Louis Tonk vertelt.

tonk louis in meckenheim dld  bij herinneringsmedailles coll. h.h. (Custom)
Ik ben geboren op 31 oktober 1927 in de Bloemstraat E 170 te Huissen. Mijn vader was Toon Tonk en mijn moeder was Annie Janssen uit Groessen. Mijn vader is twee keer getrouwd geweest, het eerste huwelijk was met Hanne Meeuwsen en ik ben de oudste van de tweede moeder, Annie Janssen uit Groessen. Wij waren met z’n vijftienen thuis. Uit het eerste huwelijk zijn acht kinderen geboren en mijn moeder heeft zeven kinderen gekregen. Ik ben tot op de dag van vandaag dankbaar hoe goed we met elkaar uitgekomen zijn. Ik denk dat mijn vader en moeder daar een groot aandeel in hebben gehad en ondanks dat ik nu al een stuk ouder ben geworden ben ik er heel gelukkig bij dat het zo gelopen is.



Opgegroeid.

Zoals ik al zij ben ik geboren in de Bloemstraat, een klein paradijs in Huissen. We hadden daar een grote weide met twee grote meren t.w. de Diepe Bloem en de Vlote Bloem. Daar konden we naar hartelust roeien en vissen, en in de winter schaatsen. Maar ook werd er gevoetbald want de hele buurt was er altijd bij betrokken, we hadden ons eigenlijk niet beter kunnen wensen. Het was voor die tijd een mooie jeugd. Ik ben in Huissen naar school gegaan en wel op de Aloysiusschool , Aloysius is mijn patroonsnaam. De hoofdonderwijzer was eerst mr.Willems en later mr.van Goethem. Ook mr.de Rijk heb ik meegemaakt die hield veel van muziek. Ook moest ik altijd gedichten opzeggen bij mr.de Rijk en ik zat ook in het jeugdkoor. Ik kon wel zeggen dat het een goede tijd was.

School.

De school stond in de Langekerkstraat de ene helft was de jongens-de andere helft was de meisjesschool en daarnaast was nog de bewaarschool. Ik weet nog wel dat ik als kind daarheen ging, mijn oudere zusters kwamen ons dan ophalen en we gingen dan naar het oude mannenhuis in de Cremerstichting en daar moesten we opa Meeuwsen, de vader van de eerste vrouw van mijn vader, goede dag gaan zeggen. Na de lagere school ben ik naar de tuinbouwschool in Huissen gegaan. Want zo was het vroeger: de kinderen van de schoenmaker werden schoenmaker en van de tuinder werden tuinder. Na de tuinbouwschool ging men dan meewerken in het bedrijf en zo leerde je langzamerhand alles kennen.

De tuinderij.

We hadden toendertijd veel rode bessen, pruimen , stekbessen, en daarvoor had je veel mensen nodig om die te plukken. Ook hadden we nog koeien en veel fruit dus er was altijd genoeg te doen.
De koeien liepen in het Slingerbos daar hadden we acht h.a.weideland plus de Diepe en de Vlote Bloem. Ook was mijn vader met o.a. zijn zwager Koos Meeuwsen mede eigenaar van de watertoren aan het Klokkenpad daarmee had men een eigen watervoorziening en er was altijd genoeg druk om het land te besproeien.De familie Ververgaart bewaakte de watertoren en als er defecten waren dan kwam Vincent Siepman of Piepke Janssen. Janssen kwam voor het electrisch maar of hij dat mocht dat weet ik ook niet. Hij werkte bij de PGEM maar hij kwam ook altijd bij ons.
De buizen vanaf de watertoren lagen tot aan onze tuinderij en dat was het verste punt en dat was enkele honderden meters, men heeft dat allemaal zelfstandig aangelegd. Later hadden we ook nog een eigen watervoorziening d.m.v. een puntstuk van 13 meter diep. We waren dan niet meer zo aangewezen op de watertoren. Je kon dag en nacht pompen en je had altijd water genoeg. Het water dat van de watertoren kwam dat was altijd heel zuiver maar wat opgepompt werd had wel eens een rode ijzerhoudende aanslag. Dus daar moest je niet zoveel op en in de kassen sproeien.

Mobilisatie en oorlog 1939-1945.

