Een oorlogsherinnering van Jan Nuij over Willem Groenewold uit Groningen
( --Baflo 24-10-1902 + Groningen 29-04-1992)
Door: Jan Nuij in 1995 opgemaakt.
Jan Nuij –Huissen 26-03-1908 + Huissen 30-08-1996.
Op 20 november 1942 zijn wij per trein naar Duitsland vertrokken. Wij zijn doorgestuurd naar Saarbrücken, waar Willem ingezet werd als timmerman en ik als metselaar. Daar in Saarbrücken leerde ik de Groninger jongens Jans Melchior en Luppo Simons kennen.
Willem en ik moesten strozakken vullen om op te slapen. Willem sliep maast mij in de ,,krip,, maar hij was niet erg spraakzaam, maar nadat ik een Groninger uit het raam had gegooid, werd hij spraakzamer. Maar het duurde erg land voor ik iets uit hem kon krijgen over zijn ,,thuis” of over zijn werk. Hij was altijd terughoudend. Op een gegeven moment werden wij voor de keuze gezet in de munitiefabriek te gaan werken of naar de ,,Fransky’s” te gaan. We zijn toen naar het zuid-westen van Frankrijk gegaan, naar Arcachon. Er werden ook mannen te werk gesteld op Cap Ferrat, een eilandje voor de kust. We moesten daar in bunkers slaapplaatsen bekleden. Onder het drinken van een glas wijn werd Willem iets beter van vertellen over zijn thuis en we werden beste vrienden. We deden dan ook alles samen.
Op een keer moesten wij bij de ,,Lagerführe”, komen en daar stond de radio aan waar Hitler sprak. Willem werd giftig en nam de radio van de tafel en trapte het ding in mekaar. Ik heb Willem zo veel mogelijk gekalmeerd, maar hij moest wel de radio betalen en dat vond ik wel erg. Maar voor de rest werd het voorval gesust.
Daar zijn wij weggegaan, want het werk was op. Toen zijn wij naar La Bouille gegaan, dicht bij Caumont aan de Seine, waar de V-2 gemaakt moest worden. Toen wij in de
grot kwamen om te werken, zag Willem een Mariabeeldje staan. Willem zei tegen mij: ,,Jan, dat beeldje is voor jou” en dat heeft eruit gehaald en aan mij gegeven en dat heb ik lang bij mij gehad. Toen wij zowat klaar waren met het werk stortten de rotsen in en ik was niet bij Willem. Ik was op dat moment sabotage aan het plegen: twee Duitse motoren in brand gestoken. Toen was Willem mij aan het zoeken, want hij dacht dat ik onder het puin zat.
Het werk ging niet meer door en wij werden op transport gezet naar Duitsland, maar wij namen de benen en vluchtten tot België en daar werden wij opgepikt en teruggebracht naar Metz, naar de gevangenis.
Daar hebben wij acht dagen gezeten. Vervolgens werden wij in wagons van een treinstel op transport naar Duitsland gezet, naar Hanau.
Daar werden wij in een school ondergebracht. Daar kregen wij een bombardement, 200 doden. Wij zaten in de kelder opgesloten en hadden geen besef van tijd meer. Wij hebben toen een rioolput opengebroken en zijn door het riool gekropen tot wij een deksel van een put konden oplichten en zo konden wij eruit kruipen. Toen zei Willem: ,,Jan, is het nou dag of nacht” ? Toen zijn wij gaan kijken of wij nog kleren konden vinden, maar toen wij de deur los gemaakt hadden waar wij sliepen, vonden wij een heel diep gat, anders niets.
Wij zijn toen tewerk gesteld op een bouw waar Poolse gevangenen zaten. Wij hadden opdracht gegeven een vuur te maken als wij terug kwamen. Maar toen wij terug kwamen, hadden de SS-ers de gevangenen in mekaar geslagen. Willem zei tegen mij: ,,Jan, wat zullen we doen ”? Ik zei: ,,Wij slaan die twee SS-ers in mekaar” En dat deden we. Maar toen we zaten te schaften in de barak, ging de deur open en daar stonden de SS-ers en wij moesten voor het vuurpeloton verschijnen om dood geschoten te worden. De voorman van ons wist ervan en door alles te vertellen werden de SS-ers gestraft en wij gingen vrijuit.
