De doorbraak bij Huissen in 1769

uit Mededelingen jrg. 4 nr. 3 (1978/79)

In de Landsmeerse Poort te Culemborg bevindt zich een voor Huissen interessante steen. Door een aanwijzend handje wordt hier aangegeven hoe hoog het water in de stad Culemborg stond ten gevolge van de dijkdoorbraak bij HUISSEN op 29 december 1769. Over deze voor de Betuwe opmerkelijk zware overstromingsramp handelt de hier volgende bijdrage.
De oorzaak van de dijkdoorbraak van 1769 was eigenlijk het graven van het in 1707 gereedgekomen Pannerdens Kanaal. In de 17e eeuw had de Nederrijn steeds een tekort aan water gehad, waardoor ook de dijken niet teveel te verduren hadden. Sinds 1707 stroomde steeds meer water door het Pannerdens Kanaal én door de oude Rijnloop. Stroomopwaarts leidde dat tot het ontstaan van een grote meander in de rivier, die tenslotte in 1764 de ondergang van het oude dorp Herwen veroorzaakte. Waar de oude Nederrijnloop en het Pannerdens Kanaal bijeenkwamen kwamen de dijken 's winters onder grote druk te staan, vooral ook, omdat de verzande IJsselmond de afvoer van water naar die richting verhinderde. Een en ander had reeds in de eerste helft van de 18e eeuw tot talrijke doorbraken geleid. Het gevaar werd ook wel gezien, maar doordat bij maatregelen liefst vijf partijen betrokken waren, namelijk Pruisen en de Nederlandse provincies Gelderland, Holland, Utrecht en Overijssel, was het nemen van besluiten erg moeilijk. Om toch tot resultaat te komen moest eerst een grote ramp plaatsvinden. In de nacht van 27 op 28 december 1769 brak de dijk tussen Angeren en Huissen over een lengte van 160 meter door. Het aantal slachtoffers was in Huissen niet groot; kennelijk had men de doorbraak zien aankomen.Op de Pol, net achter het gat in de dijk, verdronk een oud-matroos Van Wissen, terwijl de zoon van baron Van Spittaal maar net gered kon worden. Ook de toen 27—jarige Johann Friedrich Pilgrim, de latere burgemeester, verdronk bijna bij het omslaan van een boot.
Het water liep prompt de hele Betuwe in. Pas de Diefdijk,die de Betuwe van de Vijfherenlanden en de Alblasserwaard scheidde, hield de stroom water tegen; op 31 december stond het water er 16 à 17 voet hoog tegenaan. Vooral voor-de laagst gelegen delen van de Betuwe was de toestand zeer rampzalig, terwijl men niet moet denken aan de catastrofe, die bij een breuk in de Diefdijk kon ontstaan.
Toen het water wat gezakt was, legde men bij Huissen een noodkade, die eind januari 1770 Opnieuw doorbrak. pas het voorjaar bracht verlichting. Eind april was de Neder-Betuwe grotendeels weer droog, maar Culemborg bleef het hele jaar water houden.
De Pruisische overheid weigerde een herstel van de Huissense dijk, zolang dit niet gepaard ging met ruimere maatregelen om herhal ing van de doorbraak te voorkomen. Zelfs dreigde zij de dijk op zomerdamhoogte te houden, zodat de Betuwe elk jaar vol zou lopen. Een behoorl ijk herstel vond dan ook in 1770 niet plaats, zodat op 1 december de Betuwe opnieuw volstroomde. Toen daarbij in januari 1771 nog grote stormen kwamen, die de vruchtbomen ontwortelden, was de schade niet meer te overzien. Pas in april 1771 kwamen de heren Nederlandse en Pruisische onderhandelaars, wier overlegmethode de ingezetenen al zo grote schade had gebracht, in Arnhem tot resultaat. Er werden opmerkelijke maatregelen getroffen, waarvan de voor Huissen interessantste de doorgraving van de Pley is, die in 1773-1775 tot stand kwam. Stroomopwaarts werd ook de Bylandse Waard doorgegraven (in 1775) terwijl nog een aantal maatregelen bij de mond van de oude Rijn en de dijk bij Herwen werd genomen. De dijk bij HUISSEN werd in de zomer van 1771 definitief hersteld.

Dr. E.SMIT

Bronnen :
- G. P. van der Ven, Aan de wieg van Rijkswaterstaat. Zutphen, 1976. (Hoofdstuk VI) .
- A.R. Hol, De Arnhem, 19762 (Pg.52).
- R.H. Graadt Jonckers, Huissen, eene stad des vredes. Dordrecht, 1856 (pg. 4).

doorbraak 1

doorbraak2