De tijd gaat verder, en we merkten dat er iets niet in orde was. De mobilisatie, er werden stellingen en kazematten gebouwd een paar honderd meter bij ons vandaan. Er kwam inkwartiering van soldaten en zie daar 5 mei 1940, niemand had het verwacht, vliegtuigen vlogen over en er werd geschoten. En zoals het in Holland gebruikelijk was, wel een pak aan maar slecht bewapend, de soldaten die waren al meteen op de vlucht richting de Grebbeberg.. Eigenlijk maar goed ook anders hadden ze het lang niet allemaal overleefd.                                                                                                                                                                                                                                  En in een keer hadden we de Duitsers voor de deur. De stellingen en kazematten hadden ze net zo goed niet hoeven te bouwen want ’s middags kwamen de jagers er al in duikvluchten over heen en schoten de hele boel kapot. Er was geen houden meer aan, die Duitsers rukten zo snel op met hun goede materiaal. Wij wisten natuurlijk niet wat er op ons zou afkomen. Wij waren toen nog jonge mensen we zagen het als een avontuur en waren nieuwsgierig. Maar na een paar jaar ontpopte het zich met ontvoeringen en jodenvervolgingen en dat waren dingen die niet zo in orde waren.

De bevrijding.

Zo langzaam maar zeker liep het tegen het einde van de oorlog. De Canadezen kwamen vanaf de Goudsberg zo de Veluwerand af naar beneden. Op enkele honderden meters van ons vandaan, wij evacueerden in Lunteren, stonden een paar villa’s waarin de Gestapo zat. Ik had wel eens gezien dat ze daar gevangenen met een zak over het hoofd van het ene gebouw naar het andere gebouw brachten. Toen ik de bevrijders dat aangewezen had gingen ze erop af. Ik hoorde knallen en zag veel rook en later bleek, toen wij gingen kijken, dat de Canadezen de vluchtende Duitsers met vrachtwagens en al opgeruimd hadden. En we waren natuurlijk helemaal blij.

Militaire dienst.

We waren volop in de wederopbouw, zien of we de boel weer aan het lopen konden krijgen. Er ontstonden intussen nieuwe technieken in de tuinbouw. In een keer kwam het bericht voor mij: je moet soldaat worden. Ik was 19 jaar en dienstplichtig. Ik werd in Nijmegen goed gekeurd voor de militaire dienst. Ik moest opkomen in Oirschot op 6 juni 1947 en werd ingedeeld bij het pantser afweerpeloton 5e bataljon 7 regiment infanterie van de 7 december divisie. Omdat onze tegenstanders in Indië geen tanks hadden werd ons bataljon een commando peloton en we werden opgeleid door oorlogsvrijwilligers van de Prinses Irenebrigade. En zie daar Ton Röttjers, mijn schoolvriend, kwam bij hetzelfde bataljon en dat was al een kleine troost. Onze generatie kwam toen niet in opstand we hadden de plicht om in militaire dienst te gaan. Dienstplicht was van zelfsprekend. We hadden wel gehoord dat de kans erin zat dat we naar Indië zouden moeten, we werden daarvoor opnieuw gekeurd en ik werd tropen geschikt geacht.

Naar Indië.

De eerste 6 maanden gingen voorbij, een week inschepingsverlof en in die tijd overleed mijn opa. Ik ben nog op de begrafenis geweest. ’s Avonds kwam het afscheid en mijn broer Thé kwam nog even naar huis. Na nog enkele uren gepraat te hebben kwam het afscheid en Thé bracht me naar de bus. Het verliep toen eigenlijk niet zo emotioneel want we waren er nog te jong voor en het was ook een andere tijd: plicht is plicht. We hebben Ton Röttjers thuis bij de Valom opgehaald, nog een tas koffie gedronken , toen kwam de bus en dat was het. Daarna nog een week in de kazerne en toen op 23 januari 1948 op weg naar Rotterdam om in te schepen.Onderweg werden we nog uitgescholden voor communisten en gaaies die in de wereld ook niets gedaan hadden en alleen maar ellende hebben veroorzaakt. Die lui waren er kennelijk van overtuigd dat zij het goede gedaan hadden. Ik denk ook wel dat we het e.e.a. hebben teruggeroepen dat wil ik nu hier niet herhalen.