In de barak waar wij sliepen hadden wij niets te eten. Ik zei tegen Willem: ,,Wij gaan vanavond op roof uit om eten ” ,,Waarheen ” zei Willem, maar wij vonden een aardappelkuil. Daar stond echter een Duitse soldaat bij. Ik zeg tegen Willem: ,, Als jij hem aan de praat houdt, pik ik wel wat aardappelen aan de achterkant”, en dat lukte.
Een andere dag hadden wij geen brood meer. Ik zei tegen Willem: ,, Ik ga vanavond wel op zoek ”. Maar toen ik de deur uitging kwam er een vliegtuig over en die schoot op ons zonder iets te raken. Toen heb ik bij de Duitsers om brood gevraagd. Bij de een kreeg ik wat brood, maar bij de ander een schop onder de kont, maar ik had weer even brood genoeg. Ook hebben wij nog een kist moeten maken voor een Fransman die verbrand was, een paard van een vent. Op tweede Paasdag zijn wij bevrijd en weer op transport gesteld. Wij hebben vijf dagen in wagons gezeten waar ook Franse gevangenen in zaten. Daar zat ook een vrouw in die moest bevallen van een kind. Ik zei tegen Willem: ,,Laten wij die vrouw helpe”, en dat hebben we gedaan. Het was een meisje. Dat werd bij de eerste halte naar het ziekenhuis gebracht.
De trein ging niet verder en dus moesten we uitstappen en lopen. Toen kwamen we in een bos terecht en daar waren nog Engelsen en Duitsers aan het vechten en daar zaten wij tussenin. We hebben daar vijf dagen en vijf nachten gezeten, maar de Engelsen trokken terug en toen werden wij door de Duitsers ontdekt en eruit gehaald en die zeiden:,, Jullie worden doodgeschoten”! En toen stonden wij voor de tweede keer voor het vuurpeloton. Het hoofd van die Duitsers sprak goed Hollands en die hebben wij alles uitgelegd en die zeiden tegen ons: ,,Jullie moeten een uur hier blijven en dan kunnen jullie gaan” Dus dat liep weer goed af.
Daar vandaan hebben we drie dagen gelopen om een trein te vinden die ons naar Frankrijk zou brengen. Eindelijk vonden we een trein met 2000 Fransen en 15 Hollanders. We kwamen aan in Parijs. Daar was het uitstappen, eerst de Fransen, die werden met muziek ontvangen en toen de 15 Hollanders uitstapten werd het Wilhelmus gespeeld voor hen ! Dan gaat er wel iets door je heen. Met 15 Hollanders op een wagen onder de bloemen bedolven gingen we naar een hotel, waar we een pakje sigaretten ontvingen, Hollandse haring, drank en alles wat eetbaar was. Wij dachten dat we naar huis mochten, maar niks hoor. We zijn daar twee dagen gebleven en zijn toen naar Midden-Frankrijk naar een kamp gebracht.
Daar stond op een bord: kok gevraagd. Ik zei tegen Willem: ,, Jij kunt nog geen eten koken”. Zodat ik me ben gaan melden en werd aangenomen. Ik kon Willem niet overhalen mee te gaan. Je had overal voorrang en je hoefde de benen niet onder je gat weg te lopen want de Duitse gevangenen moesten alles doen. Als het etenstijd werd en ik zag Willem voor de schotels staan om eten te halen, dan zorgde ik altijd dat Willem een goed stuk vlees kreeg, want daarvoor was ik daar. Daar hebben wij zes weken gezeten. Intussen hebben we nog een bloemetje gebracht naar de plek waar wij een Engelse vliegenier hadden zien neerstorten en waar wij nog een hand boven de resten van het vliegtuig uit zagen steken.
Toen zijn we eindelijk naar Holland gegaan, waar we in Tilburg terecht kwamen en daar heb ik Willem de hand geschud en een prettige thuiskomst gewenst. Willem was mijn beste vriend.
Jan Nuij
Huissen, januari 1995
Opnieuw bewerkt door: H.Hoen te Huissen
September 2019