een aftakking leek dan de IJssel. (5)
Pas in de jaren 1773—1775 kwam door het graven van een kanaal door de Pley een nieuw aftakkingspunt. (6) .Het IJsseloord van 1502 moeten wij ook iets zuidelijker denken dan de (latere) schans IJsseloord, namelijk precies bij de splitsing, noordwest van de Pley.(7)
Pottingshuys levert, waar dit kennelijk een naar de bewoners genoemd woonhuis is, de meeste problemen op. Toch is ook hier uitsluitsel te geven. Aangezien het verslag van 1502 de benaming zonder verdere mededeling geeft, moet het een huis zijn geweest, dat al min of meer vast een historisch gegeven was geworden, zoals we in Huissen namen als Giebensland en Schalkshofstede kennen.
Op de ambtskaart van de Lymers (8) (fol. 31), waarop de Huslarij en het Leuffense Veld staan weergegeven, komt het huis voor van Micharis Püttinck.
De naam Micharis Potting/Pötting komt — als dijkbode — in de Lymerse archieven meermalen voor. Ook al is de ambtskaart van 1735, het is zeer waarschijnlijk, dat dit het Pottingshuis van 1502 is.
Het huis ligt niet ver van de Rijn, van Groessen. Tegenwoordig is in het landschap er niets meer van te kennen. (9)
Met dat al zijn — plaatskundig — onze problemen opgelost. Karel van Gelre kwam uit het westen bij IJsseloord de IJssel over. De Kleefsen lagen ten zuiden van Groessen en men trof elkaar logischerwijze daar tussen bij Angeroyen of, zo men wil, ten zuiden van Loo.
II. De slag.
In de nacht van 25 op 26 Juni 1502 stak een Gelders leger order aanvoering van Karel van Gelre zelf bij IJsseloord de IJssel over. Dat was dringend nodig, want vanuit het oosten was een Kleefs leger in aantocht om de stad Huissen, die sedert 29 mei werd belegerd, te komen ontzetten.
De Klevenaren waren per schip gekomen, dat zeggen de bronnen, zowel de Duisburgse kroniek van Johan Wassenberch (10) als de Geldersche Geschiedenissen van Arend van Slichtenhorst (1l) .
Waarom het ontzettingsleger niet in de Betuwe, .maar in de Lymers landde, is niet duidelijk geworden. Een feit is in elk geval, dat het Kleefse leger bij Pottingshuys ten zuiden van Groessen lag.
De Kleefsen wachtten het Gelderse legers dat volgens één bron 1500 man teide, (12) niet zonder meer af, maar legden - kennelijk in de Angeroyense waard — een hinderlaag. Het Emmerikse deel van het leger stelde zich op waardoor de Geldersen een gemakkelijke overwinning dachten te halen.
Maar toen kwamen Wezelse en Reese troepen met 700 ruiters onder Rabanus van Buren in de strijd. (13) De eersten hadden een kanon meegebracht, de Bonte Koe (14) , kennelijk het stuk geschut, dat in het Huisgense verslag "een kartouwe" (15) heet.
Daarmee schoten zij op de Geldersen. Dat leverde een groot aantal doden op hoewel men zich van de uitwerking van een zestiende-eeuws kanon niet teveel moet voorstellen. Belangrijk was vooral de paniek, waardoor in het nu volgende man op man gevecht de Kleefsen voordeel hadden.
In de paniekerige vlucht van de Geldersen viel Karel van Gelre in handen van Emmerikse soldaten. Een Moor, die bij het Gelderse hof hoorde, hielp de hertog echter over de Rijn te ontsnappen.(16)
Wel brachten de Emmerikse strijders het paard van de hertog in triomf naar hun stad. (17)
Minder fortuinlijk dan de hertog waren vele van zijn ondergeschikten.
DE SLAG BIJ ANGEROYEN
Enkele werden door de Kleefsen gevangen Het Huissens verslag spreekt over 300 (18) , het lied op beleg en ontzet van 500 (19) .
Geen cijfers zijn bekend over het antal doden. Een eigentijdse Kleefse bron spreekt over 200 doden, die bij het beleg van Huissen en de slag bij Angeroyen tesamen zouden zijn omgekomen.(20)
En gaat dat natuurlijk maar over één kant, de Kleefse overwinnaars.
III.De gevolgen.
De Gelderse troepens die de stad Huissen ingesloten hlelden, hadden van over de rivier de slag kunnen volgen. Toen zij zagen, dat het Gelderse leger bij Angeroyen op de vlucht ging, wachtten zij niet een Kleefse aanval af, maar verlieten in paniek hun posities.
Zelfs namen zij niet de tijd om hun geschut en voorraden in veiligheid te brengen. De Klevenaren hadden aldus een makkelijke en rijke buit. De opsomming loopt in twee verslagen nogal uiteen.
Feit is in elk geval, dat minstens zes en misschien zelfs acht stukken geschut verloren gingen voor hertog Karel van Gelre, die toch al zo'n moeite had om zijn artillerie te betalen.
Ook lichte wapens, buskruit en proviand worden ais buit opgesomd. (21)
Na het ontzet van Huissen konden de Kleefsen naar hartelust in het offensief gaan.
Nog in hetzelfde jaar veroverden zij het slot Keppel , wonnen een slag aldaar en trokken plunderend door de Over-Betuwe.
Bij Elden leverden Geldersen en Kleefsen vervolgens weer een slag, die voor de laatsten een nog groter succes werd dan die bij Angeroyen.(22)
Na dat alles zai Karel van Gelre zijn aanval op Huissen wel hebben betreurd.
DR E. SMIT
NOTEN
1. J. H. Hofman, Beleg en ontzet der stad Huissen. In: Bijdragen en Mededelingen van "Gelre" (1899), pg. 325-326.
2. A.G. van Dalen, Angeren of Angeroyen/Lensenb1-rg. Zevenaar, 1968,
3. A.G. van Dalen, Uit de Kerkgeschiedenis van Loo. Zevenaar, z. j.
4. Topografische Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, blad no. 40 West Arnhem.
5. Rijksarchief in Gelderland — Algemene Kaartenverzameling no. 129.
6. G.P. van der Ven, Aan de wieg van Rijkswaterstaat, Zutphen 1976, pg. 358-360.
7. J.W. van Petersen, Des landmeters trots, Zutphen 1974, Kaart 10.
8. Gemeentearchief van Zevenaar - Oud Archief 1243.
9. Vriendelijke mededeling van de heer J. Th. M. Giesen te Zevenaar.
10.. H. van 't Hooft, Honderd jaar Geldersche Geschiedenis in historieliederen,Arnhem 1948, pg. 68.
11. A. van Slichtenhorst, Veertien der Geldersche Geschiedenissen, Arnhem 1654, pg. 316.
12. B. H. van 't Hooft, a. w. , pg. 76.
13. W. Teschenmacher, Annales Cliviae,JuIiae etc. ,Frankfort/Leipzig 1721, pg. 322.
14. B.H. van 't Hooft,a.w.pg.6B.
15. J.H. Hofman, a.w., pg. 326.
16. W. Teschenmachers a.w. , pg. 322.
17. B.H. van 't Hooft, a.w. ,pg.69.
18 .0.H.Hofman, a.w. , pg.326.
19. B. H. van 't Hooft, a.w., pg. 76.
20. Hauptstaatsarchiv Düsseldorf — Kleve, Mark, Akten no.392,' fol. 2b.
21. J. H. Hofman,a.w. pg. 326 en B. H. van 't Hooft, a.w. , pg. 76.
22. W. Teschenmacher, a.w. pg. 323.