Met de S.S.Waterman naar Indië.

tonk louis op ss waterman 1948 richting indie coll. l.tonk (Custom)
We gingen aan boort op een troepenschip dat zijn eerste vaart maakte naar Indië. Het was behoorlijk koud en we werden geinstrueerd hoe we de sloepen moesten bedienen, want je wil toch niet graag verdrinken. We troffen het de tweede dag wel want in de Golf van Biscaje stond een enorme storm. Ik geloof niet dat er iemand aan boord was die niet zeeziek is geweest. Daarna voeren we naar Algiers en daar was de zee zo glad als een biljartlaken. Het schip werd van buitenaf met waterkanonnen schoongespoten om de kots van de wand te krijgen. Dat zag er vies uit allemaal. Algiers was toen nog een Franse kolonie en daar patrouilleerden Franse soldaten maar er waren ook arme sloebers, mensen die honger hadden. Een dag tevoren hadden we van de cadi rantsoen ontvangen en de spullen waar we niet zo gek op waren o.a. toffeetjes en ander snoepgoed gooiden we overboord naar die mensen. Ik zie het nog voor me, een moeder had een kind op de rug gebonden en toen ze wat snoepgoed wilde pakken bukte ze zich voorover en dat kind vliegt voorover zo op het beton en dat kind werd gelijk afgevoerd. Het duurde niet lang of de Franse militaire politie kwam en sloeg de hele meute uit elkaar en in 10 minuten was iedereen in overvalwagens afgevoerd. Het was voor ons toen we dit zagen een hele shock en eigenlijk niet zo goed. Daarna kwamen we in de haven van Port Saïd en daar zag je allemaal mensen op bootjes die ook wat wilden verkopen. We gooiden wat muntstukken in het water en dan zag je die jongens het water induiken om die muntstukken op te vissen. Ook zagen we een troepenschip vol met Duitsers die teruggebracht werden naar Europa. We arriveerden in Sabang op Noord Sumatra en daar mochten we de eerste keer van boord om de eerste Indische lucht in te ademen. De jongens kwamen terug met trossen bananen die hadden we in jaren niet meer gegeten vanwege de oorlog. In Medang hebben we nog troepen afgeladen. Februari 1948 arriveerden we in de haven van Tjandjong Priok op het eiland Java.    We werden daar ontvangen door enkele KNIL officieren daarna in vliegende vaart naar Batavia vervoerd waar we in het Jan Pieterszoon Coen kazerne werden ondergebracht. Dat was een voormalig internaat. De volgende dagen kregen we van de KNIL de eerste oefeningen hoe we moesten opereren in de jungle en hoe te overleven.. We zijn daar drie maanden gebleven. We draaiden wacht bij o.a. de gevangenis Glodok, en bij gouverneur generaal van Mook. Daarna kwamen we aan de rand van Batavia bij de eerste buitenpost en dat was Pesing en het lag bij een munitiedepot. Daar zijn we 6 weken gebleven.

Rapport.

Ik heb ook nog een kleina affaire meegemaakt. Ik was naar Djakarta (Batavia) geweest en heb daar Bep Jeurissen ontmoet, hij werkte daar in een apotheek. Samen zijn we naar Buitenzorg geweest en hebben de plantentuin bezocht. Toen ik ’s avonds laat terug kwam op mijn post , alles was op militair verkeer aangewezen, heb ik de laatste 4 kilometer nog te voet afgelegd door vijandelijk gebied. Eigenlijk had ik geen andere keus, anders kwam ik te laat voor de eerste wacht. Ook had ik de wachtlijst ’s morgens niet ingezien dus ik wist eigenlijk van niets. Ik moest toen i.p.v. 2 uur wachtlopen 4 uur op wacht staan. Het was 2 uur op 4 uur af. Na 2 uur wacht dacht ik het is genoeg. Ik voor naar de wachtpost en zei: mijn 2 uur zijn voorbij ! Dat beviel de wachtcommandant niet zo goed. Ik kreeg een rapport aan mijn broek ’s Morgens 6 uur het bed in en om 9 uur appèl. De compagniescommandant kwam en we moesten met de hele groep aantreden. Ons werd bevolen dat we gelijk moesten inpakken en vertrekken naar Djakarta, op wacht bij de gouverneur generaal. Ik moest alles poetsen, wat ik eigenlijk niet meer gewent was, en we moesten aantreden. ’s Avonds kwam een webbingcarrier, een soort overvalwagen, de kazerne oprijden met de compagniescommandant. Hij kwam naar mij toe en zei: je weet wat er beurt is, in tijd van oorlog van wacht af gelopen. En hij zei ook nog: vroeger stond daar in Duitsland de doodstraf op ! Ik durfde al niets meer te zeggen, de dicipline was toen anders dan tegenwoordig. Je accepteerde dat en je maakte maar een vuist in de zak. Hij zei, ik stel je voort de keus: je kunt naar Buitenzorg naar de commando’s en dan krijg je daar een speciale opleiding. Wil je daar vrijwillig heen ? Ik dacht voordat je hier weer wacht moet lopen zie dat ik weg kom hier. Dus ik antwoordde: natuurlijk. De volgende dag werd ik weggebracht en kwam bij het commandopeloton van de Prinses Irenebrigade, dat waren vrijwilligers. Het was een groot gebouw met een grote muur erom heen. Volgens mij was het een krankzinnigengesticht. Echter 3 dagen later kwam de rest van mijn peloton, dat het men maar even zo besloten. We hadden toch geen tanks dus we konden maar beter bij de infanterie ingedeeld worden. We hebben daar 3 maanden een zware opleiding gehad, bijna onmenselijk maar je leerde ermee omgaan. Bij de eindoefening gingen we op een schietcomplex in de aanval op soldaten van de Prinses Irenebrigade. Wij moesten proberen om die lui naar voren te halen als je onder vuur lag. Er werd met scherp over je heen geschoten. Dus omhoog komen was levensgevaarlijk Achteraf ben ik toch wel blij dat ik dat heb meegemaakt. Je begrijpt eigenlijk niet dat een mens op die leeftijd die dat zo moet meemaken en met de nodige dicipline het toch volbracht heeft. Als je er nu over nadenkt dan denk je wel eens eigenlijk was het onmogelijk maar het ging toen allemaal.

Pasar Malang.

We zijn wel eens naar een Pasar Malang geweest, een soort avondmarkt, daar kon je ook boksen. Een van onze jongens die had voor zijn hobby wel eens gebokst en hij stapte daar in de ring. Na afloop kwam hij eruit met een blauwe ogen en schrammen maar we hadden wel schik gehad en natuurlijk hadden we een borrel gedronken. Toen we ’s avonds in de kazerne terug kwamen kwam er iemand op het idee om ons te ontnuchteren. Er stonden van die grote drums met water dat waren eigenlijk benzine drums geweest. Op een gegeven moment hadden ze er iemand een beetje te lang op de kop erin gehangen en even later moest de hospik komen om die man te helpen want hij was al helemaal blauw aangelopen.

Sportwedstrijden.

Ook werden er wel eens sportwedstrijden gehouden, en dat was naast het krankzinnigengesticht. Ik was aan het speerwerpen en ik trof één van die patiënten die stonden te kijken boven in de schouder. Een hoop geschreeuw en al snel kwam de hospik erbij. Gelukkig is alles goed gekomen maar het was wel schrikken.

Andere oefeningen.

Ook moesten we oefenen hoe je gevangenen moest opbrengen. Een kapitein van de Prinses Irenebrigade gaf ons les. Er stond een grote muur en daar moest ik een zogenaamde gevangene naar toe brengen. Die man draait zich om om mijn pistool afhandig te maken. Met wat handelingen die je geleerd had moest je dat voorkomen. Maar op een of andere manier was er een kogel in mijn pistool gekomen, maar daar wist ik niets van. Dus er ging een schot af , en gelukkig is het goed gegaan en dat kwam ook door de handelingen die je al geleerd had. De oefening werd meteen afgebroken en wij waren allemaal hevig geschrokken. Er is verder niets uitgekomen.
Na 3 à 4 maanden zijn we weer teruggezet naar ons bataljon en kregen een eigen post. Wij werden toegevoegd aan de 7 december divisie. We moesten het hele gebied bewaken en kregen ook extra bewapening w.o. automatische wapens. Ook b.v. handgranaten. En overal waar het erg onrustig was waar de eigen troepen het gebied niet meer onder controle konden houden daar liepen wij extra patrouilles om vuurcontact te leggen om erachter te komen wat daar aan de hand was. Het was natuurlijk wel gevaarlijk maar wij waren goed bewapend dus we hadden minder angst en we hadden een ijzeren dicipline. We hadden een luitenant, een fantastische kerel, die door dik en dun ging en achter ons stond: Paul Klebach mijn beste vriend. We hebben het geluk gehad dat we op een na allen teruggekomen zijn.

Paul Klebach.

Ik denk ook nog graag terug aan mijn beste vriend, 1e luitenant Paul Klebach, een man die ons kon motiveren en moed kon geven. Hij kon het moreel van de troepen omhoog zwepen, want het ging toch vaak over leven en dood, ondanks dat er wel eens twijfels waren: voor wie doen we het eigenlijk ! Uiteindelijk hadden we de opdracht orde en rust te herstellen. We hebben daar ook wel e.e.a. opgebouwd b.v. op de plantages, de infrastructuur en de industrie en daar leefden weer vele mensen van. Het is niet zo dat we alleen maar gehaald hebben welke de negatievelingen graag willen horen. We hebben ook veel gebracht en een basis gevormd, en als de Indische bevolking het goed hadden gedaan dan hadden ze daar op verder kunnen bouwen. En meestal gaat het zo dat eerst de fanatieke en idealistische personen komen en dan loopt alles veel verkeerd omdat we één ding denk ik vergeten hebben: voldoende kader in die tijd op te bouwen van de eigen bevolking. We hebben geprobeerd met de mensen fatsoenlijk mee om te gaan. Natuurlijk kom je in situaties die jezelf niet in de hand hebt, die je opgedrongen wordt.
Ik heb ruim 2 jaar op de buitenpost gezeten en je bent dag en nacht met de vijand omgeven.
Je moet niet denken dat er niemand kan zitten, het is allemaal begroeit.  En als je mensen tegen je hebt dan moet je niet denken dat je daar vrienden mee wordt. Het beste voorbeeld zijn de ervaringen uit de tweede wereldoorlog hoe verschrikkelijk dat was. Eigenlijk was Indië ook geen vijandelijk gebied maar het was onze kolonie. De geschiedenis heeft dat zo gewild.
We hebben geprobeerd onze interesse zeker te stellen met de zeggenschap dat ze hun zelfstandigheid terug zouden krijgen. In de troonrede van onze koningin Wilhelmina vanuit Londen was de weg waarheen nog niet duidelijk vastgelegd. Wij hebben geprobeerd rust en orde veilig te stellen in het belang van Nederland en Indonesië. Het waren niet onze vijanden die mensen. Het waren mensen met een andere cultuur en aard en dat waren wij niet gewend. En ik denk dat we ons best hebben gedaan. De politiek van Amerika en Engeland heeft voor ons anders beslist omdat er andere interesses in het spel waren. Dat was voor ons alleen maar tragisch en teleurstellend.

Journalisten.

Ik denk dat de journalisten die denken een oordeel over ons te vellen en die er helemaal niet bij betrokken zijn geweest niet in die situatie en niet op die plaatsen zijn geweest toen wij er waren en op een afstand alles hebben gehoord, dat die over ons moeten oordelen dat vind ik niet goed. Wij moesten ook voor ons eigen leven opkomen die mensen daar waren eigenlijk geen vijanden van ons. Het was erg bitter voor ons dat de mensen die er niet zijn geweest dat die een oordeel over ons moeten vellen. Oorlog zonder excessen dat zijn sprookjes. En een frontoorlog is nog anders dan een guerillaoorlog. Dat zijn nu nog sprookjes. Iemand die daar nu nog in gelooft die is op de verkeerde planeet. Zolang men niet moedwillig is dan moeten we dat accepteren want dat is het gevolg van oorlog.
Het gaat erom jij of ik, en je kunt niet eerst vragen wie zijn jullie hoe heten jullie waar kom je vandaan, als je in een hinderlaag loopt dan moet je actie ondernemen voor je lijfsbehoud. De een liep in een militair kostuum de ander in een korte broek de ander in een cakie pak. Nee, we hebben ons best gedaan ik heb geen slecht geweten. Alles wat niet goed is gegaan is voor 99,9 % uit nood geboren en dat was bij de meeste van ons. Wij voelden ons de ambassadeurs van Nederland. We hebben geprobeerd om ons met de beste vermogens daar te bewegen.

Commando opleiding in Buitenzorg.

De commando opleiding van 3 maanden was in Buitenzorg in de gebouwen van de rubberplantage Kalapanoenggal en daar trof ik tot mijn verrassing Ton Röttjes uit Huissen die daar al een paar maanden lag. Wij waren daar een paar weken om extra patrouilles te lopen en we kregen speciale opdrachten in het bataljonsgebied. Een maand later kregen wij onze eigen post in Toengilles.
Ik ging een keer ’s nachts met de luitenant van Kalapanoenggal naar Toengilles , de helft van het peloton was al daar ondergebracht, we gingen op de motorfiets door de kampong en in een keer ging daar de schijnwerper aan en prrrrt prrrrt we waren de bocht net door en toen was het alweer voorbij. We zijn toen wel hevig geschrokken.
Na enkele maanden vertrokken wij naar Goenoeng Batoe (Stenenberg), er waren daar overwegend thee-en rubberplantages de rest was oerwoud. Hierna zijn we over de Poentjak (hooggebergte) naar Tjandjoer in de gebouwen van een rijstpellerij van een Chinees terechtgekomen

Naar Sindang Barang.

tonk louis indie 1948 1950 coll. l.tonk (Custom)
In Sindang Barang (einde van de weg) hebben we met behulp van de bevolking een nieuw dak op een plantershuis geplaatst. Het huis werd geschilderd en van de genie kregen we bamboe en andere materialen. We zijn daar een half jaar geweest. En hebben onze patrouilles gelopen. Daar hebben we verschillende problemen gehad. Een beschieting vanuit een stelling. Maar iedereen heeft het er toen levend vanaf gebracht. Wel had iemand een schampschot en was er door een paar koffers heen geschoten en als je die in de lucht hield dan leek het wel een zeef. We zijn toen overgebracht naar de Wijnkoopsbaai. Dat was aan de rand van het gebied en dan kwam je aan de Javazee en daar was het erg onrustig. Daar was ook een rubberonderneming en daar had Ton Röttjers ook gelegen maar dat gebied hadden ze ook verlaten omdat daar veel bonje was. Het was daar afgezet met prikkeldraad en er waren loopgraven gebouwd. We hebben daar veel patrouilles gelopen ook bij andere posten van ons bataljon om die te ontlasten. en we zijn daar twee keer in een hinderlaag terecht gekomen. We zijn toen twee jongens kwijtgeraakt.
We zijn eruit gevlucht en kwamen in een stuk gebied waar het leek op rozen maar dan wel met allemaal weerhaakjes en we zagen eruit alsof we allemaal gewond waren. We liepen in korte broek en hemden met korte mouwen en dan weet je wel hoe dat eruit zag het bloedde aan alle kanten. We hebben ons hergegroepeerd en zijn toen tot de tegenaanval overgegaan.
Die lui, zo’n 300 personen, waarvan er ongeveer 60 bewapend waren, zaten achter grote zwerfstenen, zo’n half huis, en je hoorde ze schreeuwen en je zag ze heen en weer springen maar wij moesten toch het veld ruimen. Om het goed uit te drukken, je moest ze wel allemaal omleggen want diegene die schoten en die geraakt werden daarvan namen de anderen het wapen weer van over. 
Wij waren tenslotte maar met twaalf man maar we hebben ze toch zover gekregen dat ze zich al schietend terugtrokken in de verte. We hebben toen de twee vermiste kameraden teruggevonden, die hadden zich verstopt en zo te zeggen, ze hadden de broek vol want ze wisten in die situatie niet goed wat ze moesten doen. Het waren wel twee van die praatjesmakers, een uit Rotterdam en een uit Nijmegen. Ik denk dat onze commando opleiding ervoor gezorgd heeft dat we het tot een goed einde hebben gebracht

Hinderlaag.

Tijdens een transport toen we opgehaald werden kwamen we nog in een hinderlaag terecht. We reden door de theeplantages hoog door de bergen heen en waren met zo’n vijf vrachtwagens. We werden beschoten en sprongen van de wagens af. We zijn tot de tegenaanval gegaan, ze zaten daar op zo’n heuvel. Ik had een granaatwerper en toen een paar bommen erop en verder hebben we er niets meer van gezien. Er is toch nog een kameraad gewond geraakt. De rode kruis wagen moest van ver komen en daar hebben we op gewacht. En de volgende dag is hij in het hospitaal in Sukabumi gestorven.

Wapenstilstand.

Na de souvereiniteitsoverdracht in december 1949 zijn we, met gemengde gevoelens, op grotere posten terecht gekomen. We zijn in de garnizoenstad Tjimahi bij Bandoeng terecht gekomen. Dat was een grote militaire stad met casino’s en filmzalen en vele winkels want die waren er al in de tijd van de KNIL.
Van Bandoeng zijn we overgeplaatst naar Tjiandjur toen met de trein naar Djakarta en daarna naar Tjandjong Priok en daarna zijn we ingescheept op een landingsschip en overgebracht naar Soerabaja .

Soerabaja.

Vanuit Soerabaja zijn we ondergebracht in het gebied Probolingga in het plaatsje Sidoardjo, waar grote suikerplantages en tabaksvelden waren. Wij kwamen in een suikerfabriek te liggen in de huizen van de voormalige directie. De suikerfabriek lag al lang stil. De omliggende suikerfabrieken waren nog in bedrijf. Van daaruit hebben we nog veel patrouilles gelopen want we dachten dat we nog de baas waren.
Eigenlijk dacht ik: er is een wapenstilstand en voor wie moeten we nog lopen ?  
We zijn toch nog drie keer in een benarde positie gekomen.

Wij liepen veel ’s nachts patrouille met onze luitenant en we ontstaken regelmatig onze schijnwerpers. De sergeant die we nog hadden liep overdag patrouille. Inmiddels gingen de eerste militairen van de MP al terug naar Nederland en er kwamen geen nieuwe jongens meer bij.


Bij de MP.                                                                                                                                              

tonk louis indie bij de  marechausse coll. l.tonk (Custom)
Toen vroegen ze vrijwilligers voor de overgangstijd. Ik heb me aangemeld want ik dacht waarom moet ik hier nog blijven. Ik ben erbij gegaan en kreeg een paar weken een opleiding bij de MP. In Soerabaja moest ik patrouille rijden in de bordeelwijken en soldaten controleren. Overal stonden borden waar het verboden was en ook waren er de opiumkids. Het werk beviel me eigenlijk niet zo. Als je van de buitenpost komt en twee drie jaar in de wildernis geleefd hebt dan valt het zwaar. We waren gewend met weinig genoegen te nemen en je moest je er zo doorheen slaan. Onze commandanten waren allemaal beroeps. Volgens mij zijn dat mensen met een bepaald karakter. Het was weer geordend want je kreeg weer te eten aan een gedekte tafel. Ik heb de tijd verder goed doorgebracht. Ik had wel een voorwaarde gesteld dat ik naar het bataljon zou worden overgeplaatst als er een repatriëring kwam en dat heeft men ook uitgevoerd.

Demonstratiepeloton.

Ik ben ook nog bij een demonstratiepeloton van de commando’s geweest. Die commando’s waren in de oorlog al twee keer afgesprongen boven Holland. Die zijn toen vrijwillig naar Indië en Korea gegaan o.l.v. kapitein Luikenaar, een echt varken ! Maar hij was wel erg gediciplineerd en ik had er geen probleem mee. We hebben tijdens de periode van de souvereiniteitsoverdracht met ons peloton nog een demonstatie excersitie uitgevoerd voor de commandant van de A-divisie.

Verlof.

In die twee en een half jaar had ik een week verlof. Bij ons in West Java was het zo dat we dan naar Bandoeng gingen. Van iedere post mochten er twee man maximaal weg. Vanaf mijn post was dat nog een trip van zo’n 150 km. Men ging dan door de theetuinen en de rubberplantages. Onderweg reden we ook nog in een hinderlaag. Gelukkig geen mens getroffen. In Bandoeng konden we eerst de wapens inleveren, we kwamen daar in een groot vakantiecentrum genaamd: de Rustende Jager en hier werden we geheel verzorgd en konden we ons vrij bewegen.

Salaris.

Als sergeant verdiende je nog wel aardig maar daaronder was het niet veel. Een korporaal had 120 Roepia in de maand. Een soldaat verdiende 60 Roepia. Als je extra patrouilles liep dan kreeg je 5 Roepia. Alleen liep je het risico dat je niet terug zou komen. Dan was dat een dure patrouille. Maar ik heb dus veel geluk gehad.

Eindelijk terug.

Ik werd teruggezet van de MP naar het bataljon. Na een week ging de reis per trein naar Semarang Daar zijn we nog een nacht overgebleven en daar heb ik Theo Berendsen, van Jan van Kees, nog ontmoet. Theo is nog een jaar gebleven om de TNI op te leiden.
Van Semarang gingen we naar Tjimahi , een bekende garnizoenstad in West Java. Daar kregen we nieuwe kledij van pakken die een ander niet meer aan wilde. Zelf heb ik toen lang gezocht naar wat fatsoenlijke kleren en het leek nog wel aardig.
Begin april 1950 gingen we aan boord van de Generaal Howze , een Amerikaanse boot. Onderweg kregen we wel komisch eten vonden wij en er brak een soort opstand uit aan boord. Ik heb er zelf wel niet aan deel genomen. Boven op de brug van de boot stond de Amerikaanse kapitein met enkele anderen met machinegeweren, zo onrustig was het aan boord. Na enkele uren was e.e.a. gesust en daarna werd het eten ook anders.
tonk louis verlofpas 2 mei 1950 coll. l.tonk (Custom)

Aankomst in Amsterdam.

2 mei 1950 kwamen door het Noordzeekanaal aan in Amsterdam. Het was trouwens de eerste keer in mijn leven dat ik zoveel tulpen zag op die grote velden. Op de kade in Amsterdam stond de muziek ons op te wachten. Er was een ontvangstcomité en we kregen onze sigaretten, de meeste hadden we zelf al onderweg in Aden gekocht. Ook kregen we wat handgeld, ik dacht zo’n driehonderd gulden.

Aankomst in Huisssen.

tonk louis thuiskomst in de bloemstraat mei 1950 coll. l.tonk (Custom) rottjers ton en louis tonk thuiskomst indie 1950 bij rottjers polseweg  coll. l.tonk (Custom)

We werden met de bus naar huis gebracht en toen we thuis aankwamen was alles versierd en er stond zelfs een grote boog in de Bloemstraat. Ik kreeg nog een fiets en een horloge van onze familie en de buurt , gelukkig maar, want als we e.e.a. nog zelf hadden moeten kopen dan hadden we er geen geld voor gehad. De dank des vaderlands is u gewis !
Ook was er muziek en er werden toespraken gehouden. Een groot avontuur ging ten einde en we waren blij dat we het overleefd hadden ondanks de middelen die we bezaten hadden we het gevoel dat we het niet slecht gedaan hadden. Ook de ondersteuning was ons niet altijd duidelijk. Van onze vrienden uit de oorlog: Amerika en Engeland alleen maar tegenwerking en verdraaiing van de feiten. Wij zijn met een schoon geweten teruggekomen en ik wens de bevolking van Indonesië het allerbeste en dat ze hun weg vinden in dat paradijselijke land. Juli 1950 werden we gedemobiliseerd.

Reünie.

Na enkele jaren werd in de Buitenpoort een bijeenkomst georganiseerd of dat door de gemeente of het thuisfront georganiseerd was dat weet ik niet. Ook was er een kleine fototentoonstelling en Harrie Linsen, die kapitein in het leger was hield nog een toespraak. Ook heb ik nog de oorkonde voor Orde en Vrede ontvangen met 2 gespen.
Na die tijd ben ik nog twee keer voor herhaling opgeroepen en daarna hebben we de boel ingeleverd. Wat ik me nog kan herinneren, ik denk typisch Nederlands klein geestig en bekrompen, we moesten voor een paar sokken en een pet die ik miste nog betalen. Ik ging toen wel met een komisch gevoel naar huis.

Indië reünies.

Tot voor twee jaar terug ben ik ieder jaar nog naar de reünies geweest in Oirschot van de 5-7 RI. Ieder gaat dan naar zijn eigen bataljon, en het ligt eraan waar men toen is opgekomen. Er is dan ook een dodenherdenking en daarna krijgen we dan altijd een Indische rijsttafel aangeboden. Altijd heel gezellig. Maar zo langzamerhand worden de mensen zo oud en kunnen dan vaak zelf niet meer autorijden, want zelf heb ik ook al problemen met de ogen.Wel ontvang ik nog altijd het blad: Sobat en Checkpoint want dat vind ik wel erg interessant. Ook ga ik ieder jaar nog naar Roermond, intussen met mijn kleinzoon die in het Sauerland woont, voor de herdenking.

Genoegdoening.

De laatste 20 jaar heeft men wel geprobeerd veel goed te maken voor de veteranen. Ik heb geen wrok maar hoe ze ons toen hebben laten vallen als een rot ei zonder vergoeding zonder tegemoetkoming. Het had de regering goed gedaan als ze iedere Indiëganger bij hun AOW 100 Euro extra hadden gegeven voor de rest van hun leven.
Zelfs het ereteken en de gedenksteen in Roermond hebben we voor het grootste gedeelte nog zelf betaald, dat is een schandvlek vind ik. Maar de dank des Vaderlands is u gewis !

tonk louis bij indie herdenking roermond coll. l.tonk (Custom)Dat heeft toch allemaal een bittere nasmaak. Het zij zo en het leven gaat verder. Alleen als mij iemand er naar vraagt dan moet ik het wel kwijt.
Voor de Zandse Indiëgangers is er een plaquette met namen aangebracht achter in de Zandse kerk. In totaal hebben er bijna tweehonderd Huissenaren dienst gedaan in Indië en Nieuw Guinea.

plaquette in de zandsekerk met zandse indiegangers coll. h.h. (Custom)

Afsluiting.

We zijn aan het eind gekomen van mijn verhaal. Ik ben dankbaar dat ik het allemaal nog beleven mag.

Opgemaakt door:

H.Hoen

Gesprek d.d. 14 april 2011 met:

Louis Tonk

Heerstrasse 76

53340 Meckenheim (Dld)

14 April 2011.